okselstaar

Ok, ik ga regelmatig even kijken. Uit noodzaak. Dat zou iemand anders in mijn situatie ook doen. Een mens dient immers te weten of er actie ondernomen moet worden.
Goed, kijk ik dus. Arm omhoog. Ik wrijf met m’n linkerwijsvinger over m’n huid. Voel ’t reliëf, tast af op reactie, kriebel, jeuk. & Staar dan vaak nog even.
Staren. Dat doet iedereen toch wel eens?
Ik wel. Ik staar mezelf de dag door. Hoewel mensen dat niet van mij zouden bevroeden.
Nee, terwijl ik & m’n gedachtes hordes lopen, struikelen, opkrabbelen, springen & duiken tegelijk, staar ik onbestemd voor me uit. Er lijkt niets aan de hand, maar dat is slechts buitenkant. Ik doorboor de spiegel bijkans met m’n blik. Alsof ik elk baardhaartje nog even moet tellen voor ik de dag begin.

Daar sta ik dan. Arm omhoog, vinger tastend onder de oksel, blik wezenloos.
Ik zou net zo goed met de vinger in de neus kunnen zitten, zo onnadenkend ben ik bezig. Nee, niet onnadenkend dus, maar totaal niet bezig met waar ik eigenlijk mee bezig was.
Afgeleid, diep weggevoerd, afwezig, dromerig, alles tegelijk.
& Tussen al die gedachtes door, & dat zijn er nogal wat, dermate veel dat je ze niet kunt benoemen, ook eigenlijk niet kunt bedenken waar ze over gaan, tussen die gedachtes door, schoot me opeens de vraag te binnen waarom ik alleen maar met m’n rechterarm omhoog stond.

Linkerarm omhoog.

Logisch toch. Je denkt. & Je doet. ’t Lichaam gehoorzaamt de geest wel. Impulsief misschien, de gekste dingen kunnen je zo overkomen, maar in deze omstandigheid was ’t risico niet al te groot. Voor de spiegel, op ’t toilet. In blote bast.
Ik dacht zelfs voor een kort moment: waarom heb ik dat nog niet eerder gedaan?
& Nu denk ik dat weerom.
Gewoon controleren of de rechterkant gelijk staat aan die van links.

Let wel, ik zeg niet dat beide zijdes precies gelijk aan elkander moeten zijn, ’t kan niet zo zijn dat elk haartje op m’n borst z’n gelijke aan de overkant heeft, dat je ’t mes midden in m’n lichaam kan zetten, van onder tot boven doorklieven & dmv spiegeling ’t ene deel tot een totaal geheel kan heropbouwen. Dat zou toch al te sterk zijn. Zo volledig gelijkend zijn de beide helften toch ook weer niet.
Daarnaast, een mens is links- dan wel rechtshandig. Waaruit blijkt dat de ene kant verder, of misschien anders ontwikkeld is.

Maar wat heeft okselhaar daar in godsnaam mee te maken?

Ik vond ’t al vreemd dat ik onder m’n linkeroksel niet regelmatig onder invloed van de hitte & bovenmatige zweetproductie geen last had van die kleine puntjes uitslag (‘Vreemd jeukend, een harde jeuk,’ probeerde ik ’t verschijnsel te illustreren voor m’n huisarts) die sinds enkele maanden m’n rechterkant in een bepaalde mate lastig vallen. Maar waarom is ‘t bos haar daar evenzo minder ontwikkeld?

Ik heb er nog nooit eerder naar gekeken. Ik heb niet eerder met beide armen opgeheven voor de spiegel gestaan. Ik heb m’n oksels nooit als een belangrijk onderdeel van m’n lichaam gezien. Ik ben er eigenlijk altijd vanuit gegaan dat beide oksels nagenoeg identiek waren. Ik ben ervan uitgegaan dat ik, met enige niet ter zake doende hier te verwaarlozen tekortkomingen, redelijk goed in elkaar zat. Goed productiejaar, redelijke bouw, correcte samenstelling, fraaie vormgeving, etc.
Maar nou blijk ik niet synchroon te zijn afgesteld. Links van rechts, & rechts van links.

Zou dat de basis zijn van zovele problemen in Zijperspace?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *