openluchtmuseum

’t Was vooral voor de trein dat we op tienertour gingen.
’t Mooiste plekje vonden we de klapstoeltjes bij de deuren. Daar konden we nog een beetje vrijelijk bewegen. We schoven de deuren naar de coupés dicht & gingen onze gang. Tot de conducteur ons woedend kwam waarschuwen dat als-ie nog 1 keer zou zien dat wij onze vingers tussen de sluitende deuren zouden steken, hij onmiddellijk de trein stil zou zetten & ons zou verwijderen.
We keken ‘m bedremmeld aan. Daarna naar de smerige voetstappen van de bouwvakker die net was binnengestapt. Toen naar de deze morgen nog gepoetste schoenen van de conducteur.
‘& Dan moeten jullie maar kijken hoe jullie thuis zullen komen,’ ging deze verder met z’n tirade, ‘want ik zal zorgen dat jullie de hele dag geen trein meer inkomen.’
De man vertrok & wij gingen weer op onze klapstoeltjes zitten. Een stoptrein Nijmegen & Oss moet dat zijn geweest. Geen idee meer hoe we daar verzeild waren geraakt.
Carel zei: ‘Je had je vingers te ver naar buiten gestoken.’
‘Nee, jij,’ zei ik.
‘Nee, jij,’ zei hij.
Nadat we de overstap in Oss hadden gemaakt, keken we bij elke tussenstop 1st even waar de conducteur zich bevond. Daarna mocht slechts 1 van ons zolang mogelijk de vingers tussen de sluitende deuren houden & op ’t laatste moment wegtrekken. De ander moest in de gaten houden of anderen ons spelletje niet zouden zien.
We lazen onderweg hooguit de folders van attracties. Onze stripboeken waren te groot om mee te nemen. Voor de rest keken we voor ons uit. Bestudeerden de medepassagiers. Daarom waren stoptreinen interessant. Dan kwamen ze vaker in- & uitlopen.
‘Stomme kop,’ luidde vaak ons commentaar.
‘Stom wijf.’
‘Stomme neus.’
Ontelbaar veel variaties wisten we te verzinnen.

Onderweg stapten we uit waar onze folders aangaven dat er iets te beleven viel. Folders die we verzameld hadden op voorgaande attracties. We selecteerden ze op kortingen die we konden verkrijgen dankzij onze tienertourkaart. Of anders namen we een gratis speeltuin met een spectaculaire voorziening. Ook gratis natuurlijk.
We moesten wel uitstappen; we moesten thuis vertellen wat we die dag beleefd hadden. Dan liepen we kriskras door de stad die we aandeden, op zoek naar de bezienswaardigheid uit de folder, om vooral een buskaartje uit te sparen. Tenzij tienertour ons recht gaf op een buskaartje, zoals bij bezoek van ’t Evoluon ’t geval was. Dan kochten we bij een snackbar een chocoladereep & een blikje cola dat we samen moesten delen.

We waren zuinig. Zoveel hadden we ook weer niet verdiend met ’t bollenpellen. Dat beetje konden we beter aan onze stripboeken besteden.
Dat we gratis ’t Rijksmuseum in mochten was een grote verrassing.
‘Zijn jullie met z’n 2tjes?’ vroeg een suppoost die toevallig langs de rij liep.
We hadden ‘m de vraag gesteld hoeveel een kaartje ons zou gaan kosten. Hoewel we hele dagen slechts met elkaar communiceerden durfden we dit soort vragen nog wel aan vreemden te stellen. ’t Ging immers om onze portemonnee.
We knikten & keken naar ‘m op.
We mochten onder ’t koord door & via de 2e ingang naar binnen.
‘M’n neefjes,’ zei de suppoost tegen z’n collega daar.
Vervolgens bukte hij zich weer voorover & benadrukte dat we vooral de Nachtwacht niet mochten missen.
Op onze rondgang kwamen we de man meermaals tegen. Dan vertelde hij ons snel waar we aandacht voor moesten hebben, wie Vermeer was, waar de schilderijen met verhalen over de griekse goden hingen, waar ik van zei te houden, waarom ’t licht in de schilderijen zo belangrijk was. & Toen hij ons uitgeput op een bankje midden in een zaal zag overleggen over wat nu te doen, wilde hij nog wel een keer een praatje met ons maken.
‘Rondvaartboot?’ vroeg-ie. ‘Hebben jullie de amsterdamse grachten al gezien?’
We knikten van vorig jaar al.
Een collega kwam erbij staan. Of hij nog wat leuks voor de jongens wist. Goedkoop ook, voegden wij er aan toe.
‘Ze kunnen naar ’t openluchtmuseum.’
Daar hadden we niets over gelezen in onze foldertjes. Wel van die van Enkhuizen. & Ook onze zogenaamde oom keek z’n collega vragend aan.
‘& ’t Ligt lekker vlakbij ’t station,’ ging de man verder.
Nu ging oom ook een lichtje branden.
‘Ja, links tegenover ’t station ligt ‘t,’ zei hij vrolijk lachend. ‘’t Grootste openluchtmuseum van Nederland. Helemaal gratis kun je daar alles zien. Als je maar nergens aan komt.’
We waren nieuwsgierig. Vroegen hoe we er makkelijk konden komen.
‘O, je gaat gewoon weer naar ’t station. Links ertegenover,’ werd herhaald, met nog steeds dezelfde vrolijke lach.
Carel & ik keken elkaar aan. Dat zou wel iets voor de middag zijn. Hoefden we niet zo lang in de trein te zitten voor weer een andere stad. Die trein begon inmiddels te vervelen.
‘& Als je ’t niet kunt vinden, dan kan je aan elke voorbijganger vragen waar de Roze buurt ligt.’
Tegenover ’t station gingen we naar links & konden ’t niet vinden. Geen buurt in ieder geval die op een openluchtmuseum leek.
Thuis vertelden we dat we nog 1 keer naar Amsterdam wilden. Want we hadden ’t openluchtmuseum gemist.
‘Doe dat dan volgend jaar maar,’ zei m’n moeder. ‘Want jullie zouden ook nog een keer langs Ome Carel gaan & hebben nog maar 1 dag reizen met je tienertour.’

We hebben ‘m nooit kunnen bezoeken in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *