brief van 10 jaar her (dl 3)

‘t Is alweer ½ 4. Ik begin nu eindelijk slaap te krijgen. Tot nu toe zit ik op de kussens tv te kijken, maar ik heb nu de radio aangezet. Ik denk nu aan het feit dat ik moeite heb met wachten. Ik heb er een hekel aan. Als ik dat doe, wil ik dat niet; ik wil het liefst slapen, maar weet dat ik desnoods de hele nacht wakker blijf, totdat hetgeen waar ik op wacht gebeurt.
Dus als je dit leest, moet je het me maar niet kwalijk nemen. Ik kan gewoon niet anders, omdat ik gewoon wakkeer blijf met warrelende gedachten. Een normale avond had ik om 12 uur al slaap gehad, en was ik voor 1 uur in slaap gevallen, maar nu krijg ik automaties pas rond deze tijd slaap.
En dan is het nog de vraag hoe laat ik dat daadwerkelijk in slaap weet om te zetten.

Ik heb op dit moment nog een half flesje Leeuw voor me staan. En onder het genot van een heel mooi nummer van Neil Young zal ik dat leegdrinken en me daarna te bed leggen.
Tegen die tijd zullen er wel vier andere nummers voorbij zijn gegaan.

Maar ik ben Mirjam tegengekomen, alsof ik contact heb gehad met het buitenaardse. Ik kan het niet geloven. Ik beschouw haar eigenlijk als de oorzaak van hoe het tot nu toe met mij gegaan is. Van de slechte dagen, periodes, de slechte liefdes, m’n frustraties. Maar dat is niet eerlijk.
Ik ben Ton, gevormd door vele anderen, ooit eens gelukkig.

Ton.
Zoals je wel begrijpt, was dit dus een belangrijke avond voor mij, en ik begrijp dat niet.

Ik geloof dat ze bij ‘t ochtendgloren kwam, samen met een vriendin die zou logeren. & Ik werd terstond wakker.
De relatie met Pam heeft nog enkele weken geduurd.
Mirjam heb ik nog 2 keer gezien, waarvan de laatste keer ong 8 jaar geleden.

We houden inmiddels niet meer van veranderingen in Zijperspace.

kleine jaap

‘Verdomme. ‘t Blijft gewoon bloeden.’
Westmalle komt binnen met dikke vegen bloed over z’n handen & gezicht.
‘Ik smeer ‘t helemaal uit over m’n gezicht,’ schijnt-ie m’n waarneming te willen bevestigen.

Vanochtend was-ie al binnengekomen met een jaap in z’n vinger omringd door geronnen bloed.
‘Wil je dat niet even schoonmaken?’ had ik ‘m aangeboden.
‘Ah, nee joh. ‘t Is maar een klein sneetje. Da’s zo weer weg.’

& Wederom neemt Westmalle m’n aanbod niet aan.
‘Man, spoel ‘t bloed er in ieder geval even af.’
‘Zal ik je wat pleisters geven?’
‘Ik haal wel wat wc-papier voor je.’

Dat laatste accepteert-ie uiteindelijk; van de rest wil-ie niks weten. Ik reik ‘m ‘t toilet-papier aan, waarbij ik een veeg van z’n bloed op een nagel krijg.

‘Kijk nou, ‘t is maar een klein sneetje! Maar elke keer als ik m’n hand in m’n zak stop, scheurt-ie open. Nee, ik hoef niks, ‘t is nu toch donker. Niemand ziet iets. Ik ben zo thuis.’

Ik spoel in ieder geval wel m’n nagel.

We gebruiken tenslotte niks in Zijperspace.

soms

Soms, als je heel goed luistert, aandachtig opgaat in ‘t geluid, meewaait met de adem, je eigen wezen even opzijschuift, plat gaat voor de beleving, tijdens dat ene moment van ieders onoplettendheid; ja, dan, soms:

Dan kan je aan de zucht van een vrouw horen dat nederlands niet haar moedertaal is.

& Wil je de echo daarvan horen in Zijperspace.

‘t gist

‘Wat een rotmandjes; de flesjes kunnen nogeneens blijven staan.’
‘Dat moet u ook niet proberen; ‘t is beter de flesjes neer te leggen.’
‘Dat doe ik zowiezo niet, dan komt al ‘t gist door ‘t bier.’
‘Oh, dat kan helemaal geen kwaad. Gist is gezond. ‘t Is een natuurlijk produkt.’
‘Dat kan wel kwaad. Dan kan ik ook hout gaan eten, want dat is ook een natuurlijk produkt. Je wordt van gist alleen maar veel dronkener.’

Op ‘t moment dat de man ‘t woordje ‘kwaad’ uitspreekt, hoor ik dat-ie in dezelfde gemoedstoestand verkeert als de betekenis van ‘t woord dat-ie net uitgesproken heeft. Een paar tellen houd ik m’n mond.

Ik beschouw ‘t echter als m’n taak dit soort hardnekkige sprookjes over bier de wereld uit te helpen.
Dus, na de stilte, waarin ik div andere handelingen in dienst van de goede man verricht: ‘Je wordt dronken van alcohol, niet van gist.’
‘Onzin. Dat spul gaat nagisten in je maag.’
‘Nee hoor. Die gistcellen leven niet lang in de maag van een mens, maar laten wel allerlei lichaamsgunstige stoffen achter, zoals bijv vitamine B & ijzer.’
‘Volgens mij niet. Bovendien smaakt ‘t smerig.’
”t Beïnvloedt een heel klein beetje de smaak. Maar u heeft gelijk als u ‘t niet wilt drinken. U moet natuurlijk niets drinken waar u geen trek in heeft.’

De heer verlaat ‘t gebouw. Hij laat de deur naar de ijzige kou open staan.

We proberen niets te weten in Zijperspace.

wereldnieuws

Bij aankomst op m’n werk rijdt een auto met aanhanger voorbij. Geheel in zeilen verpakt valt nog net een koets te herkennen. De achteropvolgende auto trekt de aanhanger voor paarden, waardoor dat beeld in ieder geval bevestigd wordt.
‘Zou dat ‘m zijn? Gaan ze nu al repeteren?’

1½ uur later komt een fotograaf gehaast voorbij lopen. Onze blikken treffen elkaar toevallig, waardoor hij besluit een vraag te stellen & op me toeloopt.
‘Zou ik misschien ff stroom van je kunnen trekken?’
De batterijen van z’n laptop waren bijna leeg, net op ‘t moment dat er een foto van de gouden koets richting ‘t Parool moet.

Ik geef ‘m de ruimte, zodat-ie z’n pasgeschoten foto’s kan bekijken, de beste kan selekteren & kan verzenden richting redaktie.
Terwijl dat laatste bezig is plaats te vinden moeten we de tijd met elkaar zien door te komen.
‘Zijn jullie op die dag eigenlijk open?’ vraagt de fotograaf. ‘We werken die dag met 5 man & 1 persoon is dan de hele tijd bezig met ‘t verspreiden van ‘t materiaal over de hele wereld. Daar hebben we dus een lokatie nodig zo dicht mogelijk bij ‘t paleis.’

‘Ah! Ik heb eigenlijk nog 10 minuten,’ merkt-ie op als ‘t overbrengen van de foto bijna is voltooid. Na afloop ervan sluit-ie de programma’s af, pakt z’n spullen bij elkaar & rent nog
wederom richting de Dam. Bij terugkomst zwaait-ie me nog ff gedag.

Van de buren krijg ik na 6-en de kranten die ze niet verkocht hebben. Ik lees vluchtig ‘t Parool. Er staat niets over de zojuist gearriveerde gouden koets.

Moeten we misschien toch maar zelf kijken in Zijperspace.

notitiecrash

‘t Voelde een beetje alsof m’n comp gecrasht was. Al m’n gegevens verloren, m’n verleden op delete. & Ik was nog geen 2 weken bezig met m’n notitieblokje.

Alsof opeens alles verloren was, speurde ik bijna doelloos door m’n huis. ‘t Kon niet op een andere plek liggen dan vlak naast de comp. Als ik ‘t op m’n werk had achtergelaten moest ik zo snel mogelijk de deur uit, want daar had niemand iets met m’n aantekeningen te maken.

Totaal onthand, ontdaan van m’n belevenissen & gedachten, hoewel ik ‘t grootste gedeelte me wel wist te herinneren. Maar wat heb je aan herinneringen als ‘t niet zwart op wit staat, ‘t bovendien de intentie van ‘t ‘nu’ ontbeert.

Rondjes door ‘t huis gelopen, van comp naar tv, van portemonnee naar gsm, van keuken naar fiets. Tot m’n notitieblokje zichzelf tevoorschijn toverde op de tafel, op de plek waar m’n avondmaaltijd had gestaan.

Maar waar is de achterkant van Zijperspace?

brief van 10 jaar her (dl 2)

(…)

Dit geheel maakt het toch moeilijker om op te schrijven wat ik van plan was te vertellen. Ik probeer te achterhalen wat op dit moment de oorzaak is van m’n depressiviteit van de laatste tijd. ik denk in ieder geval dat het gevoel dat ik ouder ben als de meeste mensen om me heen, en dus ook 9 jaar ouder dan jij, een belangrijke oorzaak is. Ik wil met die mensen omgaan, maar ondertussen knaagt het in mij dat ik op deze leeftijd ergens anders mee bezig had moeten zijn.
Al die mensen van vroeger hebben een baan; hun studie afgemaakt; zijn bezig met een karrière. Ik ben onderwijl nog maar net begonnen met een studie, waarvan ik bovendien bang ben dat die te hoog gegrepen is. Ik ben bang niet intelligent genoeg, dan wel niet vasthoudend genoeg te zijn om een univeritaire studie te volbrengen. Angst dus dat ik niet net zo goed ben als al die anderen, niet zo intelligent als anderen, terwijl ik wel de universiteit ben aangegaan. Ik ben bang dat het op een mislukking uitdraait, waardoor ik m’n leven lang niets zal bereiken, m’n doel uit het oog zal verliezen.

Wat me troost is dat ik ooit vader wil worden, maar dat verplicht mij weer een relatie te hebben met een vrouw die van me houdt. Een vrouw die het langdurig met me uithoudt. Dat maakt me weer afhankelijk van die relatie, want zonder haar liefde is zo’n toekomstbeeld ook niet mogelijk.

Natuurlijk zijn er nog meer redenen waarom ik me afhankelijk opstel tegenover jou en elke andere liefde, maar dat is voor nu te lang. Ik stop hier, of ik moet straks zin hebben om toch door te gaan met schrijven. Kusje, Ton.

Tot zo.

& Is nog steeds alles ‘t zelfde in Zijperspace?

kwaad

‘t Bonkt & ramt in m’n kop: ‘t mag niet; zo hoort ‘t niet; ik stop er mee. 39 stemmen schreeuwen in chaotisch koor.

42 dwingen me tot kalmte.
‘t Trilt, ‘t rammelt.

Ondertussen zijn we niet kwaad, maar woest in Zijperspace.

brief van 10 jaar her

Lieve Pam,

Ik heb de prullemand bekeken en zo te zien heb je m’n verkreukelde brief gevonden. Ik baal van die brief: melodramatiese aandachttrekkerij. Vanavond schrijf ik dus gewoon opnieuw, zodat ik het wat meer kan relativeren.

Ik kwam Mirjam tegen.

En prompt val ik dicht. Tenminste, na het schrijven van die zin. Ik was de hele avond al van plan om opnieuw aan jou te schrijven, maar toen ik Mirjam was tegengekomen, wist ik gewoon zeker dat díe zin erin zou komen. Ik zou daarna proberen te omschrijven hoe belangrijk het voor me is haar weer te zien en te spreken, maar daarna zou ik toch het eigenlijk bedoelde verhaal beginnen.

In ieder geval:
Ik kwam terug uit Den Helder, haalde m’n fiets op en wilde nog wat gaan doen. Ging dus naar capt. Zeppos, hoewel ik bang was jou daar te ontmoeten. Maar ik ging er van uit dat ik waarschijnlijk Jelle, waar ik al een maand naar op zoek ben, dan wel Roald zou ontmoeten.

Terwijl ik m’n fiets neerzette, kwam Mirjam naar buiten. Ik kon haar nog net herkennen. We hebben toen een uurtje met elkaar zitten praten. ‘t Is ongelovelijk, dat ik weer met haar heb gesproken. het meisje wat me al 10 jaar dwars zit. Ze vroeg me waarom ik haar zo graag wilde ontmoeten. Ik zei dat de relatie die we hadden de toon gezet heeft voor de manier waarop ik met meisjes en de liefde omga. Daarmee bedoel ik niet de manier waarop ik met vrouwen omga, maar de manier waarop ik mezelf afhankelijk maak van hun liefde, van hun aanwezigheid. Verder zei ze me dat ik, in plaats van naar het RIAGG te gaan, net als haar, maar eens in dagbehandeling moest gaan, zodat ik voor eens en altijd genezen zou zijn van de behoefte om in therapie te gaan.

Ik vroeg me nog af of ik haar adres, waar ze de komende drie weken zit, op moest schrijven, maar ik besloot dat het beter zou zijn als ik haar over drie jaar weer per ongeluk tegen het lijf zou lopen.

Voor de rest heb ik haar over m’n broers verteld, en over alle mensen die we vroeger allemaal kenden. Ik bleek verschrikkelijk veel over iedereen te weten, dus zei ze me dat ik een boek moest schrijven over al de vrienden van Ton. Ik zei nee, en bedacht ondertussen dat het boek wat ik nog steeds in m’n hoofd heb grotendeels gekoncentreerd is rond de liefde die ik vroeger voor haar had. Zij zou dus de enige persoon uit het verleden zijn die in dat boek mocht voorkomen.

(…)

Er vinden geen veranderingen plaats in Zijperspace.