Tipula

Mijn mailadres is openbaar. Ik moet immers mensen te woord kunnen staan die op de site van IVN-Amstelveen komen zoeken naar antwoorden over aangetroffen insecten. Of wellicht dat ze mee willen doen met ons groepje insectofielen als wij een bepaald gebiedje afspeuren naar van alles dat vliegt & kruipt & van 6 poten is voorzien.

Dus op een foto van een beestje met slechts 5 plus de uiteindelijke vraag wat dit zou kunnen zijn, antwoordde ik.

‘Dit is een langpootmug. Langpootmuggen hebben nogal eens de neiging om 1 van hun poten op te offeren als ze bedreigd worden. Liever een poot kwijt dan m’n leven, is ‘t motto.
Lanpootmuggen zijn over ‘t algemeen ‘slordige’ vliegers; ze walsen alsof lichtelijk beschonken op en neer en heen en weer door de begroeiing. Dat zorgt ervoor dat ze net even wat moeilijker te vangen zijn. En als dat toch mocht voorkomen, dan hebben ze nog een paar poten die ze op kunnen offeren.
Deze langpootmug is van de familie Tipula, hoogstwaarschijnlijk de soort Tipula confusa. ‘t Woord ‘tipula’ is afkomstig uit ‘t latijnse woord voor ‘waterspin’. Met de lange poten van dit soort muggen kan men zich daar wel iets als een schaatsenrijder (een insect dat zich op de oppervlakte van ‘t water voortbeweegt) bij voorstellen. ‘Confusa’ is met een beetje kennis van ‘t engels te duiden als ‘verward/verwarrend’; misschien dat dit duidt op de verwarrende vlucht van ‘t beestje.
Men heeft jammer genoeg nog geen nederlandse naam voor de soort bedacht.’

Vervolgens heb ik daar vriendelijke groeten aan toegevoegd.

De dame in kwestie liet me zojuist nog even weten dat ze, blijkbaar dankzij mijn verhaal, geen zorgen meer maakte over de langpootmug; waarschijnlijk zal ‘t, terwijl ze even niet oplette, met z’n 5 poten vrolijk ‘t leven weer in zijn gezwalkt.

Onderwijl quarantaine ik geduldig verder in Zijperspace.

Bron

Er is een man langs geweest. Hier, bij mij thuis.
Al vóór de deur had hij een masker op, van betere makelij & meer gezichtsomvattend dan de flubbertjes die ik uit een pak van 50 voor € 5,- heb liggen. Gemeente-instellingvoorschrift, dat zal ‘t wel zijn, waar ik voor ‘tzelfde doel geen belastinggeld uit mag geven.

& Terwijl ik met die man opliep, hem vóórliep eigenlijk, door de reeds nauwe gang die de ruimte met boekenkasten moest delen, bedacht ik dat ‘t alweer lang geleden was dat er een gemaskerd persoon hier binnen was getreden.
De man wiens antwoord op mijn tevreden glimlach ik niet kon zien, was desondanks de 1e aan wie ik dacht toen ik middernachts ‘t bericht te lezen kreeg dat ik positief was bevonden.

Gedoemd dus. Men zou mij nakijken voortaan, hoewel ik dat moest ervaren vanuit een hermetisch gesloten onderkomen. Niets naar binnen, niets naar buiten. De ademende partijen mochten zich niet mengen.

Deze man kon ‘t niet zijn die mijn last plaatsvervangend had kunnen dragen, schuld van mij ontschouderd. Die bovendien – een tijdsduur van mijn wachten tussen afspraak maken & hem daadwerkelijk hier aanwezig zien zijn – die 2 wachtweken vermorzelde door ‘t slot van de tuindeur in een letterlijke handomdraai weer sluitbaar maakte & er daarna ter vergelijking langer over deed om de gang richting terug buiten te doorkruizen.

Hij niet dus & ik had hem evenmin hebben kunnen bereiken. Hij zat opgesloten achter de telefoniste die de afsprakenmolen oliede voor de woningcorporatie. & Een mens heeft geen zin vrijwillig dezelfde foltering van steeds weer opdoemende doorkiesnummers te doorlopen om hét verhaal te moeten vertellen. ‘t Resultaat is dan vaak te horen krijgen dat daar een andere afdeling voor is, wat waarschijnlijk de telefoniste is die achter haar zit, maar daar kan ze nu even geen verbinding mee krijgen, ‘t spijt me, meneer.
Dat heb ik dus niet laten plaatsvinden.

& Waarom ik dit vertel tegen ogenschijnlijk niemand, over opgezadeld worden met een virus, waarvan ik dacht dat die me bijna onmogelijk treffen kon, de braafste jongen van de klas, hele dagen thuis of anders als eenling in de natuur, zoen noch knuffel gebezigd & slechts 1 keer in 2 besmettelijke weken geld gespendeerd aan kroegbier.
Een levenswijze die anderen zien als martelgang, ik vanzelfsprekend & geduldig draag. Zonder pijn overigens & me een heilige voelend evenmin.

‘t Is alleen de vraag die me warrelend lastig valt: kwam hij van links me slinks langszij, een kuchje, een zuchtende opmerking, een ijl spetterende lach, een adem die niet gehoord werd, etc.

Dat ik hier nu verplícht opgesloten zit in Zijperspace?

Bzzzzzz,ffffffffffffffffffffvvvvwww

Dit zou net zo goed een kist kunnen zijn, geplaatst in een veld, op een heuvel of een zwitserse alp. Een kist van redelijke proporties, ik moet er wel m’n deuren kunnen openen, de wc gebruiken, de was moeten doen.
Oja, dan de kelder nog, waar ik slechts bij noodzakelijke urgentie voorraad uit zou kunnen halen, of spullen op kan slaan die bovengronds te veel ruimte vergen.
Maar wat is ruimte nog, op genoemde zwitserse alp…

De verwarming, aangedreven door kleine ventilatoren ter verspreiding van de reeds opgewarmde lucht, zou de zelfstandig waaiende winden zijn die daar kilometers hoog de onverwachte hoeken moeten slechten van scherp kartelige rotsranden, ontsneeuwd geblazen, want zelfs vlokken houden ‘t daar niet lang uit. Geen grip.
Wel ruis.

Een hol universum, waar ik ooit heb geslapen. Nooit eerder, nooit later, meer meegemaakt dat er meer dan een eenheid van 4 – vader, broer, hütte-meisje die de boel ‘bewaakte’, & mijzelf – zich in een denkbeeldige kubus bevonden zo groot zonder een 5e mens in de wijde omtrek.
Hoogte, breedte, lengte, in kms uitgedrukt.

Hier ruist ‘t, gelijk zo op dit moment.

Dus de werkzaamheden bij de buren doen ietwat vervreemdend aan. Op dit tijdstip dat iedereen in de hütte geacht wordt te slapen. De bordjes aan de muur waren zonder duitse les goed als dusdanig te interpreteren. De instructies van ‘t hütte-meisje in ‘t reto-romaans evenzo.

Ze hebben een kind. Er zal aan een nieuw onderkomen voor dat jochie/meisje gewerkt moeten worden. Straks is ‘t groter, minder jankerig panikerend (zelfs dat dringt doorgaans niet door tot hier) vanwege honger of angst, & heeft ‘t geen constante oproepbaarheid van de ouders nodig.
Maar zij wel rust.
Dus vraag ik me, gestoord in m’n boek, af wat de bezigheden zijn om de bouw van een dergelijk zelfstandig onderkomen van de puk te realiseren.
Door de ruis klinkt wrijf, die de rust van m’n verwarming wegconcurreert.

‘t Zou een stukje zeep in een nat washandje kunnen zijn.
Spiegel ik mijn wc/douche/wastafel aan de muur naast m’n bank waar ik doorgaans boeken lees, dan is die handeling bij de buren zeker te plaatsen. Ik hoor de stromende douche nl ook regelmatig rond ‘tzelfde tijdstip.
Ik weet dat: ‘t sust als de ruis van de verwarming hier. Waarna ik een uur later wakker word, de inhoud van 2 blz geleden inmiddels vergeten.

‘t Is rustig hier. Er gebeurt niets.
Behalve dan een wrijf, een wrijven, van een kwartier geleden. Ik weet niet of ‘t me heeft doen dromen of dat ik hier daadwerkelijk typ: over wat voor geluid m’n buren zijn, hun kind incluis.
& Wie ben ik, in deze kubus, op een zwitserse alp, waar m’n vader & broer reeds slapen & de geschiedenis zich blijft voortzetten, zolang ‘t duurt.
Bzzzzzz,ffffffffffffffffffffvvvvwww…..

De thermostaat moet een tikje omhoog in Zijperspace.

Parkeerplek

Terwijl ik over de monding van een rivier lees, hoe mensen staan te kijken waar de schepen weg vlieden in oneindig horizon, of anders links, soms rechts ervan, besef ik me dat ik daarom mijn onzekerheid ben ontvlucht.
De auto’s op ‘t uitkijkpunt, diverse zelfs, op de rug van de dijk. Er is genoeg parkeergelegenheid voor de helderse burger om op de zee neer te kijken & de onstuimige wind die de golven beweegt over zich heen te laten gaan. Stilstaande auto’s, de mensen er binnenin gezeten, net zo stevig in hun stoel verankerd als de handrem die ze moet behoeden weg te waaien. Des te harder ‘t waaide (woei, woei, woei) ze minder beseften dat ze zich nimmer mee zouden laten vliegen op onstuimigheid van een passerende storm.

Dat waren de dijken, verderop heb je ‘t strand. Waarvan ‘t bijbehorende zand zich onmerkbaar traag verplaatst, tenzij je even weg bent geweest. Dat zie je pas als je terugkomt & de bikini’s, tijdens afwezigheid opnieuw geïntroduceerd, stappen dichter richting dijk zijn gekomen. Mannetjes hun ijverig volgend; die volgzaamheid is in ieder geval niet veranderd.
‘t Is bedekt dijk. Zand heeft ‘t zicht erop gedeeltelijk ontnomen.

Na bezoek nam m’n vader Opa & Oma mee, nog even voor hij ze voor hun huis afzette. Zien hoe de Lange Jaap de schuimspetters van de stormgolven deed oplichten. De koplampen van de auto gingen slechts bij mooi weer uit. Om ‘t spel mee te spelen.
Later Oma alleen. Dan waren de lichten, de flitsen, nog belangrijker. Waarschijnlijk ‘t enige wat haar staar-ogen nog van ‘t spektakel konden zien.

Je was dom als je jezelf had opgedrongen mee te rijden. Weliswaar kreeg je de plek naast chauffeur Pa toebedeeld (Opa had achterin meer ruimte voor z’n been & wandelstok, Oma – na Opa’s verscheiden – hoefde later dan niet in de riem, als ik de smoezen van Pa goed heb onthouden; de ‘s middags reeds herhaalde gesprekken werden er in ieder geval korter van), maar dat gaf je nog geen vrijbrief bovenop de dijk naar buiten te gaan.
‘We gaan zo weer verder.’
Waarbij we nagenoeg geruisloos & nachtelijk blind de wind & de golven moesten genieten. Geen wild ruizend riet, geen spetters, geen golf in oor. Slechts geflikker van een spaarzaam weerspiegelende Lange Jaap.
4 Keer kort, de pauzes, 1 keer lang. Daartussenin zat de mogelijkheid om te genieten van geweld.

Daar hoefde ik niet voor in Den Helder te blijven. De onbedekte borsten van ‘t strand waren naar elders vertrokken. Ik probeerde liever hen te volgen dan auto te leren rijden om stil te kunnen turen over onzichtbaar zee, met een toefje flikkerend schuim.

Pa & Ma achterin Zijperspace.

Ze

Ze heeft me rust gebracht, in korte tijd.
Haar ademhaling bestaat slechts uit zuchten van berusting of, 1 op 12, aandachttrekkerij. Dat ik er weer op uit moet, richting openbare toilet. Dáár waar ik haar verblijf aldaar opnieuw op moet schonen, in zoverre niet vloeiend vertaald, met plastic zakjes, wat ik al lang niet zelf heb gebruikt. Of: slechts zelden als 1e consument.

Nu ligt ze bij ‘t gordijn, vangt een vleugje wind op, ter koeling van ontwende warmteverwennerij. Terwijl ik me afvraag hoe ik zonder die luxe zou kunnen.
Ik loop de keuken in, via de gang, een weg van 2 deuren. Pak wat ik nodig heb & vind haar terug achter ‘t, voor haar, 1e obstakel.
Ze heeft een neus; ik kan me honden uit m’n jeugd herinneren die moeiteloos, zoals ik tegenwoordig routineus flesjes bier ontdop, hun weg kozen bij kierende deuren, met 1, misschien 2 wippen van hun kleinere gok.
Ik kan me niet herinneren wat haar voorgangers zochten, maar zij zoekt mij. Vertaald als verlangen van ‘vergeet mij niet’, of ‘ik moet ook’, anders ‘gaan we al?’.
Ik droom geluidloos traag naar ‘ik hou van jou’. & Berust gelijkertijd in wat dan ook voor antwoord.

Bij ‘t gordijn, waar ze nu ligt, hoor ik haar adem ruizen over ‘t tapijt. Zo mild stotend regelmatig, gelijkmoedig, als een regelmatige zucht, kalmerend ritme. Waar ik haar 1st niet hoorde, toen ze achter de boekenkasten zich verschool, onder de in onbruik zijnde lage tafel. In die lege ruimte waar nog geen boeken kunnen staan.
Ik waan me kind, van de leeftijd van hutten, geheime gangen & onzichtbaarheid; ontwikkel begrip. Ik wil daar zijn, waar zij me nu kort brengt, waar ik rust vind.
Want hoewel ik haar zwartharig lichaam moeilijk in mijn donker kan zien, slechts wat ik wil lezen schijnt, is de ruis om me heen (om haar heen) zelden in dergelijk weldadig tempo vertaald.

Een zucht klinkt. Ze draait zich om & mijmert me wakker.

Niets meer dan visite in Zijperspace.

Twintig min acht

Een enkele keer komt ‘t me voor dat iets tijd nodig heeft om verhaal te worden. Een soort van sudderen tussendoor de verschillende hersendelen, waarbij de gebeurtenis of de gedachte synapsen moet passeren & traag druppelend uiteindelijk in een niet vermoed deel ervan moet geraken om daar tot een zekere wasdom te komen.
Iets dergelijks dan toch.

Zoals toen ik op weg was naar ‘t Geuzenbos, met vaag in m’n achterhoofd dat ‘t wel eens niets zou worden. Al dagen thuis gebivakkeerd, in 1e instantie enkele dagen bij regen, waarna dit gedrag routine werd & de zon me slechts voor boodschappen naar buiten kon lokken.
Dat vergde nog veel voorbereiding: aanbiedingen doorstruinen, routes uitstippelen (Appie => Jumbo => Lidl) om hun allemaal dankzij m’n koopjesjacht & grote opslagmogelijkheid in de vriezer veel verlies te laten lijden. Terwijl ik eigenlijk vooral de wens had om opnieuw in ‘t midden van groen te staan. Met buzz & zoem, plus antennes die feromonen aftasten naar een taal die mij weer kon doen afvragen hoeveel onbegrip ik nog te gaan had voor ik eindelijk iets wist.
Ik had net Edward Wilson gelezen. Vertellend hoe hij een manier had gevonden om de te achterhalen welke taal mieren spraken & hoe groot hun woordenschat was. Wat voor mij zoveel betekende als dat ik natuur inhuizig had gemaakt & bij gebrek aan zelfstandig ontdekkingen doen ‘t daar graag bij wilde laten, me daarom in tegenstelling daarmee te willen laten leiden door woorden die daarover geschreven stonden. Of ze anders zelf moest noteren.
Maar ik kon moeilijk nogmaals schrijven over bijv ‘t beleggen van m’n brood.

Geuzenbos dus. Een plek waarvan ik me niet bewust was voor afgelopen winterseizoen, dat toen in ‘t teken van korstmossen. Weer eens als een verbazing van hoe-, wat- & waartoe-vragen die zich niet in woorden lieten vangen. Een soort van gonzen in m’n hoofd als een lichte koorts die vast op een nooit bewust meegemaakte delirium moest lijken. Bevangen, hyperfocus, maar tegelijkertijd ook niet de échte antwoorden willen vinden.
Korstmoskoorts.
Maar die manie werd gesmoord door menige teleurstelling dat ik niet had gevonden wat ik aan Waarneming.nl had doorgegeven. Juist de zeldzame of de zeer zeldzame exemplaren hadden vernietigend effect op m’n enthousiasme dankzij de correcties van de ware experts.

‘t Was weer eens tijd daar terug te keren. Voorbij de kou, voorbij ‘t korstmosseizoen, bovendien uit angst door mezelf veroordeeld te worden tot eeuwige opsluiting, buiten mijn noodzakelijke uitstapjes naar de supers.

Daar sprongen schapen over de afrastering, zoals je je alleen voor kan stellen in afwachting van zich uitgestellende dromen. De 2 eigenaars, van redelijke leeftijd & niet heel gemakkelijk ter been, hadden speciale stokken in de hand om aan de schapenhielen te haken om die springerigheid drastisch in te tomen. Een hond assisteerde hen daarbij, plus nog 2 aanmoedigend vanachter de gesloten ramen van de geparkeerde auto.
Of ik naast de reeds ingeschakelde vrouw kon helpen met mijn aanwezigheid, vroeg ik.
Graag.
Dus ging ik staan waar de schapen mogelijk heen wilden gaan. & De eigenaars met hond probeerden ze richting de juiste plek te manoeuvreren. Zoals later bleek om ze op hun rug te draaien, weg te slepen & uiteindelijk gehoorzaam met ze mee te laten lopen naar ‘t terrein waar ze wel mochten verblijven. Een valse, opgewonden hond had ze daar verdreven, de toegesnelde politie met extra personeelsinzet had ze vervolgens achter de afrastering bij de schotse hooglanders opgesloten.

Dit is geen verhaal, ziet u. ‘t Is slechts een registratie van wat er gebeurde; verre van een ‘gebeurtenis’. Een noodzaak anderen te helpen, maar bovenal me te laten herbeleven hoe ik ooit door een kudde van minstens 100 schaap groot achterna gezeten ben. Ze hadden de indruk eten van mij te zullen krijgen, ‘t was blijkbaar de tijd van de dag, waar ik ‘t idee kreeg dat als dat uitbleef er kleine stukjes van m’n hielen, kuiten, nog hangende hand met begeleidende vingerkoten achter zouden blijven in ‘t weiland als ik niet binnen 1 seconde al die lichaamonderdelen ‘t hek over kreeg.

Dat zou moeilijk typen zijn geweest in Zijperspace.

Twintig min negen

Eigenlijk kloppen de titels natuurlijk niet. Er zit hooguit een middernachtelijke logica in. Van toen ik bedacht dat ik toch aandacht aan de verjaardag moest besteden. Net wakker geworden uit de eerder genoemde dut. Boek ergens op m’n schoot.

Ik kan ‘t evengoed wel een beetje verklaren. In een poging zo kort mogelijk: twintig staat voor de leeftijd van Zijperspace de komende nacht & dat aftellen van 12 naar 1 staat voor ‘t aantal posts die ik wil plaatsen vooraleer ‘t officiële moment zo rond een uur of 1.30 aanbreekt.
Nee, geen vol uur. Net zoals mijn eigen verjaring op stipt 10 over half 9 ‘s ochtends plaats heeft. Mijn moeder vertelde me dat: de zuster had ‘t ter plekke genoteerd.
Hoewel ik niet weet of ze daadwerkelijk naar een klok kon kijken op dat moment. M’n moeder zal wel wat aandacht nodig gehad hebben. & Er was ook nog een baby aanwezig dat aan ‘t janken gezet moest worden om ‘t echte leven in ‘t lichaam te laten ontwaken.
Zoiets.

Zijperspace is geboren vlak voor de wereld een opdonder kreeg. Die van de mensen dan, de dieren hebben er niet al te veel van opgemerkt, ‘t gros daarvan.
Een paar vliegtuigen die zich in gebouwen boorden. Opschudding & een heleboel honger naar beelden om de zucht naar beantwoorde vragen te sussen.
Weblogs werden plots tot hét medium gebombardeerd. Snel, persoonlijk, in ‘t midden van ‘t web. & Daar maakte ik reeds 2 dagen deel van uit.
Ik dacht al veel meegemaakt te hebben, die 1e 2 dagen, maar plots leek dat speeltje iets heel serieus geworden. Flauwe grappen of olijke teksten waren even niet mogelijk.
Aanpassen was gemakkelijk; ik wist toch nog niet welke kant ik op zou gaan. Ja, schrijven. Vanaf ‘t beëindigen van de Kinderbijbel op 7-jarige leeftijd was dat m’n doel.
Wat ik echter moest doen met beelden van mensen die door trappenhuizen van die hoge gebouwen afdaalden, waarbij ‘t maar de vraag was of ze ‘t uiteindelijk levend gehaald hadden, daar kon ik hooguit verwondering uit laten klinken.
Ik kon me evengoed niet voorstellen dat men naar iemand wilde luisteren die slechts dergelijke vraagtekens af kon vuren, waar andere bloggers strooiden met de daadwerkelijke filmpjes die ze bij elkaar sleepten van overal & nergens.

Wat me ‘t meeste bij bleef waren uiteindelijk de beelden van een groepje mensen dat richting een lift schoof, waarbij 1 man een shirt aan had dat naam & logo toonde van de bierwinkel waar ik werkte.
Ik dolenthousiast dat iemand in de Twins bij mij in de winkel was geweest, Amsterdam meets ‘t middelpunt van al ‘t nieuws in de vorm van een bierwinkelshirt.
Pas later besefte ik dat men vooral niet de lift had moeten nemen tijdens die gebeurtenis.

Zijperspace ging daarna nog een tijdje door, maar de rest is geschiedenis.

Twintig min tien

Opgestaan.
Geen centje pijn.
‘t Kan een nadeel zijn met een boek op de bank in slaap te vallen, zoals me vaak gebeurd, maar ‘t zorgt bij mij wel vaak voor een middernachtelijke helderheid (nee, ik ga ‘t niet vergelijken met een flonkerende sterrenhemel aan mijn hersenfirmament). Dat resulteert dan plots tot enkele uren activiteit, die me, in tegenstelling tot die dut, ‘t verkleinwoord hoewel een enkele keer juist wél van toepassing, kan ik hierbij beter achterwege houden, geconcentreerd achter beeldscherm laat keutelen. Of achter ‘tzelfde boek dat me eerder in slaap gesukkeld had (maar daar ga ik verder niet op in; dat heeft eerder iets van een wederkerige relatie tussen boek & mij waarbij de kip/ei-kwestie sterk van zich doet spreken, maar geen 1-duidig antwoord zal oplever, hooguit een zweem zal krijgen van oeverloos gezwets).

Ik had ook zojuist meteen m’n dagelijkse plunje aan kunnen trekken & voor de super kunnen kiezen. Ik hanteer de laatste tijd nl de theorie dat je ‘t beste bij opening op koopjesjacht kunt gaan. De uiteindelijke bewaarheid is enigszins afhankelijk van voor welke super je die bewuste ochtend hebt gekozen, want ‘t personeelsbeleid mbt vakkenvullers & kortingstickerplakkers wil nog wel eens schelen van automatisch openende schuifdeur tot zo’n zelfde schuifdeur met een ander logo.
Appie bijv begint meestal pas rond 10-en met ‘t uitleggen van de dagelijkse korting over de artikelen. Bij Jumbo zijn ze er de dag ervoor, vlak voor sluiting vermoed ik, al mee begonnen.
Die laatste is stiekem mijn favoriet, maar Appie kan op een gelukkig moment bezocht worden waarbij de gehele vriezer & de komende dagplanning maagdelijk gevuld kan worden met 35 %-bestickerde onderdelen van de verschillende maaltijden.
Dergelijke bezoekjes moet ik dus plannen, liefste de dag ervoor al. Want een teleurstelling bij de 1, kan een zegetocht bij de andere betekenen, met zelfs de reservetas beladen vol.

Nou probeer ik me vandaag wel een beetje te laten leiden door wat ik gedurende deze dag zoal aan wetenswaardigs kan vertellen mbt ‘t bestaan van Zijperspace, welke functie dit gegeven uitoefent op mijn dagelijkse doen & dan specifieker op de 24 uur voorafgaande op ‘t middernachtelijke moment dat de oudst geschreven woorden alhier hun 20e jaar ingaan.
Hoewel ik daarbij eerlijkheidshalve moet bekennen dat nou juist die woorden niet meer onder ons zijn. Ze zullen vast nog ergens in de digi-sfeer rondwaren, maar feit is dat ze de reis van Zijperspace.blogspot.com naar Zijperspace.nl niet hebben volbracht. Volgens mijn niet al te technisch denkraam in deze moet ‘t zo zijn gekomen dat enkele posts zich niet op de juiste manier wilden laten converteren. Niet uit onwil, maar eerder onmacht.

Een treurige gedachte wellicht bij afsluiting van dit 3e stuk tekst ter voorbereiding op ‘t historische moment, maar ik heb er 19 jaar plus 10½e maand over kunnen doen om ‘t te verwerken. & Aangezien ik toen nog niet precies wist hoe ik me op een leesbare manier moest verwoorden, met enige samenhang voor de noodzakelijke herkenbaarheid, tegelijk beantwoordend aan een bepaald beeld dat ik van mezelf wilde schapen, kan ik er inmiddels niet echt rouwig over zijn dat deze woorden de toenmalige verhuizing naar dit adres (script zo men wil, als men Twintig min twaalf heeft gelezen) niet hebben overleefd.

De ochtendpillen zijn onderwijl geslikt, de broden dienen ontdooid in Zijperspace; wordt vervolgd bedoel ik maar…

Twintig min elf

Daar heb ik zojuist besloten om toch nog maar even door te gaan. Een volgend bier, desnoods een film, maar liever nog een vervolg op m’n relaas van de dag ‘ervoor’.
‘t Zorgt er gelijk voor dat de powerbank die ‘t licht verzorgde voor de buitenvoorstelling van vlinders, in staat wordt gesteld zichzelf op te laden voor een volgend optreden morgenavond.
Wat me gelijk doet beseffen dat 12 teksten vol krassen met out-of-the-blue-toetsenschrijfsels omdat ik zonodig hecht aan cijfers & hun wederkerende zogenaamde betekenis, misschien wel een beetje overdreven & wellicht moeilijk haalbaar is.
Goed dat m’n keel aankondigde dat de geleste dorst nog meer dorst deed oproepen. Dat hoeft men mij maar 1 keer te zeggen.

Hoewel ik wel enigszins last had daarnet van de maaltijd die ik mezelf vanavond had bereid, buik- & inwendigborrelwijs.
Ik had ‘t vlinderlicht al vroeg aangezet, zodat ik ‘t zogenaamde roerbakken (die uitdrukking begint bij mij al bij ‘t met een pollepel omslaan van ‘t reeds gebakkene maar nog niet totaal gare) plezierig kon combineren met af & toe gluren of er al iets op ‘t doek gebeurde. Doorgaans betekent een dergelijke optie voor afwisseling tussen keuken & andere activiteiten dat ik een constante neiging tot controle krijg. Controle om te zien of ‘t al smaakt. Of controle of ‘t inmiddels net zo lekker is als de voorlaatste check.
De duimreflex die me in mijn jeugd is bijgebracht, puur menselijk instinct is me later wijs gemaakt, heb ik al decennia-lang vervangen voor de pollepel of de latere spatel. Speciaal waar deze nodig was voor ‘t rond, plat & lichtelijk gebruind verschijnen van een pannenkoek op ‘t bord. ‘t Maakte daarbij niet uit of de meelsoep, zoals ‘t mengsel er in mijn ogen uitzag, reeds in gestolde toestand in de steelpan lag of zich nog in de ongebakken voorfase in de beslagkom bevond: alles wat maar eetbaar kon zijn diende in mijn mond terecht te komen.
Op vroege leeftijd heb ik ergens gelezen dat de egyptenaren de duimreflex zagen als een teken van (voortschrijdende) wijsheid. Een innerlijk proces van reflectie & ‘t internaliseren van spontaan voorbij komende vragen.
Maar waarschijnlijk gebruikten zij andere woorden daarvoor. Ik beschouwde ‘t als een goed excuus om snel m’n mond open te doen als zich, naast pannenkoeken, frieten van patat zich dicht in de buurt van m’n mond bevonden.
Om dit beeld compleet te maken dient men zich daar een grote hoeveelheid saus in een prettige samenstelling van mayo, ketchup & sambal bij voorstellen.

En dit geschreven hebbende, bedenk ik dat niets zo vreugdevol morgen kan zijn dan mij morgen te trakteren op een rit over 1 van de bruggen van Amsterdam, een brug die strandt tussen Oost & Noord, om daar een dergelijk iets, zonder de ketchup tegenwoordig, in m’n mond te proppen, 2 of 3 frietstukjes tegelijk. Zoals sinds mijn pannenkoekenjeugd gebruikelijk.

Ik ben alleen bang dat ik daar niet aan toekom, want ook morgen wachten vlinders op mij. Plus nog 10 stukken tekst, zoals eerder beloofd.

Spijt nadert met rasse schreden in Zijperspace.

Twintig min twaalf

Ik heb ‘t leeslicht zojuist uitgezet, terwijl ‘t buitenlicht nog wel even blijft schijnen. Die laatste moet z’n werk blijven doen tot ik besluit naar bed te gaan. M’n uv-bril ligt in de keuken klaar voor een laatste inspectie. Hoewel m’n hoop op een pijlstaart in m’n tuin al lang geleden is vervlogen. Lang geleden, in ‘t perspectief van 3 jaar vlinders met ledlampjes lokkend.
‘t Blauw dat door de gordijnen glinstert knikt bevestigend.
Ik mag verder.

‘t Is 20 jaar geleden straks, 24 uur scheidt tóen nog slechts van ‘t moment nú. Plus die 20 jaar dus, voor de mindere verstaander.
Daar reken ik mezelf toe, als ik dit had moeten aanhoren. Ik was onderweg dit relaas waarschijnlijk al ergens tijdens m’n eigen weg van van tevoren ingenomen veronderstellingen linksaf geslagen, terwijl de logica toch echt een doorgaande weg rechtdoor had aangewezen. Alle pijlen stonden die kant op, maar m’n in m’n leven vanzelfsprekende onrust had alvast linksaf afgetast & aangezien ‘t daar er helemaal niet verkeerd uitzag, een pad vol mogelijkheden, vooronderstelt dat dit bij rechts & rechtdoor vast niet ‘t geval zou zijn. ‘t Verhaal klonk zo al mooi genoeg.
Of verontrustend, zo u wilt. Voor hen die niet behept zijn met deze vaag omschreven afwijking. Maar onderhuids alhier constant aanwezig.

Morgen 20 Jaar plus 24 uur geleden deelde ik via een vroeg chatmedium aan m’n vaste middernachtelijke contact mede dat ik een blog zou beginnen. Waar we toen nog, hier in dat kleine clubje in nederland dat zou kunnen begrijpen wat ik bedoelde, ‘we’ voor plaatsten: een weblog.
‘Zou  je dat nou wel doen?’ werd gevraagd.
Ja, dat zou ik wel doen.
Ik wist alleen nog niet zo goed hoe.

Voordat je een film begint, zelfs docu’s hebben hier mee te maken, dien je een script te kunnen overleggen. Zonder dat is er weinig vertrouwen in welslagen.
Aangezien er nog geen script voor blogs was uitgevonden, begon men gewoon. & Dan maar kijken waar ‘t strandt.
Of anders: hoe ‘t zich perongelukkerwijs voort lijkt te zetten. De formule, script zo men wil, als van een documentaire die de ontwikkelingen volgt & z’n (sub)script daarop aanpast.

Mijn subscript heeft zich behoorlijk aangepast, natuurlijk vooral in die beginfase, & zich ondertussen (misschien wel lang geleden, zou men kunnen zeggen) verankerd in een lofzang van ‘t zelf, specifiek: mijzelf.
Waarbij men dat toevoegsel ‘lof’ waarschijnlijk wel kan schrappen.
Hoewel ik daar tegelijkertijd bij hoor te verzuchten: wie ben ik om dat te bepalen?
Maar dat ‘zelf’ best met hoofdletters geschreven zou kunnen worden, daar zijn we ‘t vast wel over eens.

Zelf, u bent ondertussen wel bekend met deze uitdrukking, ben ik van mening dat ik vooral gepoogd heb dit weblog ‘literair’ te maken.
Aangezien ik geen ander constant onderwerp wist waar ik ook maar enige literaire waarde uit te voorschijn kon toveren dat zich over een langere periode als zodanig zou kunnen doen gelden, dan mijn, ikzelf, ‘t lichaam, m’n afwijkingen, m’n stoelgang & de daar aan voorafgaande eetgewoontes (verschillend van maal tot maal), m’n wanen, m’n verliefdheden & de onvermijdelijke burn-out (om maar enkele terugkerende onderwerpen te noemen), heb ik ‘mezelf’ maar als constante aangehouden. Zodat lezers, óf zoals die in de weblogwereld al snel in de tot wasdom groeiende periode tot bezoekers werden gedevalueerd, wisten wat ze aan mij & m’n Zijperspace zouden hebben.

Ik had me voorgenomen om lang voordat ‘t punt van morgen, m’n 20e verjaardag, zou aanbreken, in een lange reeks, een thematische serie posts van weerspiegeling, bezinning, viering & mogelijk zelfs terugzien op ontwikkeling, als een continue vooraankondiging van ‘t jubileum (niets zo leuk als de voorpret behalve dan een stevige ejaculatie) aan te kleden.
Maar aangezien ik niet wist wat ik daarna moest doen, m’n script was weer eens niet bijtijds af zeg maar, heb ik door uitstel, constante uit- & bij twijfel afstel, besloten om ‘t er op neer te laten komen dat ik de komende 24 uur 12 posts vol ga schrijven.

Ik zie wel wat ‘t toetsenbord daar van kan breien.
Ik heb er alle vertrouwen in, want hij & z’n voorgangers hebben me zelden teleurgesteld.

Laat de woordenvloed in Zijperspace dit tot bewijs hiertoe zijn.