Parkeren

Tijdens ‘t parkeren kom ik Robert tegen. We ontmoeten elkanders blik. Hij schuldbewust maar met een sussend sausje over z’n blik dat ik toch evengoed wel mag herkennen.
‘Hé,’ komt er uit m’n mond.
Ik draag er een onbekommerde glimlach bij. Die van vrolijk gefietst; blij dat ik stil sta.
Hij lacht me gedag. Hij lijkt gewend dit soort ontmoetingen op deze manier te vergoelijken.
‘O sorry,’ voeg ik er maar aan toe, ‘ik ken je van je boeken.’

Hij gaat door met zijn fiets volladen, ik met die van mij ordenen, alsook de rugzak, zodat ik klaar ben om in de supermarkt vol te laden.
Daar gaat zeker een halve minuut mee gemoeid.
Vlak voordat hij kan vertrekken passeer ik ‘m uiteindelijk.
‘Ik heb enkele boeken van je gelezen,’ kan ik toch niet laten te zeggen. ‘Ik heb ze erg kunnen waarderen.’
Terwijl ik op de jongen afloop die er op toeziet dat iedereen een winkelwagen ter hand neemt, lacht hij me nogmaals toe, zegt: ‘Dank je,’ & bestijgt z’n transportfiets.
De jongen van de supermarkt veegt ‘t karretje nog een laatste maal Coronavrij voordat-ie ‘m mijn kant op duwt & vraagt: ‘Hard gefietst?’
‘O nee, ik zweet altijd heel snel.’
Ik weet wat ‘t is om lastig gevallen te worden.

Evengoed bestaat langzaam fietsen niet in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *