puinruimen (1)

‘Kim, kom even,’ zei & gebaarde ik.
Met een gezicht die noodzaak tot handelen probeerde uit te drukken.
‘Oh, hè!’ deed ’t gezicht van Kim, gelijk met haar mond & liep omstandig achter me aan.
Een klant had me 10 minuten eerder er op geattendeerd dat er iemand op de wc hing. Met waarschijnlijk de nadruk op ‘hing’, wist-ie te melden, gezien de vreemde manier van gaan richting toilet.
‘Shit,’ zei ik, ‘kan ik weer de kots opruimen.’
Ik nam snel een kijkje op de toiletten. De deur van de heren zat op slot. Dat kon van alles zijn. Dat zou ik later wel zien.
Waarna ik 10 minuten lang ‘t vooruitzicht ’t boeltje schoon te moeten maken stelselmatig uit m’n gedachten bande. Ik had nog wel wat andere klanten die ik bij sluitingstijd de deur uit te werken had. Wellicht dat ’t probleem zichzelf ook op zou lossen.

De deur zat nog steeds op slot toen ik terugkwam.
‘Shit.’
Mijn favoriete woord in dit soort omstandigheden. ’t Omschrijft niet alleen de gemoedsstemming, ook de omgeving waar ’t door bepaald wordt.
Ik klopte op de deur. Liet er een luid ‘Hé!’ op volgen.
Een zacht zuchten.
‘Hallo! Wat ben je aan ’t doen?’
Alsof ik ’t niet wist. Ik kon me er wel een voorstelling van maken. Hoewel ik er niet aan moest denken als die voorstelling niet ’t geval mocht zijn.
Ik klopte nogmaals. Nu enkele keren achter elkaar. Hard.
Ik hoorde een poging de keel op een drastische manier te schrapen. Mompelde zelf m’n favoriete stopwoord van deze situatie erbij. Om toch een beetje in ’t ritme van ’t moment te blijven.
De nog hardere methode, besloot ik. Zonder scrupules, ditmaal.
Terwijl ik keihard op de deur bonkte, zei ik: ‘Kom op, zeg. We zijn al 10 minuten dicht. Kom van die pot af. Of ik maak zelf de deur open.’
Met veel uitroeptekens riep ik dat.
‘Wat zeg je, Ton?’ riep Kim van boven.
‘Niks,’ riep ik terug. ‘Ik heb ’t tegen de jongen die hier op de wc zit opgesloten.’
Kim dacht in dezelfde favoriete woorden als ik, wist ik op dat moment.
Ik stond daar, met een emmertje sop, dweil er in, handschoenen voor ’t onder handen nemen van de verschillende wc-potten al aan. Ik had zelfs de steel van de mop in m’n rechterhand gereed. Gedachteloos. Ik kon er nog niks mee.
‘Maak in ieder geval die deur even open,’ riep ik naar de jongen. ‘Dan weet ik wat er aan de hand is.’
Geen reactie, slechts een kreunen. Een zwakke poging z’n maaginhoud omhoog te krijgen.

Ik kwam weer beneden. Kim achter me aan ditmaal. Een mes in m’n knuist gereed. Daar zou ik ’t slot wel even mee opendraaien. Een goede barman kan elk toiletslot open krijgen. Hij zal wel moeten, bedacht ik.
’t Slot was er echter al af. Rood was wit geworden.
‘Ah, hij is open,’ zuchtte ik ½ naar Kim.
Ik opende de deur.
Embryohouding noemen ze dat. Alleen raar dat je dan zo dicht bij die pisgeur wil hangen, verwonderde ik mezelf. Z’n wang hing steun zoekend op de rand van de pot. ’t Was blijkbaar ’t enige deel van z’n lichaam dat nog kracht bezat. Waar hij alle kracht die er nog restte in had gestopt. Om vooral nog welgemikt niet buiten de rand over te kunnen geven.
Ik moest slechts denken aan de schaamharen die ik op diezelfde plek altijd bij ’t verschonen van de plees pleeg te vinden. Daar wordt een mens nuchter van, besefte ik me. ’t Zette me aan tot actie. Ik kon die jongen niet al te lang in z’n eigen schaamte laten hangen.
Dus zei ik: ‘Kim, ik pak ‘m op. Als jij achter me blijft staan voor eventuele ondersteuning.’
& Zo deed ik.
‘Kom op, lopen,’ dirigeerde ik ’t slap hangende lichaam, waar ik eerder op de dag nog een geest in vermoedde, & duwde hem tree voor tree de trap op.

Dit wordt te lang, dat vraagt om een vervolg in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *