Zit ik hier met 1 vingertoploze handschoen, in de laatzomer, juist aan de hand die geen last heeft van ‘verkoeling’, slechte doorbloeding, oudemanskwaalverstoring, Raynaud, wtf de naam van de man was die dat alles verklaarbaar heeft gemaakt.
Maar oplossing: nee.
De vingertoploze handschoen weg. Met vergetelijkheid overal in mijn huis wezen zoeken, zoals te doen gebruikelijk als iets dierbaars kwijt, de vergetelheid (positief klinkend zusje van voorstaande) weer eens onwelkom omarmd, de angst dat de wereld niet kan bestaan zonder ’t mogelijk geleden verlies.
De Winter, koning van de kou, nog niet eens begonnen.
Ik troost die trieste vinger rechterkant met een wrijfsessie van 5 seconden.
Een noodzakelijk gebruik evengoed van hem laten, laten in zijn lot, nog een keer, met verdenkeringen, zodat de warmtesessies nog wat langer kunnen duren. Ik in mezelf kan treden, de materie los, de bedroefdheid, of zorgzaamheid, om ’t verlies van (werkelijk) contact.
Denk onderwijl aan m’n fysio waar ik goede gespreksessies mee had. Zij mijn zorgen goeddeels wegwreef. We de taal leerden kennen (zij waarschijnlijk al meermaals gelauwerd daarvoor) van handen tegen lijf, & daar over onbekommerd praten.
Want ook dat was genezing van waar ik mogelijk aan leed.
Mijn Raynaud evengoed nooit met haar besproken. Je moet niet alles aan fysio’s voorleggen. Er dient een hoofddoel bepaald zijn, waar mogelijk resultaat geboekt kan worden.
Zij was daar logischerwijs leidend in. Mijn kreunen, soms steunen, waren na gezamenlijk overleg de afslagen die wellicht genomen moesten worden.
Evengoed zit daar veel geheugen in. Die vinger, bepaalt best een groot deel van wat ik denk meegemaakt te hebben. Neem voornoemde fysio: ze wist meer over mijn vriendin dan dat vriendin zich besefte. Wat ze zelf deed. Die laatste dan. Waar dat toe ging leiden.
Lang verhaal, voor een deel elders beschreven.
Maar wat m’n hele lichaam, ’t hele zootje, momenteel doet, kan fysio niet meer herstellen. Haar praktijk is opgeheven, zeg maar verbannen door een grijpgrage huurbaas. Maar ik heb met haar te doen omdat haar handen me in de ondertussen toenmaals moe leken. De botten plus de vellen op haar handen.
Mijzelf onderwijl proberen samen te rapen, in bunkers schuilen, botten strekken, boeken lezen, woorden in brein laten cirkelen. ’t Systeem zien te vertragen.
Mijzelf verdichten. Zien waar een punt moet staan.
Open zijn in Zijperspace gelijkertijd.