Ik was vergeten op te letten bij t bord met de aankondiging van de trein die ik nam. Hoeveel keer stoppen ‘t zou duren. Maar t zou toch wel goed komen. Zoals alles uiteindelijk altijd wel goed komt als ik onderweg ben. Ook in t buitenland. Ik moest denken aan de treinreizen in t buitenland. & De angst voor de conducteur die zou gaan zeggen dat ik in de verkeerde trein zat. Dat dat in boete zou resulteren.
In Nederland kan me dat niet zoveel schelen. Wat kan mij nou in Nederland gebeuren?
Maar nu in Santpoort-Zuid. t Juiste station. Een verlaten station. Op 5 uitstappende reizigers na.
Voor me uit liepen 2 meisjes t perron af. & Een oud stel was in de verte van de lange trein druk bezig hun koffers uit te laden. De conductrice keek hoelang t nog zou duren.
Toen ik passeerde pakte de man de laatste koffer van zn vrouw aan. Ze keken elkaar vertwijfeld aan op t moment dat alles op t perron stond. Ik keerde af & toe om, om te kijken of t ging. De man stond met zn hoofd iets naar beneden. In de richting van de bukkende beweging straks. Om ze op te pakken. Zoveel mogelijk tegelijk, kon je m zien denken.
Ik stopte. & Liep toch weer door. Waarom vreemde mensen lastig vallen? Misschien zouden ze t wel bedreigend vinden. Misschien zag ik er wel vreemd uit. Zouden ze bang zijn een koffer kwijt te raken aan een hard wegrennende man.
Maar waarom ook niet?
Ik liep de 20 meter weer terug.
Kan ik misschien iets dragen?
De glimlach van de man was veel jonger dan zn manier van dragen.
Das heel aardig.
De vrouw keek ook opgelucht, maar nog steeds licht bezorgd.
Neem jij deze dan maar, zei de man, terwijl hij de rest opraapte.
Zn vrouw had enkele tassen om de schouders.
Gaat t? vroeg-ie aan zn vrouw.
Na 3 passen liep ze al achter. Ze knikte van maak je nou maar niet bezorgd. & Een beetje stoer waar hij al aan gewend leek.
We hebben weer veel te veel meegenomen, wendde man zich tot mij. Elke keer weer. We weten t van te voren. Toch doen we t.
Ik droeg een kleine groene koffer, die ik me niet zo zwaar had kunnen voorstellen. Stiekem kwamen er gedachtes over een archeologisch echtpaar bij me op. Ik fantaseerde stenen in de koffer. & Een professor naast me lopend.
We moeten tot bij de brievenbus.
Welke brievenbus?
Ik zag er geen.
O, om t hoekje van t stationshuis. Naast de parkeerplaats.
De man lachte. Ik kon zien dat t een knappe man was geweest.
Waar zijn jullie geweest?
Italië. Verschrikkelijk warm. Boven de 40°.
Ja, hier was t ook warm. Vreselijk. Ik kan er niet tegen, tegen die hitte.
Ik vind t heerlijk, warmte. Maar echt handig is t ook weer niet als je bij 35° s nachts moet slapen.
We hoorden de vrouw achter ons aan sloffen. Ze leek moeilijk te lopen.
Gaat t? vroeg haar man nogmaals.
Ja, hoor.
Zelfde stoere blik die bij haar man verried dat ze elkaar al eeuwen kenden.
Voor de rest van de weg heb je niet zoveel last van die zware koffers. Bij t vliegtuig gaat t allemaal wel.
Daar heb je karretjes, vulde ik aan.
De laatste meters zijn uiteindelijk t moeilijkst.
Ik glimlachte om de grappige constatering.
Zet hier maar neer.
We stonden aan t randje van t parkeerterrein. Om de hoek van t gebouwtje waar ik de koffer tegenaan zette, zag ik nog net t rood van de brievenbus.
Ik loop nu naar de auto. Die hebben we 100 meter verderop gezet.
Zo! zei ik terwijl ik weer rechtop ging staan. Dan mag u me nu helpen met mij de weg wijzen.
Ik haalde mn aantekeningen tevoorschijn.
De bloemendaalsestraatweg, las ik voor.
Dat weet mn vrouw wel.
Die was net aan de laatste meters bezig.
Marie, waar ligt de bloemendaalsestraatweg?
Die is daar. Daar waar die auto nu naar rechts gaat.
Goed dat ik t aan u heb gevraagd. Want ik was naar de andere kant van t spoor gelopen.
We lachten als afscheid. & De man zei nog een bedankt.
Wel thuis, zei ik ouderwets.
Ik vond t wel bij hun leeftijd passen.
Ik voelde in mn broekzak. Om op mn mobiel te kijken hoe laat t was. Maar die had de reis richting Beverwijk met de trein voortgezet.
Steeds verder weg verwijderde deze zich van Zijperspace, zodat ik voortaan onbereikbaar was.