Simpel

Laat ’t eenvoudig zijn, dit bericht. Deze tekst eigenlijk, immers niet een schrijven uit een zogenaamd koninkrijk.
Laat ’t zijn wat ’t is.

Dat ik mensen niet na-wuif; gedag zeggen voldoet. Ik hoor ’t gritten van ’t grindpad al lang voordat ze op fiets of lopend bij mij aangekomen zijn. Hun fiets- of voetsporen over ’t me tegemoetkomend pad als een voorspelling van de ontmoeting blootleggend.
Ik probeer dan mijn lezen te plannen. Een zin tot aan de punt af te maken. Zodat mijn hoofd zich opheft in volle bereidheid niet een kluizenaar op deze bank te zijn.
Een glimlach, een hallo of hai, al naar gelang mij de ontmoeting of behoefte aan variatie mij ingeeft.
Leeftijd heeft er soms ook wel mee te maken, of de manier waarop ik denk dat iemand zich afsluit voor de ‘Dag’-communicatie van niet alleen te zijn, want we weten beiden dat er meerdere mensheden hier aanwezig zijn.

’t Niet-alleen-te-zijn is wellicht wat overdreven. Want passerend over dit pad, deze route, betekent immers dat je ervoor gekozen hebt. ’t Zitten erlangs, op een bankje net zo goed.
Maar ik kan niet zwijgen, negeren van andermans voorbijgang. Tenzij een volkomen van mij wegziende blik.

Dan moet ’t wel te maken hebben met 2 opgevulde oren met muziek of een podcast, een hond of paard die aandacht nodig heeft, of voor hun de aanblik van een agressief of lelijk pokdalig gezicht dat ik zeker weten niet uitstraal.

Ik heb ergens geleerd tijdens mijn jeugd, toen Den Helder nog een dorpse volume had, de van der Hamstraat daar de kleine buurtuitvoering van was, met om de hoek reddingsheldenmonumenten, onze buurman een laatste loot ervan, dat je vooral altijd elkaar moest groeten.
Gedag als in ‘goedendag’. Toen ‘Hai’ nog niet bestond, maar ‘G’morgen’ wel. Je van je moeder belletjetrek bij de gepensioneerde vissermanbuurman mocht doen om hem een gebakken schol te leveren. De vuilnismannen een bak koffie kregen geserveerd, die ze met 1 voet tegen de muur tussen buur & ons kwamen genieten. M’n moeder om de hoek van de deur informerend of er nog een koekje bij moest worden geserveerd.
‘O, dankuwel, mevrouwtje.’
Waarop ons kinders een aai over de bol kregen van de vuilnismannen die ’t dichtst bij onze deur stonden. De zon stralend, de koffie geurend, de verhalen van vissen & vuilnisbakken over & weer gaand. Volgende week zou er een kleine voorraad vis voor hun klaarstaan, zie buurman.

Waarna wij, of anders 1 van de broers, een zakje, een bordje, een zoetigheidje, langs moesten brengen bij hiernaast. We vervolgens aan hun tafel moesten zitten. Wie weet kregen we 7-up, of was dat nog te vroeg in de tijd van mijn herinnering & was ’t limonade met water. & Wisten we, ook al was je daar hooguit met 1 broer, dat we dankuwel na afloop moesten zeggen.
’t Glas niet half leeg moesten laten staan.

’t Zou immers meer gratis vis vers van de havenveiling opleveren. Een aai over de kop van buurman, een gratis oppasbeurt van buuv, een grijns vooral, een lik op onze snuit van hond Itam tegelijk, bij elke lik een onmogelijkheid z’n naam te vergeten. & Vooral dat weet ik me ’t best.

Een lange tong die verhaaltjes afrondt in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *