slem

Je kent ‘m toch nog wel? Tuurlijk ken je ‘m nog. Volgens mij heb je bij ‘m in de klas gezeten. Moet in de 1e zijn geweest. Later kwamen we ‘m weer tegen, weet je nog, toen was-ie aan ’t blowen. Dag in dag uit. Die ken je toch nog wel?
Lem! Maar we noemden ‘m Slem.
Gingen altijd goede verhalen over de ronde. Was op de lagere school al. Hij was dat jochie met een zeemleren lap aan. Zo’n zwitsers broekje. Hoog opgetrokken. Zeiden je ouders dat ’t jou ook goed zou staan. Jij huilen. Hoefde ’t opeens van je ouders niet meer. Geen 1e communie met een zeemleren lap aan je kont.
Maar later ook, hoor. Altijd goede verhalen. Dat je dacht dat je er in bleef hangen. Op school was-ie degene die op een onverklaarbare manier een knikker in z’n neus vast had zitten. Of ’t krijtje van de kwade leraar in z’n mond geworpen kreeg.
Zei de leraar: ‘Geef dat krijtje terug.’
& Hij zei niks. Hij kon niets zeggen. Dat krijtje zat vast. Hoofdmeester erbij gehaald. Die heeft ‘m zo’n beetje ’t ziekenhuis in geslagen door zogenaamd op z’n rug te kloppen.
Hij deed niks, maar iedereen was kwaad op ‘m. Alle leraren.
Nee, toen later, toen Mariek bij ‘m in kwam wonen. Toen was-ie elke dag stoned. Maar hij zag er nog net zo braaf uit als op die foto, die klassenfoto van jou. Ik weet nog dat we bij jou op de bank zaten & voor je moeder alle namen noemden. & Je vader ondertussen noteren.
‘Is dat Lembert van de Singel?’
‘Ja,’ zeiden wij in koor. ‘Slem!’
& Dan begonnen we meteen te lachen.
Je kon niet anders. Ook niet als Mariek weer vertelde wat ‘m nou weer overkomen was.
Hij had bij alle buren een sleutel achtergelaten, vertelde ze. Alle buren. Maar nadat-ie al elke buur in de flat diep in de nacht een keertje wakker had gemaakt, had de buur naast ‘m gezegd dat-ie voortaan maar tot ’t ochtenduur moest wachten met hen wakker maken. Dat ze best begrepen dat-ie de sleutel niet kon vinden, maar zij hadden ook rust nodig. & De kinderen, of-ie ook ff aan de kinderen wilde denken.
Dus besloot-ie maar om ’t ruitje in te slaan. Zo’n klein ruitje. Wel mooi glas-in-lood, dat wel. Heeft-ie ’t grootste stukje glas uitgekozen & er op geslagen.
Wel zachtjes, vertelde Mariek, hij had wel geprobeerd ’t zachtjes te doen. Want hij wilde die kinderen van de buren niet weer wakker maken.
Toen heeft-ie dus z’n polsen doorgesneden. Kwam met z’n pols in ’t glas terecht. ’t Hele huis besmeurd met bloed. Tot aan de keukenkastjes, waar de handdoeken lagen.
’t Rook er de volgende ochtend zelfs naar bloed, zei Mariek, ze wist niet dat je bloed kon ruiken. Ze heeft ‘m ½ bewusteloos naar ’t ziekenhuis gebracht.
Ach joh, dat je die verhalen helemaal niet kent. Ook van toen-ie ’s nachts een vreetkick had. Van al dat blowen wilde hij soms alleen nog diep in de nacht iets lekkers eten. Dan wilde hij zelfs niet stoppen. Maar altijd vet, hè, altijd vet. Een mayonaisepot, grote maat, was binnen een week op, als Mariek ‘m niet verstopt had op haar kamer.
Was-ie op een keer zo stoned & dronken tegelijk, dat-ie met z’n zatte kop boven ’t gasfornuis in slaap viel. Sjaal in de fik, maar hij had niets door. Mariek vond ‘m met z’n jas & alles aan, maar met een sjaal om die tot vlak bij z’n kin was weggesmeuld. Hij had helemaal niets doorgehad, vertelde hij.
Een week later vond ze ‘m weer op de vloer van de keuken. Wist-ie zich alleen nog te herinneren dat-ie op zoek was geweest naar een brokje stuf dat-ie voor zichzelf verstopt had. Waarschijnlijk was-ie op ’t aanrecht geklommen, vertelde Mariek, want bovenop ’t kastje daarboven stopte hij altijd spullen weg. Bovendien lag de hele inhoud van de kast rondom hem heen verspreid. Al ’t servies. Helemaal in gruzelementen. Ze hebben een week lang uit de pannen moeten eten. Toen kreeg Slem ’t oude servies van z’n ouders.
Je kon ‘t ‘m ook niet kwalijk nemen. Hij had zo’n onnozel gezicht. Dan zei hij ‘Hè?’ & je dacht ’t zelf ook. Hoe kan dat nou? Even daarvoor had-ie nog wat in z’n handen & ’t volgende moment was ’t weg.
‘Hè?’
Maar toen z’n vriendin ’t uitmaakte… O, dat wist je zeker ook niet. Dat-ie op een gegeven moment een vriendin had. Toen ging alles goed. Een tijdje dan.
Maar toen kwam-ie plots bij me, ik stond te werken, of ik soms een kamer voor ‘m wist. Hij kon geen kant op. Z’n vriendin had ‘m er uit gezet. Uit z’n eigen huis. Omdat ze ‘m niet meer kon vertrouwen. & Ja, hij was ook stom geweest. Hij had nooit smack moeten gebruiken. Maar ’t was de 1e keer, weet je, zei hij. Hij had wel trek in nog een keer, dat zei hij ook, maar hij wilde toch zeker z’n vriendin niet kwijt.
& Ik geloofde ‘m, hoor, maar ik kon ‘m toch niet helpen.
Toen hoorde ik later dat-ie zelfmoord had willen plegen. Tijdens een vakantie in Griekenland. Ja, in Griekenland. Hij was er speciaal naar toe gereisd. Wilde eigenlijk niet meer terugkomen.
Denk je, dat is leuk: Griekenland. Mooi, lekker, zonnig, maar juist dan wil die Slem dus zelfmoord plegen.
Heeft-ie een winkelwagentje van een supermarkt mee de berg opgesleept. Moet-ie uren over gedaan hebben. & Toen-ie eindelijk aan de top was, toen is-ie er in gesprongen. Vlak bij een klein ravijntje. Dacht-ie dat-ie daar in zou storten. Roetsjend over de asfaltweg.
Hij ging er naar beneden, met een ongelooflijke vaart. Dat vertelde hij dus, hè. Dat vertelde hij.
Maar omdat-ie zich de weken ervoor uit liefdesverdriet helemaal volgevreten had, brak ’t wieltje af. Onder z’n gewicht, weet je wel.
Kwam-ie stil te liggen voor ’t randje van ’t ravijn. Enkele meters door z’n vaart over ’t asfalt gesleurd. Hele gezicht kapot. & Dat niet alleen.
Maar ’t karretje had ’t wel gehaald. Daar was-ie dus uitgeslingerd. Karretje lag onderaan de berg, onderin ’t ravijn. Vertelde die ziekenbroeder ‘m later dan, hè. Dat vertelde die ziekenbroeder.
Maar hij kreeg na ’t ziekenhuis wel een gratis vlucht naar huis. Dat geloof je toch niet, hè. Komt-ie toch gratis thuis. Áltijd bij hem. Dat geloof je toch niet? Toen is-ie maar weer gaan werken. Want anders werd-ie toch alleen maar dik.

Nooit meer gezien in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *