Sprokkel

Ik sprokkel de woorden voordat ik ze schrijf. Ik moet spaarzaam zijn, ze moeten klinken in helder- & zuinigheid. De juiste brandblokken die zuurstof gulzig ademen.

Lang niet altijd natuurlijk. Meestal te gretig om wat woorden te laten klinken. Straten met een paar zinnen te betegelen, onbeteugeld, terwijl beteerde paden tegenwoordig auto’s laten zoeven & hun banden tot zoveel mogelijk zwijgzaamheid dwingt.
Zodat ’t niet als erg klinkt. Ruikt. Of ademt. De keel beklemt.
Nooit gelukt overigens; weinig toekomst daar. Veel van ander verlies tegelijk net zo.

Ik had als ridder in geharnast uniform op zandvlak ’t 1e toernooi verloren. Als vervangend schildknaap hadden ze mij per ongeluk met lans geraakt.
Me als heks of anderszins verwerpelijk geradbraakt. Als ik daar was geweest natuurlijk.

Maar ik sprokkel de warmte, houtblokken zouden ze dat noemen toen. Een bezoek in ’t woud waar de afgezonderden leefden. Dat er geen behoefte aan begrijpen was, maar meer een aanwezig zijn.
Een houtvuur, je eigen bijdrage, een homp vlees, wat gesprokkeld kruid, blad,  knekels & kruidsels, wat ’t land maar voortbracht, alles zonder commentaar.

Daar verzamel ik brokken hout, ook versteende woorden, die langs de vuurkring warmte kunnen vasthouden. Waar je jezelf beschrijft. & De rook zorgt dat ’t nog langer in de lucht blijft, de adem wellicht verdrijft, tot zolang de woordengolf stroomt.

Voor zoet slapen gaan in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *