statie

Ze staan daar plots met z’n 2-en. Fust tussen hen in.
Ik kijk om de klant voor me heen. Even inspecteren. Een snelle blik terug naar de klant om aan te geven dat ik gewoon met hem door zal gaan. M’n handen doen in ieder geval hun best.
‘Hebben jullie een tapje gehuurd?’ vraag ik aan de jongens.
‘Nee,’ luidt ’t antwoord.
Ik frons & maak snel af waar ik mee bezig ben, neem geld in ontvangst, geef wisselgeld & kijk vervolgens hoe lang de rij nog is die nog staat te wachten.
‘Nee,’ gaat de jongen met krullen door, ‘ik kom alleen een fust terugbrengen.’
‘Heb je een bon?’ vraag ik.
‘Bon?’
‘Als we een fust verkopen zeggen we altijd dat je ’t fust alleen kunt terugbrengen als je de bon meeneemt.’
‘Hij staat al 3 jaar in m’n kelder.’
Ik kijk sluiks naar ’t fust. Inschatten of ’t bij ons vandaan kan komen. Afkomstig van brouwerij H. Daar hebben we nog nooit in gehandeld.
‘We hebben een afspraak met andere winkels hier in de buurt dat we geen fusten aannemen zonder dat de verkoopbon getoond wordt.’
‘Die heb ik nu niet meer. Maar ik heb ‘m hier wel gekocht.’
‘Maar dat moet ik zeker weten. Daarom zeggen we altijd heel duidelijk dat je die bon moet bewaren.’
Ik kijk even om me heen. 4 Klanten staan te wachten. Ik doe ze een lachje cadeau, ten teken dat dit zo voorbij is. Dat m’n ervaring zegt dat ‘t er makkelijk even snel tussendoor kan.
Vervolgens kijk ik weer naar de jongen van ’t fust. Schat ook de jongen naast ‘m in, die ‘m geholpen heeft ’t fust hiernaartoe te sjouwen.
Ze zien er keurig uit. Waarschijnlijk hebben ze ’t fust nog over van een studentenfeestje van toen ze nog tot die categorie behoorden. Maar dat studentenfeestje heeft niet dankzij ons plaatsgevonden. Dan hadden ze ander bier geschonken.
‘Zo’n bon bewaar ik natuurlijk niet 3 jaar lang in m’n portemonnee,’ zegt de jongen met de krullen. ‘& Ik heb ‘m toch echt bij jullie gekocht.’
Niet waar, denk ik bij mezelf, maar zeg ervoor in de plaats: ‘Wij hebben gewoon in ’t verleden slechte ervaringen gehad met mensen die fusten terug kwamen brengen. Daarom hebben we die afspraak gemaakt dat iedereen een bon moest laten zien.’
De jongen zucht lichtjes. Hij is een beetje moe van ’t fust deze kant op brengen, ook al had-ie assistentie. Hij is ook moe van zoveel tegenstand.
‘Hij staat een beetje in de weg bij mij. Ik ben m’n kelder een aan ’t opruimen & ik moet er gewoon vanaf.’
‘Ja, dan moet je ‘m brengen waar je ‘m vandaan hebt gehaald.’
‘Ja, da’s toch hier, zeg ik.’
‘Nee, dat kan niet,’ kom ik nu met de troef die ik achter de hand had gehouden, ‘want wij doen niet in bier van brouwerij H.’
‘Ik heb ‘m toch echt hier gekocht.’
‘Nee, want we hebben nog nooit een fust van H. verkocht,’ zeg ik nog stelliger.
Nu heb ik de klanten in de rij ook achter me, weet ik. ’t Is maar wat dapper om als enige in ’t land geen bier van H. te verkopen.
‘Ik moet er gewoon vanaf. Desnoods hoef ik er geen geld voor, als ik ‘m maar hier kan achterlaten.’
Oeps, daar boort-ie even € 30,- door m’n neus. Juist nu ik niet meer terug kan. Ik was standvastig, nu moet ik standvastig blijven. Ook al is dat ten koste van € 30,- gratis statiegeld.
‘Nee, sorry,’ zeg ik met rechte rug, me bewust van m’n heldenrol voor ’t bierliefhebbend publiek in de rij voor m’n kassa, ‘als je een bon had gehad, dan was er niets aan de hand.’
Hij geeft de moed op & reikt z’n hand naar ’t fust. De andere jongen evenzo. Ze pakken ‘m op & keren zich naar de uitgang.
‘Dan breng ik ‘m wel naar een andere winkel.’
‘Ik hoop voor je dat ’t lukt.’
Maar eigenlijk hoop ik dat niet. Ik heb plots een grote hekel aan de jongen die me even heeft weten te verleiden € 30,- met niets te laten verdienen.

Daar wil men niet rijk mee worden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *