stoerigheid

’t Mogen tegenwoordig alleen maar Bert & Ernie-pleisters zijn. Of die van Jip & Janneke. Onder ’t mom van we hebben ze hier liggen voor de kinderen, sieren de volwassenen zich ermee in geval ze denken dat ze voor hun eigen imago van volgroeide mens die geen behoefte heeft aan bedekking van een plekje waar toevallig een beetje pijn achter schuilt beter geen pleister hadden kunnen gebruiken. Dat geeft zo’n extra cachet van: ik heb alleen maar een pleister om weer ‘ns lekker kinderachtig te doen, om toe te geven aan de oerdriften die ik sinds m’n jeugd heb verbannen uit m’n emotionele beleving.
Je moet er dus goed over nadenken voordat je er 1 gebruikt. Ik bof nog dat ik achter de bar sta. Dan vinden mensen ’t hygiënisch in geval van bloed. Komt doordat we nog steeds in ’t Aids-tijdperk leven. Alles wat rood kleurt mag niet in contact komen met de andere mens. Een barman met een wondje mag geen glazen spoelen.
Maar als je bijvoorbeeld een stukje huid bij de nagel hebt, dat lastig uitsteekt & overal achter blijft hangen, dan vinden mensen ’t kinderachtigheidgehalte van ’t omdoen van een pleister te hoog.
Van de week zat er een jongen aan de bar de hele tijd z’n wang met een stukje zakdoek te deppen. Hij had blijkbaar z’n vingers niet kunnen weerhouden van ’t openkrabben van een puistje. ’t Doekje zag redelijk rood. Hij was al op de wc geweest om de ergste schade te verdoezelen. ’t Mocht echter niet baten, bleek bij terugkomst.
Nou had die jongen ook een litteken in z’n gezicht, waardoor ik onbewust minder medelijden met ‘m kreeg. Dat lijkt toch mee te werken. Was ’t een schone dame geweest, dan had ik waarschijnlijk de ganse avond ’t doekje voor haar vastgehouden & meermaals verschoond bovendien.
Ik stond op een gegeven moment op ’t punt de jongen te vragen of-ie misschien een pleister behoefde. Daar hebben wij genoeg van immers. Zwaar noodzakelijk materiaal in onze professie. Maar toen ik bedacht dat-ie ’t dan schuin onder z’n mond moest plakken, ongeveer rechtsonder de mondhoek, op ongeveer 1 cm afstand ervan, & daar vervolgens toch een uur mee rond zou moeten lopen, dat ‘m dat dan geheel geen contact op zou leveren, wat aardig zielig zou zijn, omdat tot op dat moment de barman de enige was die enkele woorden met hem gewisseld had (‘Zeg ’t maar.’ ‘Doe maar een pilsje.’ ‘Alsjeblieft. € 1,50, Alsjeblieft.’ ‘Dankjewel.’ ‘Dankjewel.’), want hij had al een litteken & nu zou ook nog zo’n oubollig vleeskleurige, doch duidelijk zichtbare, pleister op z’n aangezicht moeten prijken, daar versier je geen vrouwen mee, zeker niet gezien ’t feit dat er onder een pleister, zoals eenieder weet, zich bloed bevindt.
Men weet dat reeds onder de huid bloed zich begeeft door meterslange kanalen die men wel aders noemt; een dun laagje huid schermt ’t menselijk lichaam af van leeglopen, maar een pleister geeft aan dat er reeds een beschadiging heeft plaatsgevonden & o wee, als dat beschermend laagje zich voordoet op ’t moment dat men in contact met een ander komt. Zeker als ’t materiaal zich bevindt op een in ’t oog springende plek als ’t vooraanzicht, dichtbij een plek dat bij ’t contact tussen elkander, de communicatie zogezegd, de hele tijd de aandacht trekt, omdat ’t een voorwaarde is dat deze beweegt om ’t contact te bewerkstelligen.
Volgt men mij nog? Kort gezegd: men kan beter geen pleister gebruiken bij wonden in ’t gelaat. Dat staat niet.
Dus heb ik de jongen, hoewel hij een beetje onbeholpen met z’n inmiddels rode zakdoek pogingen deed te deppen & te stelpen, geen pleister aangeboden.
Lijden mag wel, maar dan moet ’t met een grote ‘L’ van een kinderachtige pleister met tekeningetjes van Bert, Ernie, Jip, dan wel Janneke.
Zeer eigenwijs, deze morgen, ik had er genoeg van, maar voelde toch enige irritatie jegens alle vooroordelen, gedragscodes, stevige-hollandse-jongen-boerenstoerigheid, ben ik toch maar gezwicht voor mijn eigen ingeving over wat op dat moment beter zou zijn. Waar ik me lekkerder bij zou voelen. Wat me minder ongemak zou opleveren.
Dus pakte ik expres de stevige desinfecterende pleisters uit mijn medicijnkastje (onder m’n wasbak in de keuken; dit in geval men bij bezoek aan mijn huis voor een zelfde soort opgedrongen gevoel van schaamte komt te staan, maar toch zwaar behoefte heeft maatregelen te nemen, aangezien men ’t niet meer houdt van eigen kleinzerigheid), die bij nadere inspectie nog nooit eerder door mij gebruikt bleek te zijn, wat te merken was aan ’t feit dat alle strookjes pleister verzameld in ’t doosje geheel volledig tot aan ’t randje van de verpakking staken, trok m’n broek naar beneden (natuurlijk buiten ’t zicht van de achterburen)(maar nu ik ’t heb over ’t naar beneden trekken van m’n broek, bedenk ik me tevens dat ik ook nog een heel ander verhaal moet vertellen, wil men zo vriendelijk zijn mij hier ter zijner tijd aan te herinneren?), probeerde ’t irritante puistje (als ik m’n hand in m’n broekzak stak, voelde ’t alsof naaldjes vanuit die broekzak m’n been in staken) nog enigszins tussen nagels te pletten, zonder resultaat, & plakte een strookje pleister eroverheen.
Nu zal men zeggen: dit is een stukje leukoplast dat geheel buiten ’t waarnemingsvermogen van derden valt, aangezien de broek er waarschijnlijk weer overheen is gedrapeerd zo gauw jij de deur verlaat, maar toch vind ik zelf deze maatregel van een dergelijk gehalte dat ’t voorbij de stoerigheid & opgedrongen stevige hollandse jongensmentaliteit gaat waarmee men hier in ’t ondermaanse wordt opgevoed, dat ik ’t toch niet onvermeld mocht laten.

’t Zij gezegd, alhier in Zijperspace (gelieve ’t niet te willen controleren).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *