stripheld

Ik zou me inmiddels al een meter diep in de rondte moeten zijn gelopen, mag ik afgaan op wat er in ‘t verleden zoal met striphelden is gebeurd. Eeuwig ‘tzelfde stukje aarde betreden, immer dezelfde omgang, continu mijmerend over een onoverkomelijk probleem waar zich geen oplossing voor voordoet. Of ‘t kwam ook wel voor dat dat drentelen een betere manier van wachten leek. Beter dan wortel schieten in m’n bureaustoel.

Wachten.
‘t Had god onze lieve heer niet mogen behagen dat concept op de wereld te brengen. Hij heeft daar een vergissing gemaakt. Zeker toen hij ons mensdom ook nog ‘t medium telefoon, of erger: mail, gaf.
Was ik dus een stripheld, dit huis was vanwege de ingesleten gaten in de grond al eeuwen geleden onbewoonbaar verklaard.

‘t Is lang geleden, mijn 1e vriendinnetje. Zo lang geleden dat ik me al niet eens meer voor kan stellen dat de liefde zich afspeelde zonder gebruik van mail. Om ‘t over ‘t ontbreken van een mobiele telefoon maar niet te hebben. Dat klinkt welhaast prehistorisch.
‘t Maakte ‘t leed, voor zover ik mij dus nog kan herinneren, niet minder erg. ‘t Leed van een langverwachte, maar uitgebleven brief. De droefenis van, expres lang uitgestelde, maar niet kruisende blikken. ‘t Gebroken hart vanwege zonder tegenbericht niet verschijnen op een bijeenkomst van al onze wederzijdse vrienden.

We dachten dat de mensheid beter zou worden, minder gebukt zou gaan onder allerhande onnodige verdrietelijkheden, misverstanden door gebrek aan communicatie of ‘t uitblijven van een bevestiging, toen er modernere conversatie-apparatuur werd uitgevonden, maar niets bleek minder waar.
Alhier tenminste. Die vrouwen, meisjes waren ‘t toen nog, hebben geen traan hoeven laten toen ze mij hebben laten stikken &, onwetend, mij nog een 1000-maal hebben laten rondtollen in m’n huiskamer.

Avonden lang kreeg ik, vlak na de uitvinding van de elektronische mail, berichten binnen van Margriet. Wij waren met z’n 2-en ‘t Twitterschap & ‘t chatdom ver vooruit, want onze boodschappen naar elkander behelsden niet meer dan zinnen als:
‘Hai, ben je daar?’
‘Hoi! Ja, maar ik was liever bij jou.’
‘Kom dan maar deze kant op.’
‘Ik zit al op de fiets. Maak jij ‘t bed maar vast net zo warm als dat mijn zadel straks is.’
Tot ik op een avond niets van haar meer mocht ontvangen. Was haar vakantie dan toch vandaag al begonnen? Hadden we bepaalde zaken niet zorgvuldig genoeg doorgesproken? Zou er een ander zijn?
‘t Kwam niet bij me op dat modems ‘t in die tijd niet consequent wél deden zoals dat ‘t heden ten dage ‘t geval is.
Aan ‘t eind van de nacht heb ik haar een hoogst verontwaardigd schrijven doen toekomen, wat ze pas 2 dagen later onder ogen kreeg. Maar ook dat heb ik pas een ½ jaar na ondertekening mogen vernemen, toen ze samen met haar nieuwe lover op een feestje tegenover me stond.

Ik zit in de wacht. Eeuwig in de wacht. Mijn huis is gevuld met drentel, ongeduld, verlangen & onkunde over dat wat misschien nog wel, ooit wellicht, komen gaat.
Toe, laat nog ‘ns van je horen & laat me weten dat ‘t niet zo is. Dat wachten eigenlijk een zegen probeert te zijn van uitgestelde hunkering. Dat wachten de opbouw is naar een overdonderende apotheose. Laat wachten, wachten, wachten ‘t voorspel zijn, ‘t voorportaal, ‘t intro, de proloog van al die mooie zinnen die gaan leiden tot een einde dat zijn weerga niet kent.
En ajb, als ‘t dan toch moet al dat gedraal, stop er dan nog wat drama in, zodat ik wat meemaak terwijl ik mezelf een graf van een stripheld graaf.

& Plaats een stukje graftekst boven dat diepe gat in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *