superweek (2)

Hij heeft ze allemaal een cursus gegeven. Net als dat-ie z’n bezorgbusjes ‘Albert’ heeft genoemd.
Volgens mij heeft-ie eigenhandig de 1e lik verf er op aangebracht. Om ervan verzekerd te zijn dat-ie weer dichter bij de mens zou staan. De gewone consument. De nederlandse burger.
‘Hé, schat, zijn de boodschappen er nog niet?’
‘Nee, Albert is nog niet langs geweest.’
Zo moet-ie ’t zich ongeveer hebben voorgesteld. Je moet Albert in huis halen. Anders werkt de formule niet meer. Dan is ’t niet meer de grootgrutter om de hoek.
Dus alle caissières op cursus.

Dat zijn ze bij de Hema vergeten.
Ja, tuurlijk, de volksvrouw die verlost is van haar kinders, nu allemaal groot genoeg om met hun volksliedjes via de volkszenders hun geld te verdienen, is gewend om in haar nieuwe carrière vanachter de kassa boven de wachtende murmelende rij haar stem te verheffen. Dat heeft ze immers van Oma, de marktkoopvrouw, geleerd.
Maar voor de rest dachten ze daar bij de Hema dat ’t blauwe pakje, rode sjaal nonchalant opzij richting nek (overigens beter ontworpen dan ’t AH-kostuum) ’t wel moest doen.
Geef toe, ’t is geen modeontwerper geweest die de arme, nog maar nauwelijks volwassen, kinderen in die wanstaltige AH-pakjes heeft gedwongen te lopen. Die persoon heeft hooguit een cursus naaien & plakken achter de rug bij ’t buurthuis & kwam vervolgens Albert tegen die net op dat moment op zoek was naar een mogelijkheid terug te keren tot ’t volkse, de burger.
Maar bij de Hema is ’t besef nog niet doorgedrongen dat de lange rij voor de kassa niet werkt. De consument wil niet terugkeren om in een rij te gaan staan. Hooguit de eenzame man, die smachtend naar al dat spontaan verzameld vrouwpubliek in de rij ernaast kijkt. Keurig geduldig voor hem poserend. Daarbij ongedurig, absoluut niet belangrijk, maar wel van belang voor ’t zicht op ’t vrouwenlichaam, wippend van het ene been op het andere.
Albert moet gedacht hebben dat ’t lichaam er in een supermarkt niet zo toe doet. Dus ook niet van de caissières. Geef ze dus maar een willekeurig pakje. Als ’t maar om de 2 jaar makkelijk van stijl veranderd kan worden. Goedkoop, niet te veel stof er in verwerkt. 1tje Waar de grote jongens nog maar net in passen. Afdoende, dat is ’t woord.

In plaats daarvan gaf-ie z’n werknemers allemaal een dure cursus. Zodat na afloop daarvan, na welslagen van ’t personeel, de mensen weer zouden merken dat de kinderen uit de buurt kwamen. Dat ze ‘buren’ zijn. Deel uitmaken van een grotere gemeenschap weliswaar, maar dat ze juist daardoor iets met elkaar gemeen hebben. ’t Klinkt haast logisch. Alsof ’t lijkt dat ze elkaar kennen, de AH-medewerker & de klant aan de kassa.
& Je kan onmiddellijk zien wie de hoogste cijfers hebben gehaald. Dat zijn de meisjes die gedag zeggen zonder dat ’t moeite lijkt te kosten. Zo’n teder glimlachje om de lippen, niet overdreven, niet gekunsteld, maar puur natuur. Alsof de buurvrouw, of in mijn geval: de buurman, even langs komt. Geen praatje, nee hoor, is niet nodig, gewoon een beleefd klein groetje. Waarop onmiddellijk de aandacht op de kassa wordt gericht. Zuiver professioneel, maar toch met een vleugje vriendelijke belangstelling.

Die cursus moet 2 maanden geleden zijn geïntroduceerd. Duidelijk te merken, want opeens stond ik er wél. Mijn begroeting werd plots opgemerkt.
Die plande ik altijd zorgvuldig. De voorgaande klant moest klaar zijn met betalen, z’n pasje in de portemonnee, ’t karretje net voldoende vooruitgeschoven & mijn statiegeldbon, gelijk met de bonuskaart, gereed gelegd om door de kassa gelezen te worden. Dan zei ik ‘Goedendag’. Lichtelijk officieel. Gedragen. Zo, dat ’t niet onopgemerkt voorbij zou gaan. M’n stem een ietwat sonoor. Even een trilling daarmee veroorzakend in de lopende band. Dat de dame in kwestie wel even zou merken dat er een man voor haar stond.
Volgde tot voor 2 maanden geleden een verlegen ‘Hallo’. Een fluistering die nog maar net de airconditioning overstemde. Eigenlijk een ‘hallo’ zonder hoofdletter. Snel de ogen weer neerslaand ging men verder met ’t doorschuiven van mijn boodschappen.
& Nu kijkt men mij 1st aan. Oog komt in contact met oog. Een oprechte groet. & Vervolgens de blik weer op de kassa.

Ik zou er niet over begonnen zijn, als ik niet gemerkt had dat de meisjes met hoofddoeken in mijn ogen er door veranderd zijn. Ik word tegenwoordig zelfs liever gedag gezegd door meisjes met een doek om ’t hoofd dan door die zonder. De afstandelijkheid die zij door ’t dragen hebben gecreëerd, door de keus voor hun tradities, door hun keus voor een strenge interpretatie van hun geloof, wordt geheel weggenomen als ik zie dat ze gedag kunnen zeggen. Ze doen een stapje dichterbij, & blijven ondertussen ‘tzelfde.
Dat doet me goed. Ik besta. & Word niet lastig gevallen, er wordt me niet opgedragen m’n privé-aangelegenheden meteen te grabbel te gooien.
Dat ik eigenlijk gedag gezegd word door Albert vind ik niet storend. Hij heeft immers bij mij de illusie gecreëerd dat ik niet meer met machines te maken heb.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om even de groeten te doen aan Albert, vanuit Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *