tulp II

Tulp II

Ze worden langzaam roder. De onschuld laten ze achter zich.

We letten vroeger niet op wat er in de tuin gebeurde. Pa hield bij welke planten groeiden of bloeiden. Wij hadden daar geen oog voor.

Andersom wist m’n vader niet wat er in de bollenschuur gaande was. Dat was dan weer onze wereld. Hij kwam ons hoogstens een keertje ophalen. Vlak voordat we op vakantie gingen bijv. Dan was ’t handig als we vroeg thuis waren. Konden we helpen inpakken en werden we 3 weken lang 1 familie. Dag & nacht.

Nee, hij wist niets. M’n moeder ook niet. Hooguit kregen ze verhalen te horen als we met de auto onderweg waren richting vakantiebestemming. 3 Weken bollenpelleed in samenvatting. Verliefdheden, mooie ogen, radioprogramma’s, salarissen, slootkanten.

Je was een stuk verder in je leven gekomen als je de slootkant deelde met iemand van ’t vrouwelijk geslacht. Een meisje.
Maar dat laatste zei je niet. Daar was je te veel ‘jongen’ voor. Je noemde dingen niet bij de naam. Hooguit háár naam.

We maakten kennis met Denise. Een mollig ding.
Ze had haar moeder op jeugdige leeftijd verloren. Daarom had zij de verantwoordelijkheid over haar jongere broers & zussen gekregen. Vader werkte veel. Zij maakte ’t eten klaar & stuurde de kinderen naar school. Daarbij misschien vergetend dat ze dat zelf ook nog was.

Ze beet van zich af. Wij maakten een grapje, zij ging er keihard overheen.
Je won niet van haar met woorden.
Alleen lange Ton wilde ’t nog wel ‘ns lukken.
We vroegen ons af of die 2 misschien verliefd op elkaar waren. Ze hielden hun mond niet. Ze kruisten de degens zogauw ze aan de slootkant arriveerden & lieten geen ruimte voor ons broertjes om iets te zeggen.
Wij gingen dus maar door met ’t happen in ons brood.

‘Ik kwam laatst een jongen tegen…’ begon Denise aan een verhaal.
‘& Je wist meteen dat ’t er 1tje was?’ kwam lange Ton er meteen sarcastisch tussendoor.
Als wij al iets wilden zeggen dan hadden we er toch niet de gelegenheid voor. De conversatie van Denise & lange Ton ging te snel. ’t Leek wel of ze reageerden op de woorden die bij de ander nog te voorschijn moesten komen.
‘Ja, want hij zag er niet zo uit als jij,’ spoot uit Denise’s mond.
‘Dan was ’t misschien toch een ander wezen.’
‘Nee, want ik vond ‘m nl wél aantrekkelijk.’
‘Maar een persoon als jij kan alles wel aantrekkelijk vinden.’
‘Da’s waar. Hoewel ik nu naar iets kijk dat daar niet aan voldoet.’
‘Weet je dan echt wel zeker dat ’t een jongen was?’
‘Ja, ’t had iets niet wat ik wel heb.’

‘Komt dat dan niet doordat jij een ander lichaam hebt?’

Oeps.
Dat laatste, dat zei ik.
’t Was er per ongeluk tussendoor geschoten. Tussen 2 happen, tussen hun spervuur van zinnen door.

Voordat ik ‘Oeps’ kon denken zat Denise bovenop me. Met haar zware gewicht. Klaar om me te laten sterven aan de kieteldood.
‘Neenee, nee!’ kon ik alleen nog uitbrengen, rollend in ’t gras, angstig om van de kade, de sloot in te rollen.
Maar Denise ging door. Overal staken haar vingers. In m’n zij, in m’n buik, onder m’n oksels, aan m’n oren.
Ik probeerde me af te weren, probeerde met m’n handen haar weg te duwen.

& Raakte daarbij haar rechterborst.

Ze schrok op & ging onmiddellijk weer rechtovereind zitten.

Ik weet nog precies welk gedeelte van m’n rechterhand plots wegzonk in dat zachte vlees. & Hoe verbaasd ik was dat je in zoiets niet terugveerde.
Ik ging ook rechtop zitten & haalde m’n volgende boterham uit een plastic zakje.

Zijperspace kleurde als bij een ondergaande zon.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *