Verlatingsdagboek IV

Als ik ‘t zou moeten uitleggen terwijl de toehoorder tegenover me zit was ‘t geen probleem geweest. Taal is iets meer dan een paar letters die woorden vormen op papier. Een wenkbrauw, een handbeweging, een moment stilte, zelfs stotteren, had veel duidelijk gemaakt. Je hebt dimensie nodig om de werkelijkheid van woorden te kunnen vatten.

Daarom trainde ik me ooit in ‘t beschrijven van hoe een dop van een bierflesje de vlucht maakte richting een bakje boven de wasbak, erboven in de rechterhoek, waar 2 van de 4 keukenmuren zich hoekten.
Nu besef ik me al dat ik iets verleerd ben. Ik ben even de compactheid van een verhaal kwijt. Je moet minimaliseren om begrijpbaar te zijn als je ‘t zonder wenkbrauw, handbeweging, stilte & stotteren moet stellen.
Je moet stotteren laten voelen in een oogwenk van een zinsdeel. & Dan liefst in een zo kort mogelijke zin.

Ik heb dat bierdopje nodig. Ik wil tonen dat ik in 1 handbeweging ‘t dopje laat zwieren door de lucht, ‘t moet nl een boog zijn om daar te komen waar ik ‘m hebben wil (de plek waar de 2 muren hoeken, vlak boven de wasbak), waarbij ‘t rechts de muur raakt, scheef afzakt richting de muur voor me, daar de bewuste richtingstik van een keukentegel ontvangt om door de zwaartekracht afgeschoten te worden richting dat bakje. ‘t Opvangbakje. Waar ik een groot gedeelte van m’n afval van de keuken doorgaans in verzamel.

Nu heb ik dat bierdopje extra nodig. Vroeger was ‘t normaal. ‘t Was een bezigheid van mezelf. Met een poging te begrijpen wat ik deed door ‘t in woorden te verpakken.
Nu besef ik me dat ik van dat dopje af wil. Op zo’n manier dat ‘t van mezelf afwerpen weer onderdeel van mij wordt. Ik word mezelf. Dáár zit dat dopje. Verstopt in m’n afkeur & behoefte tegelijkertijd.

Ik hoef ‘t niet meer te bewaren omdat ‘t gebruikt kan worden in m’n tuin. Dat slakken hun lichaam doormidden kunnen laten snijden zodat ze de moestuin niet kunnen bereiken. Ik hoef me niet meer te beseffen dat ‘t gebruik van bierdopjes een mogelijk effectievere manier daartoe is dan schelpen. Een decimeters dikke wand van rauwe ruwe vlijmscherpe schelpen zou ‘t moeten afleggen bij de puntige randjes van 100-en bierdopjes in de strijd tegen de slak.

Die vlijmscherpe schelpen heb ik eergister proberen op te ruimen. Er kwamen 10-tallen slakken onderuit te voorschijn. In de vuilniszak ermee. In de vergaarbak vervolgens voor de deur.
Er was al geen moestuin meer. Er waren vervolgens ook, tijdelijk, geen slakken meer. De schelpen met de schep weg geschraapt zover als mogelijk.

Bierdoppen blijven komen. Ze vliegen met een kromme boog, ik moet m’n taal nog trainen hierin, variëren ook, om duidelijk te maken dat ik hier in m’n 1tje ervoor probeer te zorgen dat ze in dat stomme bakje belanden. Nooit meer in een moestuin die niet van mij kon zijn.

Hoewel de tuin van Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *