vragen

Ik keek op & zag dat ’t wit de wereld bedekte. M’n eigen kleine wereld. M’n beperkte zicht.
Ik kon zien hoe de wind stroomde. De vlokken lieten zich de weg wijzen door de wendingen van de luchtstroom. Ze leken bijna horizontaal over de schutting van de buurvrouw te komen, verloren plots vaart & dwarrelden in bochtjes op de bodem van m’n tuin. ’t Volgende moment leek de wind te zijn gaan liggen & kwam de massa van hoog boven via een wat meer rechtstreekse route verticaal op de aarde aanzetten.
Ik tuurde door de vlokken heen. Zoals ik als kind pleegde te doen. Kijken in de onmetelijke oneindigheid; ergens moest een eind komen aan die grote hoeveelheid die zich boven mijn hoofd bevond, die onafgebroken val van kleine deeltjes, die allemaal op weg naar mij leken. Ik probeerde voor mezelf ver in de diepte van die grote hoeveelheid een vlokje apart te nemen, me te concentreren op ‘t verst waarneembare pluisje, & die helemaal te volgen tot aan de grond. Om te weten welke route ’t volgde, om ’t z’n anonimiteit te ontnemen, om ’t te laten voelen dat ’t niet voor niets die grote reis had ondernomen: ik had ‘m immers waargenomen.
Stel dat ’t niet alleen maar vlokken waren, besloot ik te denken, dat ’t niet slechts ijskristallen waren die daar met miljarden tegelijk aan mijn aandacht voorbij gingen, maar dat ‘t elk een wezen, een ziel bezat, waren ze dan nu niet bezig als lemmingen zichzelf de afgrond in te storten? Ter meerdere eer en glorie slechts van de tijdelijke witte aankleding van de wereld. Een deken over de dingen, de meubels van de natuur ingepakt, zodat deze niet zouden beschadigen, onder ’t stof zouden raken, vooraleer ze opnieuw gebruikt gingen worden in ’t volgende seizoen. Stel dat ze allemaal een eigen opdracht hadden, elk klein entiteitje dat nu op weg was, jij gaat daar liggen, & jij moet daar, wisten ze dan allemaal de weg & hoe die te bewandelen mbv die schijnbaar wispelturige wind?
Ik weet dat ik als kind met die gedachtes in m’n hoofd plots werd opgeschrikt door een vlok die pardoes in m’n linkeroog terechtkwam. Een plots verwijt voelde ik, alsof ik niet mocht kijken, alsof ik niet op de hoogte van ’t grote plan achter deze tijdelijke schepping mocht komen.

Ik trok m’n jas aan. Deed m’n pet op, trok ‘m iets verder over m’n voorhoofd, zodat m’n bril niet onder zou sneeuwen. Ik keek nog een laatste maal door mijn eigen kleine venster op de wereld om te zien of ik wel de bui mee zou krijgen & besloot daarop lopend te gaan. Geen slippartijen met de fiets, rustig kunnen genieten van ’t tafereel, de tijdelijkheid, & ervan overtuigd dat ik evengoed wel op tijd zou komen, want ’t was toch maar om de hoek.
Buiten gekomen liep ik zo veel mogelijk over de voetstappen van de dame 100 meter voor me, om ’t witte doek dat zich had uitgespreid zo min mogelijk te beschadigen. Haar puntige laarsafdrukken veranderden in een wat breder wandelschoenprofiel.

In ’t ziekenhuis maakten m’n schoenen een piepend geluid op de stenen ondergrond. Elke stap was te horen. Terwijl de mensen in stilte elkaar passeerden, elke ziekte anoniem, leek ’t alsof mijn schoenen zich wilden opdringen.
’t Heeft gesneeuwd, leken m’n schoenen te willen zeggen. Hoor! ’t Heeft gesneeuwd. ’t Smeltend sneeuw druipt van ons af.

‘God, wat maken mijn schoenen een lawaai,’ was mijn 1e opmerking richting internist.
Ze lachte. Daarna werden we serieuzer.
‘Heb je nog opmerkingen?’ vroeg ze.
‘Ja, eigenlijk wel,’ antwoordde ik. ‘Ik had ’t een week geleden aan m’n darmen. Ongeveer dezelfde problemen, ongeveer op dezelfde plek, als toen ik voor ‘t 1st naar de huisarts ging. Toen hij voor ‘t 1st m’n bloed liet onderzoeken.’
Ik wees. Probeerde m’n darmen te visualiseren. Mijn duim & wijsvinger gaven de dikte van ’n darmen aan. De dikte zoals ik die beleefde.
‘Pijn daarbij?’ vroeg ze.
‘Ja, wel een beetje pijn. Nou, eigenlijk vooral veel borrelen, van die kronkelingen in m’n darmen. & Ik was gedurende 2 dagen verschrikkelijk moe. & Daarvan dacht ik, ik had ’t op internet gelezen, herinnerde ik me toen plots, dat dat een verschijnsel kon zijn bij mensen wiens schildklier op een gegeven moment is uitgeschakeld.’
‘Ja, dat kan inderdaad. Hoeft niet, maar er is een grote kans. Heel erg verschillend bij de diverse mensen. Sommigen kunnen wat zwaarmoedig worden. Anderen moe. Of allebei. Maar last van darmen komt ook vaak voor. Vooral als ’t nog niet helemaal in balans is. Jouw schildklier staat nu helemaal op nul, maar naar aanleiding van ’t bloedonderzoek van vorige week lijkt ‘t of dat proces iets te voorspoedig gaat. Je zal wat meer hormonen binnen moeten krijgen. Dus verhogen we de dosering. Dan komt ’t weer in balans. De meeste mensen hebben geen last meer zogauw alles weer in balans is.’
Ze schreef een recept uit.
‘Heb je nog meer vragen?’ vroeg ze ondertussen.
Ik keek bedenkelijk. Ik probeerde alles tevoorschijn te halen van wat ik afgelopen weken had bedacht.
‘Ja, ik had aardig wat vragen, maar daar kan ik weer ‘ns niet opkomen.’
‘’t Is altijd handig om meteen een vraag op te schrijven, zogauw je iets bedenkt,’ lachte ze me toe.
‘Ja, ik weet ‘t.’

Ik ging door de draaiende schuifdeuren naar buiten. Naast me een meisje dat door ’t enthousiasme over de sneeuw tegen de ruit van de deuren liep. Ze botste haar hoofd hard, maar dat mocht niet deren.
Achter me verzuchtte een vrouw: ‘Ach, schatje, kindje toch!’
Maar ’t meisje rende onverstoord verder door de inmiddels open deuren.
Ik zag slechts modder. De witte deken vertoonde in mijn ogen enkel zwarte gaten. Bij elke stap spetterde ’t water onder m’n schoenen vandaan.

Er waren geen vragen meer te stellen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *