wandeling (dl 2)

We zouden eindelijk weer ‘ns wandelen. ‘t Is lang geleden dat we dat met z’n 2-en voor ‘t laatst hebben gedaan. Was ‘t ‘t Zwanenwater waar we voor ‘t laatst een gezamenlijke ronde hebben gemaakt? Of nee; ‘t moet tevens de laatste keer zijn geweest dat ik bij m’n vader in de auto heb gezeten: we reden naar de dijk in Huisduinen. Onbekend hoe onze ronde liep.

M’n moeder had ‘t ‘m waarschijnlijk niet verteld. Anders zou-ie zich alleen maar onnodig drukgemaakt hebben. Dat doet-ie evengoed wel gedurende de laatste minuten in de auto, als m’n moeder ons wegbrengt naar de dijk in Oud Den Helder. De vragen stapelen zich op in ‘t hoofd van m’n vader:
‘Maar waar ga jij dan heen?’
‘Waar moeten wij daarna naartoe?’
‘Ben jij dan in De Kamer?’
‘Wat doe jij in de tussentijd?’
Opnieuw legt m’n moeder omstandig haar plannen uit. Treedt daarbij te veel in details naar mijn zin, dus antwoord ik joviaal globaal in haar plaats.
‘Misschien ‘t beste om dan naar de dijk te gaan,’ konkludeert Pa m’n plannen.
‘Wat ga jij doen?’ vraagt-ie weer aan m’n moeder.

Ik heb niemand om alleen te laten in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *