Zitten is als wandelen. Zeker op m’n bank terwijl ik lees. Opkijk. & Gedag zeg.
Dat laatste soms niet. Meteen de pijnlijkste momenten: een confrontatie die je niet beoogt, maar een confrontatie evengoed met niets.
Maar juist waar dat niet voorkomt pak je een lach, soms zelfs een dankbaarheid voor contact.
Ik lees daarop meteen verder, laat even nog m’n gedachten gaan, wie dat was, had ik de hond al eerder gezien & mogelijk in dat geval: op welk bankje van de 4 op rij hier op dit pad had ik de vorige keer gezeten?
Enkele mensen hebben een dergelijk herkenningsvermogen dat ze me daarop moeten attenderen; ze zijn hun paden in deze ‘buurt’ gewoon.
Hoewel ik dat natuurlijk zelf inmiddels ook had kunnen doen. Andersom.
Maar je weet hun drijfveer om dit paadje te belopen natuurlijk niet. Zij evenmin mijn oeverloos getuur naar bladzijden tekst, die ik pagina na pagina doorloop; iets wat wellicht eeuwigdurend voor sommigen moet lijken.
Maar zij hebben hun eigen pad, hier dicht in de buurt van waar hun huis woont.
Ik wens mij rijker, wellicht een ietwat meer gerust, meer gemoedsrust, naarmate ik meer lees. Een ietwat meer ondergedompeld tegelijkertijd. Te midden van bomen, struiken, een park, een paadje, gras & groen, een enkele voorbijganger van ’t soort dat ik zelf ben. Maar ook heerlijk afgeleid door een kruipend beest & de piepende kuikens in de beek achter de struiken voorbij ’t pad.
Je ziet, niets gaat ongemerkt voorbij. Een vleugje wind voor koelte, een praatje dat op mijn nuchter ‘Hallo’ volgt. Als ik ’t zelf niet opmerk: alles blijft stromen, de kuikens in dat water evenzo.
Men gunt mij m’n bankje met een prettig klinkend ‘Hallo’.
Soms komt iemand daar in Zijperspace naast me zitten, ze weten immers niet waar dat toe leidt.