zuchten

‘Ik kwam net JP al tegen,’ zegt Alan tegen Wieger. ‘’t Is niet goed.’
Wieger trekt een gezicht van ‘Oh?’ & wendt zich vervolgens snel naar een klant die al even aan de bar staat te wachten.
Ik tast. Zoek in gedachten naar wat niet goed schijnt te zijn. Wat JP daarover heeft te zeggen. Ondertussen zie ik OG aan de overkant de sigarenhandel inlopen. Trage stappen, z’n benen slingeren zich naar binnen, alsof ze eigenlijk geen zin hebben, maar er toe gedwongen worden.
‘Nee,’ gaat Alan verder als Wieger klaar is met de klant, ‘hij moet geopereerd worden. Hebben ze vanochtend gehoord.’
Een zwijgzame OG komt van achter Alan binnen. Ik heb ruim zicht op wat er gebeurt in ‘t café, want ik sta aan de uiterste hoek van de bar. Ik zie ’t gezicht dat OG trekt. Hoofd voorover, geen blik naar de mensen die aan de tafeltjes zitten, zoals gewoonlijk, geen luidruchtig ‘Zo! Mensen van ’t goede leven!’, een rustige pas richting bar, da’s alles, een schouderklop aan Alan.
Met een zucht neemt-ie plaats op een barkruk naast Alan.
‘Je moet onder ’t mes,’ constateert Alan.
‘Ja, binnen nu & 3 weken kan ik opgeroepen worden,’ zegt OG.
‘Wat gaan ze doen?’ vraag ik.
‘Ach,’ zucht OG.
Een hele lange ‘ach’. Z’n hand waait er even bij. Hij keert kort z’n hoofd af.
Ik had beter even kunnen wachten, bedenk ik. ’t Gesprek z’n gang laten gaan. Zo dicht sta ik niet bij hun.
Ze praten verder. Ik hou me wat meer afzijdig. Af & toe dringt er wat informatie tot mijn oren door. Maar ik probeer niet doelgericht te luisteren.
Aan de overkant is ondertussen JP aan de beurt de sigarenzaak te betreden. Enkele minuten later stapt ook hij binnen.
Ook een hand op de schouder. Die van OG ditmaal. Achter de rug van Alan langs zegt-ie mij gedag.
’t Gesprek kabbelt voort. Over de details. Welk gedeelte van de kaak van OG onder ’t mes moet. Wat de risico’s zijn. Alan & JP zitten aan weerskanten van OG. Achter OG langs geeft JP toelichtingen.
‘We hebben ’t hele ziekenhuis gehad,’ zegt OG. ‘Aan ’t eind kwamen we bij de an.., bij de anès , bij de… Hoe heet die vent van de verdovingen?’
‘Anesthesist,’ bemoei ik me ermee.
‘Ja, precies. Anesthesist. Geschikte kerel was dat, niet JP?’
‘Ja, was een leuke vent,’ zegt JP. ‘Die moest weten of-ie veel dronk. Wat-ie zoal at.’
‘Waarvoor?’ vraag ik.
‘’t Kan zijn dat-ie zwaar alcoholisch is,’ legt Alan uit. ‘Als OG dan bewusteloos ligt, na afloop van de operatie, dan kan ’t zijn dat-ie op een gegeven moment ontwenningsverschijnselen krijgt.’
‘Maar dat valt wel mee, toch?’ wendt-ie zich tot OG. ‘Je drinkt niet elke dag.’
Sander komt binnen. Z’n gezicht een glunderende lach.
‘Hoi,’ zegt-ie.
‘Alles goed?’ vraagt Alan, zich even afwendend van OG.
‘Ja,’ zegt Sander, ‘ik ben afgestudeerd.’
‘Eindelijk dan,’ zegt Alan. ‘Gefeliciteerd.’
Sander komt naast me staan. Ik feliciteer ‘m ook.
‘Dat heeft lang geduurd,’ zeg ik.
‘Ja, blij dat ’t voorbij is. Wieger,’ gaat-ie meteen verder, ‘ik lust wel een biertje.’
Maar 1st krijgt-ie een hand van de barman.
‘Hoe weet je dan meteen dat je geslaagd bent?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘’t Was een mondeling. Zo!’ zucht-ie. ‘Wat een opluchting. ’t Begint langzaam tot me door te dringen.’
‘Hoe laat had je ‘t?’ vraagt Wieger.
‘2 Uur geleden. Binnenkort even m’n bul ophalen & dan heb ik niks meer te maken met de universiteit. Mag ik trouwens even bellen, Wieger?’
’t Gesprek van OG, JP & Alan zet zich ondertussen voort. Alan & JP leunen meestentijds een beetje achterover, om achter de rug van OG te overleggen wat er moet gebeuren mocht de operatie verkeerd aflopen. Of eigenlijk: wat er van tevoren geregeld moet zijn.
‘Er moet op papier komen te staan onder welke voorwaarden,’ zegt Alan, ‘onder welke levensomstandigheden OG niet meer wenst door te gaan met leven.’
OG kijkt voor zich uit. Roodomrande ogen.
‘Ja,’ zegt-ie plots hard. ‘Want een kasplantje: over mijn lijk! Over my dead body!’
‘Zeg, Ton,’ hoor ik Wieger naast me zeggen.
Ik kijk om.
‘Heb jij dat ook wel ‘ns,’ zegt Wieger, ‘dat je heel kort adem kan halen? Een soortement hyperventilatie. Alsof er iets dwars zit, iets m’n adem tegenhoudt. Dan moet ik diep ademhalen, m’n borst indrukken, & soms gaat ’t dan weg.’
‘Hyperventilatie heb ik wel ‘ns gehad,’ zeg ik.
‘Ik heb ’t wel vaker. Als ik te veel op stap ben geweest. Of als ik weer ‘ns gestopt ben met roken.’
‘Zeg, Barman,’ roept OG naar Wieger. ‘Geef me hier ‘ns een rondje. Nu ’t nog kan. Geef die heren ‘ns allemaal wat te drinken.’
‘Nee, ik niet,’ zegt Alan, ‘ik moet nog rijden.’
Wieger gaat aan de gang.
‘Wat een toestand,’ verzucht OG weer. ‘Ik ben nooit ziek geweest, & dan dit.’
‘Ja, je mankeerde nooit wat,’ zegt Alan, ‘& dan krijg je opeens de jackpot.’
OG barst in lachen uit. Er wordt wat mee gehinnikt.
‘Ha,’ schreeuwt-ie bijna. ‘Maar ik heb nog precies genoeg de tijd om dit weekend nog ‘ns snel naar de Zeedijk te gaan. ’t Laatste geld gaat mooi op aan de hoeren!’
Hij lacht & wijst aan Wieger wie er nog meer te drinken moet krijgen.
’t Volgende moment is-ie weer stil & staart-ie voor zich uit.
‘Nou is ’t opeens weg,’ zegt Wieger tegen mij.
Hij zucht een paar maal diep terwijl hij mijn consumptie voor me neerzet, & wrijft over z’n borst. Achter hem legt Sander de telefoon neer.
‘Komen jullie vanavond even wat drinken?’ vraagt-ie. ‘Om ’t te vieren.’

We zijn die avond thuis gebleven, in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *