cannabis

‘It smells like cannabis,’ zei de vrouwelijke douanebeambte.
Ze keek over haar schouder naar ons, na 1st haar collega’s een blik toegeworpen te hebben.
Hugh glimlachte. Ik deed maar even met ‘m mee. Daar op dat lage muurtje, waar wij geacht waren met onze gat op te zitten.

Hugh werd er bij geroepen. Om uit te leggen wat er mogelijk in de fusten zou kunnen zitten.
Van op afstand luisterde ik mee, zover als mogelijk.
Hij had ’t over vergisting. Resten bier. Resten gist. Allerlei stoffen die invloed hebben op ’t proces. Vooral als er lucht bijgekomen was.
Ach, ik verstond ’t niet allemaal. Kon ’t ook niet helemaal volgen. Ik kon me beter concentreren op m’n uitstraling.

Of juist niet. Ik wist op dit moment niet meer wat ’t beste zou kunnen zijn.
Nonchalant, belangstellend, verontwaardigd, geduldig, lacherig of ongerust?
Maar waarom zou je ongerust zijn als je zeker wist dat er niets kwalijks in de fusten zat?
Dus die laatste maar weggestreept.

Naast me zat een man die onze identiteitsbewijzen in de hand had. Hij maakte aantekeningen. Sloeg daarbij af & toe ’t paspoort van Hugh open.
Die van mij hoefde niet opengeslagen te worden. Dat was gewoon een kaart. Ter grote van m’n bankpas. Nadeel eraan is dat de foto niet al te duidelijk erdoorheen schijnt.
Dus keek die man me aan. Pas ernaast, ter vergelijking.
Ik zette m’n pet af, bril ook.
Ik mompelde iets als: ‘Maybe I should have done that earlier.’
Maar de man scheen zich aan niets te storen.
Van ons geval (hoe moest ik ’t anders noemen dan ‘geval’? ’t Was nog geen zaak, we waren nog niet gearresteerd, er was nog niets offiicieel) had-ie al meer dan 2 kantjes in zijn notitieboek geschreven.
‘Hé, een Moleskine,’ wilde ik zeggen.
Met de gedachte dat mensen met een Moleskine automatisch een band met elkaar hebben. Motorrijders zeggen elkaar ook altijd gedag.
Ik wist echter niet hoe je Moleskine op z’n engels uit moest spreken.
Moolskein? Vast niet.

We mochten verhuizen. Hugh in de bus. Ik in de bus. M’n pet weer op.
Er werden aanwijzingen gegeven. Douanebeambtes die duidelijk maakten welk gebouw we nu in moesten rijden.
‘They’re gonna scan them,’ zei Hugh.
Hij klonk niet ongerust. Hij liet ’t over zich heen gaan.
Dat zou ik dan ook maar gaan doen, nam ik me voor.
Hoewel ’t me wel verontrustte dat-ie aan de overkant van ’t Kanaal had gezegd dat we geen handel hadden meegenomen. Dat mocht niet bij deze veerdienst.
Nu was dat ‘t 1e wat-ie gezegd had.
‘We’re going to a beerfestival and got lots of empty kegs with us. 4 Of them are filled with beer. I do have the papers with me.’
Ja, als ze toen een leugendetector op me aangesloten hadden, dan hadden ze gemerkt dat ik stomverbaasd was geweest dat-ie nu opeens wel de waarheid had verteld.

De douane droeg de fusten om beurten richting scanner. Een kast met een lopende band van binnen.
Ze lieten er 4 doorheen gaan. De lege die naar cannabis stonk en 3 volle.
Ja, als je cannabis smokkelt, moet je iets dergelijks natuurlijk wel volstoppen, moeten ze gedacht hebben.
Hugh gaf een enkele keer wat extra info, indien verlangd.
Ik was op een bankje aan ’t moodhoppen. Een woord dat ik zo nobel was in ’t engels uit te vinden, om vooral m’n voorgewende maar wisselende gemoedstoestand te beschrijven. Ongerust kwam ook weer voor, want stel je voor dat Hugh wel extra geld had willen verdienen.

Ze lieten ons na een ½ uur gaan.
Maar voordat we wegreden liet Hugh me nog even aan ’t bewuste fust ruiken.
‘That’s their cannibis,’ zei hij.
‘Well, all the people attending the festival will be stoned this year.’
‘Those 4 kegs will do for all citizens of Canterbury.’

Gelukkig bleef Zijperspace nog aan de andere kant van ’t water gevestigd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *