Blackertiblackblack

Ik zet ‘t beeld stil precies op de overgang.
Kon je je voorstellen dat dat vroeger kon? Alles onder controle, de wereld overzichtelijk. We waren redelijk onderweg toen de ‘Afstands’ uitgevonden werd. De Remote.
Hoewel ik me afvraag of ze toen al wisten dat, ‘ze/hún’ van de productielijn & de daarvoor verantwoordelijken van de denktank, dergelijke mogelijkheden wel in ‘t verschiet lagen. Je knijpt ertussenuit & je weet dat je morgen op jouw commando opnieuw mag beginnen. Dat jouw wil democratisch is geworden, hoewel slechts een democratie van 1 tegenover een menigte van makers.
Jij bent waar ‘t begint of stopt, zij zijn afhankelijk van waar je beslist uit de lijn te stappen. Zij hebben er films over gemaakt (I am mad as hell and I am not gonna take it anymore), ze waren vergeten dat er navolging zou komen. Maar ja, ze hadden toen de techniek nog niet achter zich staan. Hooguit de productielijn, daar waar ‘t vertellen was begonnen, om van zo’n mogelijkheid gewag te maken.

Ik ben dus daar, op de grens van zo’n mogelijkheid, dat ik dat denk. Ik stel me namelijk voor dat ik kan bepalen dat ik ‘t beeld kan vinden die de leegte tussen de ene scene & de die daarop volgend kan vinden. Op ‘t nulpunt: we herbeginnen.
Ik ben volledig zwart. Kijk: ‘t beeld heeft me begrepen, want ik heb ‘m vast. In ‘t diepst…
Geen heden, niets wat voorbij komt, wat later evenmin.

Ik gebruik mijn spatieknop daar tegenwoordig voor. Hij is lekker dicht bij de hand. Moet ik mee oppassen, want 2 beeldschermen, 2 spatieknoppen. Ze kunnen convergeren. Beeldafhankelijk wat er te behapstukken valt.
Maar ik heb in ieder geval geen gezelschap, familie zo men wil, die strijd wil maken over de Remote.
Ik heb ‘m zwart, zo zwart heb ik ‘t zelden gezien. & Dat heeft me ontwaakt.

Ik doe een gebedje, neem er een Maria in mee, zoals Moeder me heeft geleerd, & duik weer diep. Zo ben ik van plan, maar morgen zal ik wel zien of ik écht koppie-onder ben gegaan.
‘t Zal wel eindigen in een zoetgevooisde kussen die me morgenochtend bij ‘t klaren van de hemel toespreekt.

Nog 2 handelingen voor ‘t echt zwart ziet in Zijperspace.

Elke-dag

Elke dag sta ik op ‘t punt te beginnen.
Ik hoef slechts m’n toetsenbord te beroeren. Flink roeren. Een hussel maken, zodat ‘t goede vanzelf boven komt. Niet geduldig zijn, maar alles laten gaan.
Zoals m’n buuv die me nu daarin stoort door ‘tzelfde te doen, recht in de pispot pissend. Laat ‘t gaan, ongestoord. ‘t Was me al opgevallen toen we als kind een nette buurvrouw hadden die blijkbaar ook af & toe haar panty plus al ‘t andere naar beneden trok waar de familie, die van ons, ‘t voor de rest niet kon zien. Of man & zoon. Dat je je niet voor kon stellen dat de panty, die ze altijd droeg onder haar wollen deken van de geringe variatie aan kniehoogrokjes, ooit plakkend naar niet plakkend aan haar benen konden voortbestaan. Zij knieën had, hielen ook, waar vlak boven alles bleef hangen wat anders daar hoog boven verheven was.
& Ik voelde me misselijk als ik daar aan dacht. Want dat doet een kind niet. Van sommige denksels moest je afblijven. Denksels die de muren van de buren overtraden. Ik wist inmiddels hoe dik die waren. Slechts 2 verticale lagen dik, een stukje lucht ertussen.
Vleermuisvriendelijk, zou ik nu denken.
Terwijl ik me nu druk zou moeten maken dat ik dat niet van buurvrouwen mag denken. Ook niet m’n huidige, of juist niet. Moeder inmiddels zoals mijn moeder toen was. Waar alles inmiddels naturel ging. & Er later achter komen dat alle vrouwen dat naturel deden. Zelfs de beste vriendinnen. De vriendinnen vooral die de deur open lieten staan om ‘t gesprek door te laten gaan, geen moment verliezend voort te zetten. ‘t Leven was bijzonder genoeg om er niet genoeg over te praten. Een dikke straal was ‘t bewijs er van. Uit mond, zelfs uit kont. Een binnenrijm dat op een gegeven moment vanzelfsprekend wordt.

Maar kijk, wij hadden slechts mannen, als in: kinderen waren we nog. Later werd dat bevestigd door ‘de groten’ in dikke boeken. Zij schreven ook over onbenulligheden die klein begonnen maar groot leken of bleken.
Nu pruttelt er middernachts een brommer, scooter, motor. Hij reutelt de nacht door. Gaat een conversatie met de buurt aan. Laat maar horen, ik ben hier. ‘t Is van een man die waarschijnlijk ook een moeder heeft die alles laat gaan.
Maar niet willen horen. Dat alles normaal is. Hij wil speciaal zijn. Hij keutelt zijn reutel zo hard mogelijk de lucht in zodat hij zich niet-vrouw kan tonen.

& Ik kakel door. Rampestamp mijn toetsen, de schrijfopdracht van meester Nederlands van Garderen gedenkwaardig: schrijf wat je te binnen schiet.
& Ik werd als enige genoemd na afloop van die les. Ik had zowaar niet m’n vinger op hoeven steken om te vragen voor wc-verlof, tóen al zwakke darmen, incl zenuwleiders, elke keer wachtend tot ze een reutelpauze konden nemen, ongehoord.
Een man, een jochie nog, die zijn schaamte kende & die niet anders kon dan die van hem bovenop anderen plakken. ‘t Stond ze goed, want dan leken ze tenminste een beetje.

Voor de rest evengoed een nachtdonkere sfeer, zo klinkt ‘t momenteel achter de gordijnen van Zijperspace.

Zuigmacht

Ik zal ‘t over de fruitvlieg moeten hebben. ‘t Is tijd.
Ontkennen heeft al een paar dagen geen zin meer: klappen in de handen levert te weinig resultaat. Daar staat minstens 1 nieuwe tegenover. Want wat gemist wordt heeft kans zich voort te planten & ik hoef geloof ik niet uit te leggen waar de fruitvlieg beoogt wereldrecordhouder in te worden. Ze zal dat natuurlijk nooit worden, maar ze gooit wel hoge ogen op dat vlak. In een poging niet ‘t wereldwijde web hier te gaan herhalen zal ik ‘t daarom daar verder niet over hebben. Ik heb ‘t weliswaar opgezocht, maar de foutieve info die ik tegenkwam deden me besluiten dit verder te negeren.

Hoewel ik wel even moet waarschuwen dat er niet ‘slechts’ 6 soorten fruitvliegen bestaan, mocht men de neiging hebben dat te gaan checken.
Er zijn er veel meer (ook alleen al in NL).
In mijn bestrijdingsdrang heb ik reeds opgemerkt dat er hier minstens 2 soorten rondwaren (of: tussen mijn klaphanden terecht zijn gekomen; zelfs in die korte flits kon ik onderscheid ontwaren).

Proefondervindelijk heb ik ooit mogen constateren dat de stofzuiger tot 1 van de beste bestrijdingsmiddelen behoort. Bovendien wordt je huis daar eens een keertje redelijk stofvrij van. Want tijdens een korte fruitvliegabsentie krijg je toch de neiging om de zuigfunctie ten volle te benutten. Ledigheid is des duivels oorkussen tenslotte.
Wat dat betreft is ‘t eigenlijk zonde dat ik zelf thuis nog niet te maken heb gehad met overmatig gebruik van mijn onderkomen door de fruitvlieg. ‘t Vindt altijd elders plaats.
Maar ik heb dan weer andere plagen.

Ik ben hier verantwoordelijk voor ‘t enigszins zindelijk achterlaten van dit huis straks. Zoals ik voor alles op moet draaien, want ‘t is hier net zo ‘rustig’ als in ‘t Amsterdamse, op 3 katten & 2 konijnen na dan (hoewel ik wel kort voor vertrek van huis heb geconstateerd dat er een pad in de kelder leeft & zo af & toe een muis boven ‘t systeemplafond, een enkele keer in een slof).
Dus zuiger ik ‘t stof hier, maar vooral ontvlieg ik ‘t fruit & andere zoetigheden.

Daar wordt een mens achterdochtig van. Bang dat ze de achteruitgang nemen, bijv. Want je denkt je best gedaan te hebben, alles langs te hebben gelopen, maar als je dan 5 min poogt te ontspannen van de aangerichte armageddon komt zo’n geluksvogel zichzelf even melden bezijdens mijn hoofd.
Dus zet ik de stofzuiger buiten. Onder een tafel. Ondanks die geïmproviseerde afdak evengoed niet als ‘t regent. Dit zijn nl niet mijn spullen. Een zekere verantwoordelijkheid dus.
Maar als de fruitvlieg dus een achterdeurtje tijdens de veelvuldig vallende regen weet te vinden verlies ik die andere verantwoordelijkheid uit ‘t oog.

Verwoed sla ik dan weer toe: ik & de stofzuigertuit met zuigkracht gericht & op volle kracht.
Wat er al voor heeft gezorgd dat ik een pen & een boterham- &/of vrieszaksluiter heb zien verdwijnen in ‘t gapend gat dat eigenlijk voor stof & vlieg is bestemd.
Dus als de bewoners straks terugkomen zal ik hen uit moeten leggen dat ‘t pennenparadijs ondanks de verdigitalisering nog steeds bestaat.

Hopelijk ver weg van Zijperspace, verweggistan voor fruitvlieggebroed.

Grensrust

Vlak over de grens richting Kranenburg ligt een onbestemd pad. Daar waar ik ga zitten is er geen weg verder meer. Hooguit 20 meter. Als ik die kant op kijk herinner ik me altijd de mensendrol die ‘t einde in geur markeerde. Verder moest je niet gaan, kon je niet gaan; de stank was overweldigend. Slechts een mens kon zo stinken. Maar dat wist ik pas toen ik ‘t wc-papier ontwaarde.

Toch kom ik er sindsdien steeds weer. Om op dat bankje te zitten, in de schaduw van wat overhangende elzen. Waar de Elzenhaantjes me als 1e insecten begroeten. Waarop ik vol hoop m’n telefoon pak om te zien wat er nog meer op de bladeren & bloemen leeft.
Aan zitten kom ik dan niet meer toe, als ik geluk heb. Af & toe loop ik terug naar de bank om een slok van m’n bier, ingeslagen bij de Rewe Getränkemarkt, te nemen om vervolgens 20 meter verderop nog een blaadje om te keren om te zien of die kromming in ‘t groen mogelijk een gal is waar een beestje huist.

‘t Is er saai. Vooral veld tot aan de einder, waarbij die is ingeperkt door rijen bomen aan elke zijde, zo te zien 1 rij dik. Geen bosschages te noemen.
Slechts zelden waagt een fietser tot hier te komen. Vorig jaar heb ik een stel heen gezonden die misnoegd hún vaste stek bezet zagen.
‘Sorry, 1 keer per jaar zit ik hier,’ in m’n beste duits.
Ze bleven ontevreden kijken, maar staakten uiteindelijk die strijd & keerden om richting hun balkon, parasol of misschien wel hun buren. ‘t Kon in ieder geval niet opwegen tegen deze plek, gespeend van passanten.

Nou ja, achter me, achter mijn rugleuning, voorbij ‘t watertje met beboming aan weerszijden, plus nog wat laag groeiend groen, daar rijden de auto’s. ‘t Verkeer dat de grenseconomie staande houdt. Brandstof & alcohol voornamelijk. Op de parkeerplaats in Kranenburg worden hele boodschappenwagens volgeladen met leeggoed, die je voor moet zijn als je niet een kwartier bij ‘t ‘Pfand’-apparaat wil staan wachten.

Eergister kwam er weer een fietsend stel terwijl ik voorovergebogen met m’n toestel in de aanslag stond.
‘Hé, verder kunnen jullie niet, hoor!’ liet ik hun weten.
‘Oja, ‘t stopt hier!’ zei de vrouw tegen haar achterop komende man.
In een oogwenk had ik mijn verleden verteld van mijn verblijf hier. 1 Keer per jaar. Dat ‘t een raar doodlopend pad was. Waarom ‘t hier zo rustig is. 4 of 5 Jaar geleden ontdekt. Dacht ik ook: ‘Hé, ‘t loopt dood.’ Maar sindsdien dus.
Maar dat van die drol de 1e keer, dat had ik niet hoeven vertellen. De mensendrol. Dat alleen mensendrollen zo konden stinken. Zo erg.

Ze keerden om.
‘Maar onthoud deze plek,’ voegde ik snel nog toe. ‘Een rustiger plek vlak over de grens zul je niet vinden.’

Ze namen een tot leven gewekte geur mee, weg uit Zijperspace.