Verjaar!
Tja, iedereen verjaart. Elk jaar weer. Zolang je blijft adem halen zal daar niet zoveel aan veranderen.
Het ene jaar telt 365 dagen, een enkele 366. We hebben nu eenmaal afgesproken, dit naar aanleiding van een vroege ontdekking in de menselijke historie, dat een jaar op zodanige wijze ingedeeld overeenkomt met onze gezamenlijke tocht rondom de zon. Voor het gemak delen we dat jaar ook nog even op in seizoenen, maanden en weken, zodat we over het geheel van 365 een beter overzicht krijgen en een beter besef hebben van het voorbij gaan van de tijd. Maar daarvan zou men kunnen zeggen dat het slechts arbitraire delingen van het overkoepelende jaar zijn.
Feit blijft staan dat we elke keer dat we op hetzelfde plekje teruggekomen zijn die wij innemen ten opzichte van de zon, we kunnen spreken over het verstrijken van weer een jaar. We zijn weer verder gekomen (we zijn in onze beleving nog niet dood), weer grijzer, weer dikker, nog een stukje langer, of juist gekrompen, onze ledematen strammer, en wederom zijn we een stukje dichter genaderd tot het onafwendbare moment dat we dat niet meer kunnen vieren.
Ik merk zelf dat ik niet meer de snelste fietser van Amsterdam ben. Mijn longcapaciteiten en daarmee samenhangend de souplesse van de spieren in mijn benen voldoen niet meer om fietskoeriers even een lesje te leren. Ik trek niet vanzelfsprekend als eerste op bij een stoplicht, de politie te fiets houdt me tegenwoordig met gemak bij, waardoor ik dat risico ook niet al te vaak meer kan nemen, of ik zou van te voren eens goed om me heen moeten kijken. Maar aangezien mijn nek ook enige tekenen van stijfheid vertoont, ben ik vooral genoodzaakt me te laten leiden door de grote mate van wijsheid die ik gedurende de jaren heb opgebouwd.
Wat mijn geest graag zou willen, kan mijn lichaam niet meer aan, maar daarentegen geldt ook: wat mijn lichaam niet meer kan, daar is mijn geest in staat dit onvermogen in enige mate te ondervangen. Het is zodoende een genot om een fietskoerier ver achter me te laten door via de middelste ring van een rotonde de weg af te snijden en op die wijze enige straten verder voor een tweede keer door dezelfde, maar ditmaal verbaasde persoon ingehaald te worden.
En om er vooral niet te veel spijt van te krijgen dient elke gelegenheid te baat genomen te worden om kenbaar te maken, om het voortgaan van de tijd, om het verval van het lichaam, later ook de geest, te ontkennen door er een feest tegenover te stellen. Men nodigt vrienden en familieleden uit voor een gezellig samenzijn onder het mom van weer een jaar versleten, drinkt en eet hierbij genoeglijk en bovendien vaak te veel, waardoor men de volgende dag berouwvol van de essentie van het wel en wee van het lichaam doordrongen is.
Men neme daarvoor het passeren van de grens tussen 31 December en 1 Januari of gewoon het bereiken van dezelfde datum als waarop men volgens de overleveringen geboren schijnt te zijn. Voordelen van het kiezen voor de laatste datum zijn o.a. dat men niet perse voor toegang tot een café hoeft te betalen, men de mensen naar zich toe kan laten komen i.p.v. andersom, de visite geneigd is met een aardigheidje aan te komen zetten om het feestelijke feit meer luister bij te zetten, en het tevens zo is dat men niet hoeft te wachten tot het moment van klokslag 12 zich aandient, maar gewoon ’s ochtends vroeg wakker kan worden en de gehele dag in de roes van feestvarken kan voortbewegen. Ik dacht: laat ik de positieve aspecten van dit gebeuren eens belichten, de negatieve negeren, daar ik hierboven reeds enkele nadelen heb genoemd die het tikken van de tijd met zich meebrengt.
Gekomen echter bij dit punt, het tijdstip van vandaag, de dag dat het oude jaar vervangen is door een nieuw jaar, geheel symbolisch en gesteld op een waarschijnlijk volkomen willekeurig moment binnen die ommegang van de aarde om de zon, doet het mij elke keer weer beseffen dat het niet lang meer zal duren of ik mag mijn eigen feestje opnieuw gaan organiseren. Niet dat ik zo bezeten ben van dit besef dat ik me ver van tevoren reeds ga verheugen op mijn verjaring; nee, geenszins. Ik zie al voor me hoe ik na afloop van het gezellig samenzijn mijn huis weer zal moeten ontdoen van allerhande troep die slechts uitnodigen tot het akelig pijnlijk stoten van mijn tenen, de deuren open zal moeten gooien om mijn neus weer normaal zuurstof te kunnen laten snuiven en bij het verschonen van diverse koppen en schotels, schalen, pannen en bestek mijn handen zullen verweken tot zachte kussentjes waar geen eelt meer op zit. Om niet te spreken over de eerder genoemde gevolgen van het in te grote hoeveelheid tot me nemen van verstrooiende middelen.
Nee, ik begin er over omdat ik nu eenmaal op de honderdste dag van het jaar jarig ben en het derhalve zo makkelijk aftellen is.
Ik wilde u opdragen vooral te genieten van het elk jaar weer terugkerende moment dat u zichzelf een jaartje ouder mag noemen, maar bedacht me dat ik dit moeilijk kan verlangen als ik het zelf niet van plan ben. Ik laat die honderdste dag dit jaar zonder al te veel ophef aan mij en mijn dierbaren voorbijgaan. Dit omdat ik vijfentwintig dagen later, te weten: op 5 Mei 2005 (5/5/5), 15.000 dagen oud zal worden. Een mooie datum voor zulk een heuglijk feit. Daarom wilde ik mijn opdracht tot huiswerk ditmaal een ietwat aanpassen. Misschien niet in overeenstemming met het thema van deze maand, maar wel er naar verwijzend daar het evengoed refereert aan het verstrijken van de tijd.
Huiswerk: Bereken op welke datum de 10.000e, dan wel 15.000e dag van uw leven bereikt wordt en breng te zijner tijd verslag uit van de viering van deze gedenkwaardige mijlpaal.
(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Deel 1, Deel 3 [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Deel 2], Deel 4, Deel 5, Deel 6, Deel 7, Deel 8, Deel 9, Deel 10, Deel 11, Deel 12, Deel 13 & Deel 14 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)