dijk

Ik kwam Remco tegen.
We hadden ‘t even over m’n broer. Of die nou wel of niet in Parijs zou zitten.
& Over m’’n moeder. Ik moest vooral de groeten doen.
‘‘Ook nog feliciteren?’’ vroeg ik.
Ja, ook nog feliciteren.
Of hij ook nog Canta’’s wist, vroeg ik ‘‘m vervolgens. Of er ook Canta’’s in Den Helder te vinden waren? & Waar?
Ik moest ‘‘m kort uitleggen wat een Canta was, & dat-ie rood moest zijn, maar toen wist Remco antwoord.
‘‘Dan ga je hier gewoon rechtdoor,’’ zei hij. ‘‘Dan kom je in de goede buurt terecht.’’
‘‘De Visbuurt? & De Vogelbuurt?’’
Precies. Daar waren de mensen minder draagkrachtig. M’’n moeder zou zo’’n ding nooit kunnen krijgen. Maar mensen in die wijken waren er op aangewezen.
‘‘Shit,’’ zei Remco, ‘‘normaal zie je er hier elke minuut 1 voorbij komen…’.’

De telefoon ging. Een geluk dat ik net naar ‘’t beeldscherm keek. Weer ‘‘ns vergeten ‘’t geluid opnieuw in te schakelen.
‘‘Wat ben je aan ‘’t doen?’’ vroeg ze.
‘‘Ik kijk naar Texel.’’
‘’Ooohhh,’’ reageerde ze.
Ze dacht aan vakantie. Altijd als ik Texel zeg.
‘‘& Ik kijk naar de Razende Bol.’’
Maar de meeste mensen weten dan niet waar je ‘’t over hebt. Afkomstig uit Den Helder weet je waar dat ligt: de ene keer links, de andere keer iets meer naar rechts.
Ze wilde alweer gaan praten. Haar eigen ding vertellen.
Maar ik ging door: ‘‘& Als ik me omkeer zie ik iets roods. Beneden aan de dijk op een parkeerplaats.’’

Ik was de hele stad door gereden. Op m’’n moeders fiets.
Ja, ze wilde wel weer gaan fietsen, had ze daarnet tegen visite verteld, maar ze was de laatste keer gevallen.
Nu zat ze ook weer met een verstuikte enkel. Maar m’’n broer had gezegd dat dat kwam door te veel tuinieren.
Ik kwam weer terug waar ik begonnen was. Voorbij de Kringloopwinkel. Remco kwam net naar buiten, daar aan de overkant.
Hij zwaaide. Ik zwaaide terug.
Hij vroeg, door z’’n hand te draaien & z’n wenkbrauwen op te trekken, of ik succes had gehad.
Ik stak een vinger op.
‘‘1tje Gevonden,’’ riep ik door de krachtige wind heen.
& Ik fietste door richting moeder.

Waar alles is zoals ‘t is & was in Zijperspace.

ferrari-recht

Een hardnekkig gerucht deed me opnieuw de telefoon in kruipen.
‘’Goedendag, u spreekt met Ton Zijp. Ik wilde graag spreken met de persvoorlichter van uw bedrijf. Of anders iemand van de juridische afdeling graag.’’
‘‘Dat kan. Met wie kan ik zeggen dat ik ´t genoegen heb?’’
‘’Met Ton Zijp.’’
‘‘Ik bedoel: van welke organisatie of instelling bent u?’’
‘‘O, ik ben van de Rode Canta Consumptie-Vereniging.’’
‘’Dat noteer ik even. De Rode Canta Consumenten Vereniging.’’
‘‘Nee, de Consumptie-Vereniging. Wij rijden nl niet in de Rode Canta. Wij consumeren ze slechts.’’
‘‘Goed, blijft u even hangen. Ik ga even voor u op zoek naar de heer Van Ballover.’’

Ik was benieuwd. Het lukte me warempel om telefonisch binnen te dringen in de Nederlandse afdeling van deze grootindustrieel. & Ik mocht nog een vraag stellen bovendien. In gedachten bereidde ik m’’n vragen nogmaals voor.
‘‘Met van Ballover, Juridische afdeling Ferrari Nederland.’’
Ik stak van wal.

‘’Meneer Van Ballover, mij kwam ter ore dat u paal & perk wil stellen aan ‘’t abusievelijk gebruik van uw merknaam Ferrari.’’
‘‘Ja, dat klopt. Dat doen we overigens in nauwe samenwerking met onze collega’s van Mercedes-NL.’’
‘’O, meent u dat? De Nederlandse afdeling van Mecedes?’’
‘‘Merrrrcedes, heer Zijp. & Daar heeft u gelijk de reden te pakken waarom wij ’’t tijd vonden in te grijpen in ‘’t abusievelijk & excessief merknaamgebruik van niet-rechthebbenden.’’
‘‘U zegt?’’
‘‘Excuseert u mijn juridisch jargon, meneer. Wij juristen komen weinig mensen buiten ons vakgebied tegen, wat nogal eens wil resulteren in onbegrijpelijkheid voor leken.’’
‘‘Geeft niets meneer Van Ballover. Maar legt u alstublieft eens verder uit. Ik begrijp tot nu toe dat Mercedes-NL niet kan accepteren dat er een bedrijf bestaat dat de naam Mecedes draagt. Maar wat hebben Canta & Ferrari daarmee te maken?’’
‘‘Nee, dat heeft u verkeerd begrepen. Mercedes & Mecedes zijn ‘‘tzelfde automerk, maar onder de Nederlandse bevolking bestaan er mensen die de ‘’r’’ missen op hun toetsenbord. Dit hebben we oa kunnen constateren in de Canta-community, maar gaat ook verder dan dat. ‘’t Probleem is alleen dat Canta-gebruikers hun voertuig afficheren als bijv een Ferrari-in-de-dop of een fietspad-uitvoering van de Mercedes. Wij moeten daartegen in ’’t geweer.’’
‘‘Hoezo dan?’’
‘’Wij zijn bang dat als deze ontwikkeling zich voortzet, men ‘’t beeld van de oldtime Ferrari dan wel Mercedes uit ‘’t oog zal verliezen, waardoor onze beide merken alsook de voertuigen zelf hun bestaansrecht gaan verliezen. De gewone burger verliest derhalve ‘’t gevoel met onze luxe wagens.’’
‘‘O ja. U bedoelt te zeggen dat uw auto’s harder mogen dan 45 km/uur? Geldt dat ook voor óp ’t fietspad?’’

Interviewen gaat de burger makkelijk af in Zijperspace.

noord

Ik ben een leuke gozer & ik doe goed m’n best, maar af & toe moet ik ook een beetje verwend worden.
Dat heeft ikzelf bepaald. Bij meerdere glorie van mezelf & op mezelf. Want niemand die me meer liefde geeft dan dat ene persoontje, moet je begrijpen.
Goed, ik dus op de fiets, half over kop richting Noord. Tussen ‘’t gebergte van de hoge golven inbetween 2 stadsdelen door. Terwijl dat mediamarket toch echt wel om 2100 sluiten gaat met z’’n kadaver. Dus vaart was van toepassing, want anders stond ik voor gesloten schuifsluizen.
Ik me om laten praten, zo gedienstig ben ik ook nog wel, van wil je zeiss, ikke ja, waarom niet leika, ikke ja, kan je goedkoper geheugen scoren, ikke ja, ben je wel meer geld kwijt, ikke oh, & hij: maar op den lange duur niet.
‘’t Zal allemaal wel aan m’’n jassie bekokstoofd worden, maar zo’’n eerlijke patjakker van een verkoper mag ik lijden. Hij zegt tenslotte dat-ie met deze betere resultaten kreeg toen-ie ‘m mocht testen van… Ja, van wie eigenlijk?
Nou ja, daar kwam-ie niet zo goed uit z’’n bektrekken, maar voor de rest had-ie een goed sprookje waar ik graag in geloven willen zou.
Alles goed in de verpakkingen laten zitten op de terugweg, want je weet maar nooit of je ‘‘m niet voor een betere veranderen wil uiteindelijk.
Daar ging ik me toch in een bocht bijna op m’’n dwarslesie! Die voorband wilde een andere kant omslaan als dat ik me bekokstoofd had. Kon ik iets anders ter hand nemen dan dat ik doorgaand graag mag bewerken in alle stiltes van de ochtendschemer als moeder de vrouw even niet om de hoek komt gluren, maar druk bezig is met koffie-latten & boterhammenzakken.
Ga ik me daar dus de hele weg terug af moeten leggen die ik heen in alle doodmoederustigjes had befietst.
God is ’’t zeker niet al te eens met m’n nieuwe troetelspeeltje waar ik alle wonderen des werelddelen mee vast kan registreren, pruttelde ik een beetje voor me uit tijdens die ellenlange mijls terug.
Maar wel heb je nooit! Kom ik, juist op ‘’t moment dat die klerenboot voor m’’n neus wegglibbert richting m’’n eigenste woonplaats, toch een leuk aftands wagentje tegen dat er gewoon om vroeg om op m’’n gevoelige plaat vastgeslempt te worden….
Nou ja, daar heb ik maar wat leuke kleurige blompjes omheen gezet, zodat m’’n wijffie niet gaat zeggen dat ik al dat geld voor z’n spreekwoordelijke kassukkut heb uitgegeven (ze zegt ‘’t altijd zo geestig, maar ja, daar moet je dat soort handelingen niet voor laten, heb ik dan bij mezelf).
Vandaar dus, ik zweer ‘’t je, die bloemetjes vond ze wel wat, maar onze nieuwe toekomstige auto zag ze niet eens staan. Even de volgende salarisronde afwachten, moppie.

Krijg je telelenzen kado om naar de uiteinden van Zijperspace te kunnen turen.

stokroos

Ik ben aan ‘’t oefenen. Voor de persconferentie straks. Een beetje droogzwemmen met mezelf.

V: ‘‘Waarom?’’
A: ‘‘Waarom wat?’’

Nee, nee, dat is te agressief. Maar ja, ’’t was ook een beetje stomme vraag. Zulke vragen stellen journalisten vast nooit.

V: ‘‘Waarom achtervolgen jullie al die rode autootjes?’’
A: ‘’Omdat ‘’t ons opeens opviel dat ze overal opdoken. Een beetje raar gezicht in ‘’t straatbeeld, vonden we. Bovendien hadden we ‘’t idee dat ‘’t gebruikt werd door een bevolkingsgroep waar we doorgaans weinig mee te maken hadden.’’

Ha, dat loopt tenminste. Maar geheid dat je daar een vervolgvraag op krijgt. Wat nou ‘bevolkingsgroep’; wat nou ‘weinig mee te maken’!

V: ‘‘U bedoelt dat u over ‘’t algemeen geen oog heeft voor de minder valide medeburger?’’
A: ‘‘Nou eigenlijk dat zij, net als wij overigens, op een bepaalde manier een sociaal geïsoleerde groep zijn.’’

Daar ga je moeilijkheden mee krijgen. Waarom zijn jullie zelf sociaal geïsoleerd, maken jullie die invaliden door jullie gedrag niet extra geïsoleerd, moet er meer aandacht aan jullie besteed worden of aan de minder validen?
Nee, aan dat antwoord kan je nog wel wat sleutelen.

V: ‘‘Waarmee u maar wilt zeggen dat u er wat van opsteekt?’’
A: ‘‘Inderdaad. Ik geloof dat de deelnemers aan deze foto-groep er, elk natuurlijk op zijn eigen manier, wat van leren. Ze leren op een andere manier kijken. Ze begrijpen dat een bepaalde bevolkingsgroep zich niet op plekken begeeft waar wij ons zelf regelmatig bevinden. & Wij gaan de kleur rood beter begrijpen.’

Je wordt te zweverig. Maar ga toch maar door.

A: ‘’We weten nu hoe hard een Canta door een stad kan scheuren. Sommigen weten nu te vertellen hoeveel bagage er in een Canta past. We hebben een duidelijker beeld over de sociale spreiding van dit transportmiddel. & Dan nog iets zeer persoonlijks: ik weet tegenwoordig dat stokrozen (tot voor kort was ik niet echt bekend met dat fenomeen, ondanks dat ze rond deze tijd van ‘’t jaar irritant in de weg kunnen zitten als je over de stoep wil fietsen), mits ze de juiste kleurschakering hebben, uitstekend in staat zijn om een alleenstaande Canta op te fleuren.’’

voorbij

Dit, dames & heren, toont de tijdelijkheid der dingen.
Waarbij u ‘dingen’ als een breed begrip moet zien. ’’t Kan van alles zijn dat straks aan onze belevingswereld is onttrokken. Eens was ‘’t er. Dan is ‘’t opeens verdwenen.
‘’t Klinkt simpel, maar ‘’t kan grote gevolgen hebben. Maar wie ben ik om u de geschiedenis voor te kauwen?
Wat mij er overigens aan doet denken dat niet zo ver verwijderd van deze locatie zich ‘’t Amsterdams Gemeentearchief bevindt. 1 Van de plaatsen waar men koortsachtig probeert dat wat was nog lang te laten wezen.
De laatste keer dat ik dat gebouw bezocht was toen een zekere persoon was komen te overlijden. Omdat men al verwachtte dat hij niet lang meer zou blijven leven & voor zijn ziekte als fotograaf in dienst was bij ‘’t Gemeentearchief, hadden ze een kleine tentoonstelling van zijn werk ingericht.
Al snel na opening bestonden zijn foto’’s nog wel, maar hij niet meer.
Wat mij er overigens aan doet denken dat de persoon in kwestie op Westgaard werd begraven, totaal aan de andere kant van de stad, waar afgelopen maandag een ander persoon, ik zal u niet onthullen in welke hoedanigheid ik bekend was met hem, ten grave werd gedragen. Ze hebben elkaar nog gekend, deze beide dode heren. De 1 maakte foto’’s, de ander loste puzzels op.
Ook die laatste bezigheid illustreert datgene waarmee ik begonnen was: de tijdelijkheid der dingen. Want zo gauw je je eerste oplossing invult, weet je dat ‘’t nooit meer ‘‘tzelfde zal zijn. 1 Stap dichter bij de al dan niet definitieve oplossing.
Dat was een woordspeling, dames & heren.
Wat mij er overigens aan doet denken dat ik nóg een zeker persoon heb gekend. Een persoon, ik zal u niet informeren op welke wijze ik met hem in contact stond, die de gewoonte had puzzels te verzinnen. Of laat ik ‘’t juister uitdrukken: hij verzon omschrijvingen van woorden. Sommige mensen plegen die omschrijvingen cryptisch te noemen. Hij zag ‘’t liever als zijn manier van denken.
Ook hij kwam te overlijden. ’’t Wordt allengs een droevig verhaal. Maar laten we voor een kort moment doen alsof we geloven in ‘’t hiernamaals & ons verheugen dat deze 3 heren, net als vroeger, gezamenlijk een biertje drinken momenteel. Maar dat ik niet meer degene ben die ze daar in voorziet.
Om af te sluiten, dames & heren, goed & wel gaat ‘’t er om dat ik vandaag, nog deze middag, opnieuw voorbij kwam rijden aan deze plek. U ziet ‘’t hier voor u. Wat schetst mijn verbazing dat, in de korte tijd die gelegen was tussen ‘’t moment dat ik deze foto nam & mijn terugkomst daar, ’’t verkeersbord veranderd was van ‘verboden in te rijden voor auto’s’ in ‘verboden in te rijden’. U weet wel: ipv een autootje in een rode cirkel, nu een witte streep in ’’t midden van een rood rond vlak.
Een geluk dat ik de Canta nog heb weten te herkennen in ‘’t bord. Maar jammer dat ’” t aan de nog komende voorbijgangers voorbij zal gaan.
Voorbij zal gaan.
Voorbij zal gaan.
Voorbij zal gaan.

Voorbij zal gaan in Zijperspace.

magmocht

We mochten een heleboel dingen niet.
Bijv te laat naar bed. Dat mocht niet. Zowel van m’’n moeder als van m’’n vader niet.
Dan mochten we ook niet aan tafel zonder onze handen gewassen te hebben. Soms moesten we ze beiden laten zien. Binnenkant. Buitenkant. Meestal als we terug waren gekomen van buiten spelen.
We mochten ook nooit neuspeuteren. Terwijl we wisten dat iedereen ‘’t deed.
‘‘Maar Pieter, dat jochie dat naast me zit in de klas, die zit de hele tijd aan de bel die aan z’’n neus hangt.’’
Dat soort verhalen hadden weinig zin. We mochten evengoed niet onze neus aanraken.
‘‘Dan pak je maar een zakdoek.’’
Dat deden we dan snel, voordat onze moeder haar zakdoek uit haar decolleté te voorschijn haalde & wel even in zou grijpen.
We mochten niet zingen tijdens eten, niet schreeuwen, niet rennen in de kerk, niet verder dan 5 meter voor onze ouders uit lopen.
Maar bovenal mochten we onze broers niet slaan. Hoewel ze wel altijd jou sloegen.
& Als je ’’t wel deed, dan kreeg jij een klap. Zij nooit.
Op ‘’t dak, dat ook niet. Of hard tegen een bal trappen, zodat-ie over de muur van de garage vloog & bij de buurman terechtkwam.
Of schelden op meneer De Boer.
Er waren een heleboel dingen verboden.
Sommige dingen, of eigenlijk de meeste, waren ook niet te begrijpen. Bidden mocht niet te hard, maar ook niet te zacht.
& Buiten de paden in ‘’t bos rennen, mocht ook al niet. Met de zondagse kleren in een boom was verboden, maar op diezelfde zondag andere kleren aan was een godsverbod.
Maar ja, dát woord, daar hadden we toch al niets van begrepen.

Dus hebben we besloten dat onze moeder, voor Pa is ‘’t al te laat, straks ook allerlei dingen niet mag.
‘‘Nee Ma, geen rode bloemen voor ‘’t raam. Dat mag niet. Straks gaan ze nog denken dat je een oud wijf bent.’’
Dat klinkt tenminste redelijk. Redelijker dan wat wij allemaal moesten laten.
Als ze straks met een rood karretje aankomt, dan zeggen we botweg: ‘Nee.’
& Ik denk dat iedereen wel zal begrijpen waarom. Ze krijgt dan ook geen uitleg.

Zullen we ‘ns laten zien wie er de baas is in Zijperspace.

conversatie VI

‘Omdat ´t te koud is.’
‘In de zomer niet, lijkt me.’
‘Nee, dan is ´t te warm.’
‘Te warm. Voor wat?’
‘Wat vraag je nou net aan me?’
‘Wanneer jij je deuren open zet.’
‘In de zomer dus niet.’
‘Want dan is ’t te warm…’
‘Ja.’
‘Kom op, doe niet zo nukkig meteen. Ik probeer ’t alleen maar te begrijpen.’
‘Ik weet toch wat er hierna gaat komen.’
‘Je kan ’t toch wel even uitleggen? Als je dan toch weet wat ik ga zeggen.’
‘’t Is gewoon een vervelend gevoel dat iedereen zich meteen gaat bemoeien met mijn deuren. Die moeten & zullen perse zo veel mogelijk open staan & ’t is absoluut ongezond & ik moet toch eens proberen op een gezondere manier te leven & als ik zo door ga, dan overleef ik ’t niet, met als afsluitende vraag of ik m’n hele leven lang al zo kouwelijk ben geweest.’
‘Ha, dank je. Ik stond inderdaad op ’t punt die vragen te formuleren. Dat bespaart me tijd.’
‘Te koud is te koud & te warm is te warm.’
‘Je huis koelt gewoon veel te snel af.’
‘Precies.’
‘& Je houdt niet van hitte.’
‘Zie je, als je even logisch nadenkt hoef je helemaal geen vragen te stellen.’
‘& Had ik gewoon thuis kunnen blijven zitten, want ik begreep je toch al.’
‘Ja, & dan had je wellicht je eigen koelkast leeg gezopen & niet die van mij.’
‘Dus je gooit je deuren open zo gauw ’t avond wordt & de temperatuur beter te verdragen.’
‘Tuurlijk niet. Dan kan ik ’s nachts niet slapen van al die muggen.’

Dat zijn de laatsten die er in komen in Zijperspace.

bossepad

Ondertussen ben ik aan een onderzoek begonnen. Totaal onempirisch, maar ’’t geeft een mens wat te doen.
Ik fiets.
Niet, zoals ik gewend ben te doen, via de kortste route van A naar B, maar op willekeur.
Een bof dat willekeur nog geen empirisch gestaafde omschrijving met zich meedraagt.
Willekeur betekent in deze dat ik een passerende straat in duik als ik plots bedenk dat ’’t geen kwaad kan dat te doen.
Straten kunnen niet passeren, zal men zeggen, maar zoals ik ’’t beleef wel. Gaarne geen commentaar hier op te leveren.
Dus kan ‘’t lijken dat ik rechtdoor ga fietsen, de meest logische route voor iemand die zich in een bepaalde straat voortbeweegt, maar ik ga dan naar rechts (of naar links, al naar gelang ’’t zich voordoet). & De volgende weer naar links (men raadt waarschijnlijk al wat ik tussen deze haakjes had kunnen schrijven).

Ik neem een wijk & ga er voor. ‘Hop, zo die gaat,’ zoals ze dat vroeger wonderschoon wisten uit te drukken.
Soms laat ik me leiden door nostalgie. Een verlangen te aanschouwen hoe de dingen zijn veranderd. Plekken herbezoeken waar ik ooit mijn tijd doorbracht.
Zoals de van Bossestraat, waar ik ooit een ½ jaar woonde.
Ik wist niet eens meer hoe je de naam van de straat moest schrijven. Blijkbaar had ’’t niet beklijfd, mijn verblijf aldaar. Niet alles dan. De naam niet vooral.
Wel bijv dat ik daar de fiets van m’n bovenbuurman heb gejat. Ook weer netjes teruggegeven toen hij me kwam melden dat de fiets die bovenop m’’n schuurtje had gelegen van hem was.
Ik heb ‘‘m in oost-pakistaans (wat blijkbaar zijn ‘native language’ was) proberen uit te leggen dat men geen fietsen bovenop de schuur van de buurman legt in Nederland. & Hem vervolgens ‘’t vehikel met lekke band & slappe ketting teruggegeven. Hij bedankte me in fatsoenlijk nederlands met ‘Thank you, thank you’, wat mij deed bedenken dat ‘’t toch niet zo slecht ging met de integratie.
Ondanks dat voelde ik me dus een dief. Waar ik ’’t eigenlijk niet over wilde hebben.

Ik ging dus op zoek naar m’n oude huis. Hoewel ik wist dat die niet meer zou bestaan.
Op ‘’t moment van verlaten toentertijd, stonden de bulldozers nl al voor de deur. Deze slopers hadden de vorm van bodybuilders aangenomen & kwamen de glas-in-looddeuren verdonkeremanen die ik eigenlijk zelf had willen jatten om ze door te verkopen via Marktplaats.nl die toen nog lang niet bestond.
& Inderdaad: m’’n huis was, zo bleek tijdens mijn herbezoek, vervangen voor nieuwbouw. Goed dat nostalgie mijn drijfveer was voor deze fietstocht, want een schreeuwend rode Canta zou ik hier niet kunnen vinden. Canta-eigenaars, & hier begint mijn on-empirisch onderzoek, wonen niet in nieuwbouw. Tenzij deze de bejaardenopslag als bestemming heeft gekregen.

Canta-eigenaars wonen ook niet in Oud-Zuid, maar daar wil ik ‘’t graag een andere keer over hebben.
Ze wonen wel om de hoek van de van Bossestraat. Men kan hier zelfs spreken van overbebossing als men ’’t over dit karretje heeft.

‘t Is niet zo ver weg van waar Zijperspace ooit was.

conversatie V

‘Ja, vooral de oude kranten.’
‘Maar lees je dan ook wel eens die van de dag zelf?’
‘Nee, dat in ieder geval niet.’
‘Je bent dus alleen op de hoogte van oud nieuws?’
‘Maar daar weet ik ook alles van dan, hè. Ik pluis ze uit. Doe er minstens een dag over.’
‘Waardoor je nog meer achterop raakt…’
‘Des te meer ik achterop raak, des te minder zorgen ik me maak.’
‘Hoezo?’
‘Omdat ik dus alleen nieuws lees dat al verleden tijd is. Behalve dan in de periode dat we weer over moeten gaan naar zomer- of wintertijd. Dan ben ik wel verplicht even na te kijken op welke datum dat in zal gaan.’
‘Maar dan snap ik ‘t nog niet.’
‘Over oud nieuws hoef je je niet meer op te winden. ‘t Is immers alweer een tijdje geleden gebeurd. Dat had ik bijv met die vermeende aanslag op Koninginnedag van de week.’
‘Je bedoelt 2 maanden geleden.’
‘Nee hoor. Ik las er pas afgelopen woensdag over. Of was ‘t dinsdag?’
‘Volgens mij was ‘t 2½ maand geleden.’

Nergens nooit iets van gemerkt in Zijperspace.

conversatie IV

‘& Angst?’
‘Ja, angst. Nou ja, angst… Een ontevreden gevoel.’
‘Wat toch niet helemaal ‘tzelfde is.’
‘Nee, nee, inderdaad.’
‘Dus?’
‘Een ontevreden gevoel dat ’t niet helemaal gaat zoals ’t gaat.’
‘Dat bedoel je waarschijnlijk anders.’
‘Huh? Nee, dat bedoel ik zó.’
‘Dat dingen niet gaan zoals ze gaan. Dat zeg je. Terwijl ze dus wel zo zijn gegaan. Anders kunnen ze niet hebben plaatsgevonden.’
‘Je moet m’n woorden ook niet te letterlijk nemen.’
‘Nee, ik probeer te interpreteren, maar een beetje duidelijkheid mag toch hopelijk wel?’
‘Je hebt gelijk.’
‘Wat is dan dat ontevreden gevoel?’
‘Dat ’t niet voegt. Alles. Als dat je tijden lang verliefd bent op een meisje & dat je ’t eindelijk zo ver hebt gekregen dat je met haar kan zoenen & dan blijkt ze op je tong te bijten tijdens die 1e zoen.’
‘Au.’
‘Ja, dat zei ik dus ook.’
‘Dus dat creëert een ontevreden gevoel.’
‘Dat kan je wel zeggen, ja.’
‘Wat heeft dat dan met angst te maken.’
‘Nee, daar kwam jij mee.’
‘Maar jij reageerde er op.’
‘Nou ja, nou ja, kijk, als ik in m’n tong gebeten wordt terwijl ik aan ’t vrijen ben, dan krijg ik ’t gevoel dat ’t nooit meer zal kunnen klikken, ik ben niet zo’n tongbijter, zie je, terwijl alles voor de rest perfect is, hoor, je zal mij niet horen klagen, tieten, gewilligheid, kronkelen tussen m’n benen, aanhankelijkheid, wat al niet meer, maar dan bekruipt me dus de angst dat, deels is dat ontevredenheid, zo voelt dat bij mij, dat we perfect bij elkaar gepast hadden, was ’t niet zo dat zij haar tanden zo dicht op elkaar zou willen drukken.’
‘Dus dat is nooit iets geworden? Klonk anders voor de rest best goed.’
‘O nee, ik ga straks uit eten met haar. Dan gaan we ons samenzijn van 5 maanden vieren. Ik heb ook alvast een ring gekocht, voor volgende maand.’
‘& Toch die angst.’
‘Ja, toch die angst. & Ontevreden.’
‘Ja, ook nog ontevreden.’
‘Nou ja, ontevreden. ’t Is vooral angst. Ik hoop gewoon niet nog een keer gebeten te worden.’

Voor de rest bestaat echte angst niet in Zijperspace.