dierenjaaroverzicht

Eksters eten jonge vogels. Dat wist ik nog niet. Ik wist al dat ze arrogant aanwezig konden zijn, de andere vogels hovaardig over ’t hoofd ziend, maar dat ze zich als de kannibalen van m’n achtertuin zouden gedragen had ik niet verwacht. Hun staart wipte energiek & eigenwijs op & neer terwijl ze, onder luid gekwetter van de bedreigde ouders, een nest vanonder een druivenstruik (zo heet ’t weliswaar niet, maar zo laat ’t zich wel makkelijk noemen, zeker gezien de vorm die ’t zichzelf geschapen had onder ’t balkon van m’n buren) leegroofden. Een paar dagen later werd ik door ‘tzelfde gekwetter er op geattendeerd dat enkele huizen verder ‘tzelfde tafereel zich nogmaals afspeelde. Volgend jaar geen spreeuwen in mijn buurt, dacht ik.

Katten zijn dermate schuw geworden, door mijn niet aflatende ‘psssssssst’, plots geklop op de ramen, & onverwachte toeschietende bewegingen, dat ze mijn tuin slechts aan de achterkant, op doorreis van etensbak naar etensbak, durven te gebruiken. Drollen & stank heb ik dit jaar niet hoeven aantreffen. ’t Lijkt alsof er minder katten in mijn directe omgeving leven, maar ’t zou dus ook kunnen dat mijn niet aflatende campagne ze te verjagen een bijdrage hierin heeft gehad. Daarnaast zouden de vermiste katten, waarvan ik op de hoogte gebracht ben door gekopieerde briefjes met 10 spelfouten op de 4kante cm, dikke viltstiftpraat, tranen verwerkt in smeekbedes vooral melding te maken zogauw ’t geliefde kleinood gesignaleerd werd, ook een reden kunnen zijn dat ik mijn tuin niet meer zo erg lijdt onder ‘t bezoek van dit luie tuig, dat z’n dag doorbrengt met vooral slaap & een enkele keer de buren lastig vallen, dan wel juist die visite die ’t minst gesteld is op schootgedrag. (Mocht de laatste zinnen niet volledig te begrijpen zijn: ik heb gepoogd al mijn frustratie & ergernis omtrent dit huisdier hierin te verwerken).

Welk feit tot gevolg heeft, wellicht, dat muizen zich veiliger voelen in mijn omgeving. Tot 2 maal toe, in niet al te lang tijdsbestek, heb ik een muis mogen signaleren. Waarvan 1 op een afstand van nog geen 20 cm (ik probeer ’t mezelf realistisch voor te stellen door de afstand de andere overdreven kant op te beredeneren), op ’t moment dat ik de vuilnisbak opende. Muizen zijn wezens die zich heel plat kunnen drukken, hun botten kunnen vouwen, schijnheilig angstig zijn, & tot mijn niet aflatende overtuiging in staat zijn de menselijke keel in een overdonderende aanval door te bijten, de grote teen in een oogwenk kunnen oppeuzelen, ook al is deze verpakt in een stevige wandelschoen, alsook de verschrikte vinger, die welke ’t deksel van ’t vuilnisvat heeft opgelicht, met een laserstraal van de geniepige ogen kan doen oplossen in luchtledigheid.

Tevens hebben slakken zich mogen laven in ’t satanische genot mij te zien beven. Zij bleken in hun schik te zijn als zij in grote getale opdoken in nat ochtendschemer, ondanks ’t feit dat zij daarbij moesten constateren dat ik gewapend was met de zoutpot. ’t Vooruitzicht mij trillend te mogen aanschouwen gaf hun zelfmoordmissie bestaansrecht, & ’t sissend doen opgaan in niets anders dan hun eigen vocht, deed blijkbaar een geur verspreiden naar nevenliggende tuinen, dermate aantrekkelijk voor hun soortgenoten, dat ook deze besloten zich aan te melden voor de actie mij schrik aan te jagen. Welke tot gevolg had dat ik niet meer blootsvoets noch met slechts sokken aan mijn tuin durfde te betreden.

Padden durven & kunnen nog steeds door een smal kiertje mijn kelder in glippen. Ik was er ditmaal getuige van dankzij een plat lijk dat zich ik aan ’t eind van de zomer mocht waarnemen. Uitgedroogd, uitgemergeld, plat. Die kelder had ik de gehele zomer gemeden juist vanwege ’t feit dat er mogelijk weer een pad zou zijn. Dit omdat ik in mijn tuin meermaals opgeschrikt werd door flukse bewegingen vanonder bladeren. Ook voor padden bleek mijn tuin stukken aantrekkelijker dankzij de afwezigheid van katten, blijkbaar. Of anders hadden de eksters geen trek in ze vanwege ’t overweldigende jongevogeltjesaanbod dit jaar.

Pimpelmezen blijken niet door ’t keukenraam te kunnen zien dat ik naar ze zit te loeren. Koolmezen wel. Waardoor ik te weten ben gekomen dat pimpelmezen een ietwat kleiner zijn dan genoemde soortgenoten, ietwat dommer, alsook een ietwat suffiger in ’t zoeken naar voedsel. Om dit laatste gebrek te ondervangen volgen ze heel vaak de koolmees in ’t kielzog.

De ratten zijn dood. Als ’t goed is. Gister, op ’t randje van 2004, is ’t gat bij de buren, op aandringen van de dierenvernietigingsorganisatie, gedicht, zodat de ratten, mochten ze nog in leven zijn, of toch nog ergens verborgen nakomelingen hebben verstopt, niet meer de trap richting bovenburen kunnen bestijgen. Probleem is alleen dat ik de stofzuiger niet meer durf te pakken, die zich in een hok bevindt, onder de trap van de buren, boven een klein gaatje, een zogeheten vingergaatje, zodat je bijbehorend uitneembaar luik op kunt tillen & naar de kruipruimte kunt rijken, die waarschijnlijk in verbinding staat met die enge ruimte van mijn buren, zodat mijn huis langzamerhand in bezit wordt genomen door de huismijt.

Verder ben ik er achter gekomen, nog geen 2 weken geleden, bij ’t kerstdineetje met m’n buren, dat ik eigenlijk helemaal niet meer bang ben voor alle dieren.
‘Waar ben je dan zoal bang voor?’ vroeg iemand, een stukje kip in de mond schuivend, daarbij een syrisch servet hanterend om ’t smakelijke druppelen langs de kin toch enigszins in toom te houden.
‘Voor alles, zo’n beetje,’ zei ik, ’t voorbeeld volgend.
‘Ook voor spinnen?’
‘Nee, voor spinnen ben ik tegenwoordig niet meer bang,’ moest ik toegeven, ‘ik moet ze weliswaar zo snel mogelijk doodslaan, maar echt bang ben ik niet meer.’
‘& Voor honden?’ werd ’t vorige stereotiep geopperd.
‘Nee, voor honden ook niet. Vroeger als de dood. Maar ik hoef nu bijvoorbeeld niet meer langs de overkant van de straat te lopen om mijn eigen angst te mijden.’
Maar tegelijkertijd bedacht ik wel dat ik vaak bang ben voor de eigenaars van honden. Zoals dat stel verderop, waarvan ’t meisje altijd de honden uitlaat. Ze laat zich meeslepen door de ene, alsof zij uitgelaten wordt, & roept naar de andere, die los mag, dat-ie erbij moet blijven & op de stoep. & Ik schijt in m’n broek voor de man van dat stel, die veel te breed is & volgens mij degene is die alle vogeltjes in de buurt deed zwijgen toen hij, getuige de achterbuurman, op z’n vrouw met een stuk hout stond in te slaan.

& Bij deze moet ik nog even m’n spijt betuigen & dat ’t echt niet de bedoeling is van mijn leefconstructie, specifieker: de keuken, om daarin alle vliegjes te vangen & te laten verhongeren, te laten stoten tegen doorzichtige doch ondoordringbare ramen, te laten uitputten, totdat ze op de keukenkastjes, de vensterbank, de door de stofzuiger vergeten hoekjes, de koelkast & de pannenplanken dood blijven liggen. Dat heb ik niet zo bedoeld.

We beloven beterschap voor 2004 in Zijperspace (maar natuurlijk niet voor de reeds dode vliegjes).

4e kerstdag

‘”Nee”’ imiteerde Jag.
‘”Nee, ik drink 1st rustig m’n glas leeg”,’ viel ik in.
‘Praatte hij zo?’ vroeg Roen.
‘Ja, verschrikkelijk,’ zei Jag.
‘Tegen mij zei hij de hele tijd ‘tzelfde,’ zei Roen. ‘Op een gegeven moment zeiden z’n vrienden ook dat-ie nou op moest houden. Dat-ie al 8 keer had gezegd wat-ie ervan vond.’
‘1 Van z’n vrienden zei in ’t begin al dat-ie vervelend was als-ie gedronken had,’ zei ik. ‘Of iets in die strekking. Ik geloof dat-ie zei dat die André altijd moeilijk ging doen als-ie aangeschoten was.’
‘André?’
‘Ja, ze zeiden André tegen hem.’
‘Maar die groep aan de andere tafel was ook best moeilijk,’ zei Fret. ‘Ik had ’t al een paar keer gezegd dat ik wilde schoonmaken, maar al die meiden bleven zitten. Pas toen ik de tafels op de stoelen zette, schoven ze opzij.’
‘Zou ik ook doen als jij de tafels op de stoelen ging zetten,’ zei Jag.
‘Lijkt me best een eng gezicht,’ zei ik. ‘Dan weet je dat ’t fout gaat aflopen.’
‘Toen kostte ’t nog moeite om hun glazen leeg te krijgen,’ ging Fret gewoon verder. ‘Jij was toen al bezig bij de andere tafel.’
‘Ik dacht dat die verre tafel wel mee viel,’ zei ik, ‘want toen ik 1maal ’t glas van 1 van die dames vroeg, kreeg ik ‘m meteen. Maar ja, dat was dan ook degene die in m’n kont geknepen had.’
‘Kont geknepen?’
‘Ja, bij ’t glazen ophalen had ik gezegd dat ik een dikke kont had. & Toen keken ze meteen. Ik zei dat ze niet meteen zo pontificaal naar m’n kont moesten kijken. & Er zeker niet aan mochten komen. Maar aan ’t eind van de avond was die ene toch dapper genoeg. Ja, ze moest ’t toch even controleren, zei ze, & kneep in m’n billen. Toen zei ik “Oeps” & keek heel guitig. Ach, dan hebben die dames ook weer een leuke avond, toch? Maar ze vond m’n kont dus helemaal niet dik. Toen zei ik dat ik dat ook heus wel wist, maar dat ‘t voor mij de enige manier was waarop ik vrouwen aan m’n billen kon laten zitten.’
‘Haha,’ lachte Roen, ‘van de week zag Roos jouw lichaam & die was er geheel niet van onder de indruk.’
‘Je bedoelt toen ik m’n buik liet zien?’
‘Ja. Ze zei dat ’t niet veel voorstelde.’
‘Nee, ik ben zelf ook nooit trots op m’n lichaam geweest. Dat zal ik ook nooit zeggen, dat ik er trots op ben. Maar ik heb wel tot voordeel dat ik in de smaak val bij vrouwen die niet van borstharen houden. Dat zijn er tegenwoordig nogal wat. Haren zijn allang uit. Daarom halen ze hun hart bij mij op. Tenminste, toentertijd.’
‘Maar volgende keer moeten we proberen allemaal ‘tzelfde te doen,’ zei Fret.
‘Ja,’ zei ik, ‘op zich deden we ’t best goed. Niet de hele tijd achter elkaar die gozer te woord staan. Omstebeurt op ‘m afstappen. Dan merkt-ie dat-ie meerdere personen tegenover zich heeft. Daarom was ’t wel goed dat jij op een gegeven moment op ‘m afstormde, Roen. Daar schrok-ie vast van. Maar je had alleen de schijn van die woede moeten vasthouden.’
‘Ja, misschien wel. Maar hij bleef doorgaan met praten. & Toen kwamen z’n vrienden ook weer naar binnen. Ik dacht dat die hem wel mee naar buiten zouden sleuren.’
‘Dat weten we in ieder geval voor de volgende keer,’ zei Jag.
‘Ja, we zijn weer wijzer geworden,’ zei Fret.
‘Die Coen was trouwens ook vervelend,’ zei ik.
‘Ik heb al vanaf ‘t 1e moment dat ik ‘m zag een hekel aan hem,’ zei Jag. ‘Was de 1e keer dat ik achter de bar stond. “Ga jij uitmaken dat ik geen bier meer krijg?” zei hij toen. “Jij komt hier net kijken.”’
‘Jullie waren er nog niet,’ zei ik richting Roen & Jag, ‘maar ik kwam terug met een paar stapels glazen, & toen stak Coen vlak voordat ik bij de bar was z’n voet uit. Hij tackelde me.’
‘Ja, toen was Ton woest,’ zei Fret. ‘Wel terecht.’
‘Ik schold ‘m verrot. Ik ging net niet op m’n bek met al die glazen.’
‘Ik had ‘m meteen de deur uitgetrapt,’ zei Jag.
‘Ik was er toe in staat,’ zei ik. ‘Gaat ’t trouwens alweer een beetje?’
‘Nee, ’t gaat nog steeds niet,’ zei Jag.

& We dronken ons biertje aan ’t eind van de 4e kerstdag in Zijperspace.

5e kerstdag

Om ½ 7 werd ik wakker. Klaarwakker. Geen noodzaak tot toiletgang, maar om de verveling te verdrijven deed ik ’t toch maar. Onderweg de comp aangezet.
Op ’t toilet leegde ik met enkele druppels m’n blaas. Door ochtend-onwennige ogen staarde ik naar scheurkalenderbladzij van eergister. Saai verhaal, dus legde ik de volgende er bovenop.
Teruggekomen in de kamer bekeek ik ’t laatste nieuws op internet, verwijderde spam, zette wat muziek aan & verveelde me opnieuw. Met een boek vertrok ik weer richting bed.
‘Nog 1 dag,’ speelde er steeds weer door m’n hoofd.
Ik las een hoofdstuk uit & legde ’t boek opzij, in de veronderstelling dat m’n ogen moe genoeg waren gestaard. Ik deed ze toe, poogde m’n gedachten te concentreren op ’t vliegen boven de stad & ’t zwemmen als een dolfijn, maar de gedachtes dwarrelden alsof opgejaagd door een wervelstorm.
‘Nog 1 dag,’ dacht ik ook.
Toch kwam langzamerhand enig doezelen. Onderweg naar verre contreien werd ik echter afgeleid door mensen die al pratend aan mijn raam voorbijgaan, startende auto’s & de rattenvanger die bij de buren belt. M’n bovenbuurvrouw deed open, stond ‘m te woord, de rattenvanger opende vervolgens blijkbaar een luik, verwijderde ’t rattengif, zei gedag & sloeg keihard de deur dicht.
Nog moeizamer liet ik spanning uit m’n lichaam vloeien.

Om ½ 11 word ik wakker. M’n ogen willen niet. M’n lichaam nog minder. ’t Lijkt zich geketend aan de dekens, door draden die ’t dromenland niet los kunnen laten.
Maar ’t besef dat ½ 11 eigenlijk al te laat is, doet me opstaan. Traag zet m’n elleboog de rest in beweging.
Onderweg naar verticale stand blijken m’n darmen knopen te hebben gevormd. Een wee gevoel heeft zich achter in m’n keel gevormd, opgestuwd vanuit ’t gebied onder m’n borstkas.
‘Ik moet nog een dag,’ denk ik, ‘maar 1st moet ik schrijven.’
Ik zet thee. Drink met moeite. Ontdooi enkele boterhammen. 6 Om precies te zijn. De hoeveelheid voor een zware werkdag. Maar m’n darmen doen me ze kokhalzend aanzien.
Weer toilet. Zo lang mogelijk. Daarna een poging nog wat slaap op de bank te krijgen.
‘4e Kerstdag,’ denk ik. ‘4e Kerstdag moet nog.’
Ik krijg geen woord geschreven. M’n darmen lijken ’t creatiefste gedeelte van m’n lichaam als ik me weer op de wc-pot vlij.
Ziek melden overweeg ik niet. Je meldt je niet ziek voor de laatste werkdag van ’t jaar. Evenmin mag 4e kerstdag onvermeld blijven.

Maar dat moet dan maar na een voorlopige versie van 5e kerstdag in Zijperspace.

3e kerstdag

‘Hallo,’ zeg ik tegen man die voor de toonbank staat als ik de kelder uit kom.
‘Goedendag.’
Ik zie aan z’n blik dat-ie iets wil vragen.
‘Zegt u ’t maar.’
‘Ja, kijk,’ zegt-iej, ‘ik drink in Frankrijk altijd Grimbergen. Grimbergen blond, uit blik. Dat vind ik zeer elegant. Heeft u dat ook?’
‘Dat hebben wij ook,’ antwoord ik, ‘maar belgisch bier uit blik vinden wij niet echt elegant.’
Hij loopt achter me aan terwijl ik een armbeweging maak.
‘Nou ja,’ zegt de man, ‘ik vind uit een blik drinken elegant. Dat bedoel ik eigenlijk.’
‘Er staan hier 3 flesjes,’ wijs ik. ‘& Hier, in ’t tussenstuk, hebben we ook nog Grimbergen in 4-packs.’
‘Ah, mooi, dan kan ik ’t in ieder geval hier ook drinken.’
Bij de kassa staat ondertussen ’t engelse stel dat de winkel al eerder had betreden te wachten tot ze kunnen afrekenen.
‘Als u ’t niet erg vind ga ik de mensen bij de kassa even helpen,’ zeg ik tegen de man.
‘Ja, gaat uw gang.’

’t Engelse stel besluit op ’t laatste moment dat ze ook een glas willen hebben.
‘That one, please,’ wijzen ze naar een Palmglas achter m’n rug.
Ik pak ’t uit ’t schap. Juist op ’t moment dat ik me omkeer, plaatst de nederlandse man z’n rugzak, volgeladen met Grimbergen, op de toonbank.
‘Sorry,’ zeg ik, ‘ik heb nog heel even ruimte nodig.’
Hij haalt snel z’n rugzak weg. Maar kijkt me daarbij bevreemd aan.
‘Bent u vandaag soms in een slecht humeur?’ vraagt-ie.
‘Nee,’ reageer ik verbaasd, ‘ik ben juist in een uitstekend humeur.’
‘O, dan komt ’t zeker verkeerd bij mij over.’
Ik hou er helemaal niet van als mensen voor je gaan beslissen in wat voor stemming je bent, dus reageer ik lichtelijk geagiteerd: ‘De volgende keer misschien wat beter opletten.’
Waarop ik me weer tot ’t stel wend: ‘That is all?’
‘Yes, thank you.’
Ik pak ‘t glas in in een oude krant. Daar had ik de ruimte op de toonbank voor nodig. In m’n ooghoek zie ik Ina de winkel binnenkomen. Ik zeg haar tussen de bedrijven door snel gedag.
‘Is dat alles?’ vraagt de nederlandse man plotseling.
‘Sorry?’ vraag ik, & kijk ‘m verwonderd aan.
‘Had je die ruimte alleen maar nodig om dat glas in te pakken?’
‘Ja, anders lukt ’t niet.’
‘Wat ben jij voor akelige vent? Een beetje chagrijnig naar mij reageren & ondertussen zeggen dat je in een goed humeur bent. Behandel je al je klanten zo? Vervelende rotvent. Zo kan je toch geen bedrijf runnen. Wat ben jij een misselijk creatuur. & Ik moet dan bier bij je kopen. Een beetje koeioneren, dat is ’t enige wat je kunt.’
Hij plaatst z’n rugzak weer op de toonbank. Er is nu ruimte zat.
‘Meneer,’ zeg ik, ‘kunt u niet wat beleefder zijn? Ik heb hier nog wat andere klanten staan.’
‘Ik wil helemaal niet beleefd zijn tegen mensen als u. Zoals u met mensen solt. U bent gewoon een onbeschofte vlegel.’
‘Ik sol helemaal niet met mensen,’ zeg ik terwijl ik de pakketjes Grimbergen uit z’n rugzak haal, ‘maar ik wil u wel verzoeken zo snel mogelijk mijn winkel te verlaten, want ik wil u in ’t geheel niets verkopen. & Dat ben ik in de toekomst ook niet meer van plan.’
Ik geef ‘m z’n lege rugzak aan.
‘Ik was ook niet van plan hier terug te komen,’ zegt de man terwijl-ie richting deur loopt.
‘Gelukkig, dan heb ik tenminste geen last meer van u,’ zeg ik, & me wederom naar ’t engelse stel wendend: ‘Sorry for this. I hope you didn’t understand what the man was saying.’
‘Well,’ zegt de engelse man, de man door ‘t raam nakijkend, ‘I think this man was being rude to you.’
Ina komt op me toegelopen.
‘Ik dacht dat die vent een grapje maakte, toen ik binnenkwam,’ zegt ze, ‘maar hij bleek inderdaad vergeten dat ’t gisteren nog kerstmis was. Dat heeft-ie zeker in z’n 1tje moeten vieren.’
De engelsman lijkt een stukje van Ina’s opmerking begrepen te hebben.
‘In England we have 12 days of christmas,’ zegt-ie met een minzame lach. ‘But for this man 12 days would probably last too long.’

Kerst duurt nog even wat langer in Zijperspace.

2e kerstdag

‘’t Is toch 112?’ vroeg Peet.
‘Wat?’ vroeg ik.
‘112? Voor ’t alarmnummer.’
‘Wat dan?’
‘Er ligt een man buiten. Zegt hij daar.’
Ze wees. Ik keek. Een vaste klant. Meerdere vaste klanten eigenlijk. ’t Kon iedereen zijn.
‘Waar is de telefoon?’ vroeg Peet.
‘Waar ik ‘m altijd leg.’
‘Nee, daar ligt-ie niet.’
Ze liep richting kantoor. Om de telefoon te gaan zoeken.
‘Hier ligt-ie,’ zei ik tegen haar.
Precies op z’n plaats. Ze had ‘m alleen omgestoten.
Ik gaf ‘m aan. Zij liep ermee naar achter.
‘Zeg ’t maar,’ zei ik daarna tegen de klant die al die tijd voor me had staan wachten.
‘Nee, wordt er nu gebeld?’ vroeg hij.
‘Oja, jij stond buiten?’ zei ik. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Die man kan niet meer adem halen. Een somaliër. Ik zag ‘m daarnet al pillen slikken op de wc. & Nu kan-ie geen adem meer halen. Volgens mij heeft-ie een beroerte of iets dergelijks.’
Peet kwam terug. Ze legde € 5,- neer op een plek achter de bar.
‘Wat is daarmee?’ vroeg ik.
‘Ze komen er zo aan.’
Ze gaf me de telefoon terug.
‘Ga jij maar naar buiten,’ zei ik. ‘Dan doe ik de bar wel.’
Ik stopte de € 5,- in m’n achterbroekzak. Dat kon ik later nog wel een keer vragen.

‘Ik heb jullie nog nooit zo snel zien opruimen,’ zei Vera.
‘Dat kunnen wij ook alleen als we ergens naar toe moeten,’ zei ik. ‘Mooi, hè.’
‘Ja, hoor.’
Ik pakte de kratten met lege flesjes & schoof ze ’t cafégedeelte uit. Zette emmertjes met sop klaar bij de kraan. Kwam daarna terug bij de bar.
Vera & Freerk wilden afrekenen. Ze kregen hun bonnetje van Peet.
‘Veel plezier op jullie feest.’
‘Ach,’ zuchtte ik.
‘Heb je er geen zin in?’ vroegen ze aan mij.
‘Ach ja, kerst,’ zuchtte ik nogmaals, ‘wil ik er niet aan meedoen, maar dan ga ik ‘t uiteindelijk wel met m’n collega’s vieren. Maar ik zal proberen gezellig te zijn.’
‘Ton, jij bent iemand met vele dubbele bodems,’ zei Freerk.
‘Dat is ’t misschien.’

Ik tikte op ’t raam. Trok een rare bek naar Drik.
Van ‘Hé, Drik, waarom staan wij hier buiten.’
Die blik.
Drik reageerde door op te staan. ‘Waarom staan jullie daar nog buiten,’ keek hij.
Vervolgens opende hij ’t raam.
‘Kom maar,’ zei hij.
‘Is wel de kortste weg,’ zei ik.
Ik gebaarde naar Peet dat ze me moest volgen.
‘Ze komen echt door ’t raam,’ hoorde ik Von zeggen.
Iedereen lachte.
‘Merry Christmas,’ baste ik.

‘Hoe was ’t vandaag?’ vroegen enkelen onmiddellijk nadat we zaten.
Een routinevraag. Een collegiale vraag. Vanzelfsprekend als je de enigen bent die gewerkt heeft tijdens feestdagen.
‘Niks bijzonders,’ zei Peet.
‘Ach, er moest iemand opgehaald worden met een ambulance,’ zei ik.
‘Wat?’ reageerden enkelen.
’t Drong niet meteen tot iedereen door.
‘Ja, een ethiopiër kon geen adem meer halen,’ zei ik.
‘Hij bleek astmatisch te zijn,’ zei Peet. ‘Dan moet je niet in zo’n omgeving als bij ons komen.’
‘Voor de rest is er niets gebeurd. Was best gezellig.’
‘Maar ’t is best eng,’ ging Peet verder, ‘iemand te zien die niet goed kan ademhalen. De ambulance kwam & hij kreeg meteen een masker op z’n gezicht geduwd.’
We kregen soep voorgeschoteld. De rest praatte verder.
‘Waar waren we gebleven?’ zei iemand.
‘Ja, de kerstpakketten,’ riep Fret.
‘Nee, niet meer over de kerstpakketten,’ riep Sas uit de keuken.

Kerst naderde z’n einde in Zijperspace.

1e kerstdag

Ik stel me zo voor dat ze een landschap zien. Een verticaal heuvelig landschap, waarvan de horizon beperkt is. Wat zich daar onder bevindt weet men wel, men kan ’t zich immers nog van de slanke jeugd herinneren, maar voor de rest tast men in duisternis. Net als dat men niet weet wat zich aan de achterkant van de maan bevindt, hoewel men ’t kan bevroeden.
Gran heeft zo’n buik. Daar leunt hij een beetje door naar achteren. Verder probeert-ie z’n engelse kin naar achteren te drukken, in een poging zo correct mogelijk over te komen, hummend van woord naar woord, wat z’n gehele verschijning een raar zijaanzicht geeft. Hij zelf weet van niks, want kan niet verder kijken dan die heuvel daar aan de verticale einder. Ik kan me niet voorstellen dat hij ijdel voor een levensgrote spiegel staat om zijn goddelijke verschijning te verheerlijken, of ’t moet zijn om z’n scheiding aan de top van al dit moois te vervolmaken.
Warner is de enige die ‘m enthousiast tegemoet komt. Ze halen dan omstebeurt voor elkander bier aan de bar. & Zitten verder vooral zwijgzaam tegenover elkaar aan een tafeltje bij ‘t raam.
Als Warner iets zegt, dan steekt deze z’n lippen vooruit. Gretig om zichzelf hoorbaar te maken. Enthousiast dat iemand ‘m wil aanhoren. Natte lippen, die zich hebben verbeid tot er belangstelling was. Z’n kale hoofd glijdt langzaam enkele cms naar voren, & nerveus tippelen enkele woorden uit zijn mond. Hakkelend & stotend wegens onwennigheid. Een rode gloed verspreidt zich over z’n gezicht van zenuwachtige ontlading.
Gran heeft ’t tegenovergestelde. Wellicht dat ze elkaar daarom gevonden hebben. Gran lijkt bij elk woord een kort moment van introspectie te hebben, zoekend naar de juistheid van ’t volgende woord. Die vult-ie op door een ‘hm’ of een ‘hmm’, al naar gelang de zoektocht van binnen duurt. Z’n kin schuift in de golf huid die eronder ligt, z’n schouders worden gedwongen een ietwat dezelfde kant op te bewegen & z’n ogen lijken iets dieper in de kas te gaan liggen. Innerlijke overwegingen beeldend.
Maar op 1e kerstdag hield Warner ’t slechts bij 4 biertjes. Wij vermoedden vanwege een uitnodiging een kerstmaal bij te wonen. Vrouwen van op leeftijd, door wie Warner z’n hoofd op hol had laten brengen. 1st Moed indrinken & dan op ’t feestgewoel aan.
Wij konden ons niet anders voorstellen dan dat Warner de rest van de avond op ‘tzelfde stoeltje zou blijven zitten. De gastvrouwen zich amuserend met elke andere man van ‘t gezelschap. Warner z’n handen tussen z’n benen. Een enkele keer verlegen lachend als een volgend biertje hem gefêteerd zou worden. Z’n natte lippen slechts gebruikend voor de welkomstgroet, & droog staand omdat bij afscheid de beide vrouwen inmiddels beter wisten: te veel gretigheid.
Dus keek Gran op gegeven moment in z’n 1tje door ’t raam naar alles dat zich niet afspeelde op 1e kerstdag. Daarin af & toe gestoord door zijn niet aflatende dorst & de wetenschap dat-ie dit slechts kon verhelpen door zelf richting bar te lopen.

‘Hmm, ik zou gelijk m’n rekening willen betalen,’ zei Gran.
Ik bracht ‘m z’n bier & rekende vervolgens de bon uit.
‘Dat is dan € 12,40.’
Geduldig wachtte Gran ’t wisselgeld af. ’t Glas op ordentelijke hoogte in de hand. Alsof hij ook over die hoogte heeft nagedacht. Precies op borsthoogte, daarbij z’n schuine houding nog wat extra beïnvloedend. ’t Heeft wel wat van een klein mollig kind dat op de kermis een levensgrote lolly in handen heeft gedrukt gekregen. Om ‘t evenwicht te bewaren & tegelijkertijd z’n verwondering uit te drukken over zoveel groots & lekkers leunt ’t daardoor een klein beetje naar achteren.
Ditmaal zette hij z’n glas neer. Hij friemelde ’t wisselgeld terug in z’n portemonnee. Waar elk vakje een van te voren geplande bestemming leek te hebben. Vervolgens trok-ie een biljet van € 20,- tevoorschijn.
‘Ton,’ zei Gran met een kleine stemverheffing. ‘Hmm, je weet, hm, als ik deze plek niet had gehad, hm, dan zou ik dit jaar niet overleefd hebben. Hmm, & daarom, hm, leek ’t me juist om dit te overhandigen. Hmhm, dat mogen jullie delen.’
Hier heeft-ie enkele dagen over nagedacht, wist ik. ’t Zou hem storen als ik er bezwaren tegenin bracht. Maar toch kon ik niet anders dan ’t lichtelijk gegeneerd aan te nemen.
‘Een soortement kerstcadeau?’ zei ik.
‘Ja, inderdaad.’
Ik realiseerde me hoeveel moeite & overwegingen ’t deze man moest hebben gekost. Ik kon ’t niet laten m’n arm voor een kort moment op de schouder te leggen. Een ronde vorm, geen knokigheid.
‘Gaat ’t dan inmiddels?’ vroeg ik belangstellend.
Ik wist de risico’s die ik hiermee nam. Ik zou de komende 15 minuten niet van ‘m af zijn. Maar er moest op 1 of andere manier waardering voor zijn persoon getoond worden. Niet vanwege ’t geld. Vanwege de moeite.
‘Ik heb nog steeds geen baan,’ vertelde Gran, ‘hmm, maar ’t gaat nu toch veel beter. Hm, zonder deze plek had ik ’t afgelopen jaar niet overleefd.’
We praatten een beetje verder. Gran vertelde over z’n korte nieuwjaarsvakantie naar München.
‘München,’ zei ik, met een poging tot een jaloerse blik, ‘heerlijk bier.’
Gran lachte.
Toen ik in onze conversatie gestoord werd door andere klanten, vertrok Gran weer naar z’n zitplaats bij ’t raam.

‘Ton,’ zei Gran weer. ‘Ik ben, hmm, toch, hm, wat voorbarig geweest.’
‘Je hebt nog steeds dorst,’ concludeerde ik.
Ik tapte er nog 1 voor Gran.
‘Deze kan ik dan niet anders dan aanbieden namens ons. Op München.’
‘Ja,’ lachte Gran dankbaar, ‘zum wohl.’
Hij weifelde. Waardoor ik wist dat er nogmaals een conversatie van enkele minuten zou komen.
‘Hmm, weliswaar zal ik morgen nog in Amsterdam zijn. Hm, maar ik wil morgen niet drinken. Ik moet nl, hmm, de volgende dag om 7 uur 10 de trein nemen.’
‘Da’s vroeg,’ laat ik er snel tussendoor glippen, om aan te tonen dat ik aan ’t gesprek deelneem, ook al schiet mijn gezicht alle mogelijke klanten aan de bar af.
‘Dan moet ik, hmm, om 4 uur 30 op. Want ik wil, hm, wel alle laatste dingetjes, hm, in m’n koffer stoppen. Hm, ik moet me nl nog scheren, & daarna, hmm, de scheerspullen meenemen. & Ik moet, hmm, alle kranen nalopen. Ik doe de hoofdkraan ook uit, hm, & de andere kranen open. Hm, ik heb ‘ns een keer daardoor een kraan laten druppen. Hmm, dat vonden de buren niet leuk. Want, hm, ze hadden daar allemaal, hm, gips onder.’
Hij keek me veelbetekenend aan.
‘Ja, da’s niet goed,’ zei ik snel.
‘Dus nu, hm, loop ik dat risico niet, hmm, & ga ik alles controleren. Hm, haha, dan mag ik natuurlijk geen kater hebben, ’s ochtends vroeg. Haha.’
Ik lachte op m’n sympathiekst met ‘m mee. Langzaam trok Gran zich vervolgens terug, schouders weer naar voren, waarbij hij nog een keer omkeek naar de bar. Hij lachte nog, alsof hij een goede grap verteld had, z’n lichaam ontspannen.
Ik werd afgeleid door 2 andere klanten.
‘Hebben jullie nou alweer dorst?’ vroeg ik aan Radboud & Marjolijn.
Ze lachten terwijl ik bier in 2 glazen liet stromen.
‘Ja, je moet uitkijken,’ zei ik, ‘want alles wat je drinkt wordt hier geregistreerd.’

& Nog iets meer, wat vervolgens wordt vastgelegd in Zijperspace; u bent gewaarschuwd.

quizzen

Eigenlijk ken ik haar alleen met haar mond open. & Ogen dicht. Vaak haar ogen dicht.
Dan staarde ze naar de microfoon voor haar. & Kwamen er dunne reepjes tevoorschijn, waaruit niet op viel te maken of ze nou iets zag of niet. Misschien een glimp van wat zich om haar heen bevond. Meer niet. Misschien helemaal niks. Dat vond ik ’t meest aantrekkelijke idee.
Ik denk ook dat ze allemaal uit Amsterdam Noord komen. Alle vrouwen die zingen. Zolang ze met Jan Vos te maken hebben.
Jan Vos heet weliswaar geen Jan Vos, maar we noemen ‘m nu 1maal zo. Eigen schuld, denk ik dan.
Jan Vos heeft een studio in Amsterdam Noord. Ik ben dat ooit ter ore gekomen: Jan Vos heeft een studio, niet al te groot, in Amsterdam Noord. Daar doet-ie alles. ’t Moet in de buurt van de Nieuwendammerdijk zijn. Een klein studiootje dat ruimte biedt aan zijn instrumenten & enkele microfoons. Voor de zangeressen, denk ik dan. Die scharrelt-ie daar op, in ’t café om de hoek, in ’t café met ’t schijnbaar mooiste terras van geheel Amsterdam. Moet-ie uit kijken als-ie de straat op gaat, want er is bijna geen ruimte om te wandelen. Gelukkig gaan de auto’s stapvoets, in die contreien. Bussen doen uren over de Nieuwendammerdijk. Daarom betalen de mensen tonnen voor hun huizen. Soms nog wel meer.
Ik wil later in Amsterdam Noord gaan wonen. Niet voor die studio. Ook niet voor de smalle wandelpaadjes.
Ze had glitters in haar hals staan. Toen moest ik stoppen met zappen. Ik wist geheel niet dat ’t programma op dat moment bezig was.
Zij heeft zappen onmogelijk gemaakt.
Hoewel de presentatrice ook goed haar best deed. Maar dat drong later pas tot me door.
Hoe maak je wetenschap begrijpbaar, was de bedoeling. Of hoe laat je mensen nadenken over wetenschap.
Dus hebben ze, hun van de VPRO, er een strooisel erotiek in gegooid. Waardoor de aandacht niet verzwakt, was de veronderstelling.
Ik registreerde niets. Ik kon slechts vaststellen dat ‘Vraag Twaaaaaaallllllllllllllf’ aan de beurt was.
Deinende lichamen. Vanuit de heup. Ik staarde haar open mond in. Hun van de camera’s probeerden daarmee te duiden dat ’t geluid daar van afkomstig was.
Ach, men kan mij alles wijs maken.
Ik probeerde mezelf te verleiden naar de andere zangeresjes te kijken. Snel even keuren of zij ook de moeite waard waren richting Amsterdam Noord te vertrekken. Naar de Nieuwendammerdijk. Om de straat af te schuimen.
Maar ik werd steeds afgeleid door ’t voorste meisje.
‘Vraaaaaag Dertieeeeeeeeen,’ weerklonk ‘t.
& Haar vrolijke lach leek voor mij bestemd. Speciaal een tv-programma gemaakt voor mij. Een programma met korte onderbrekingen. Om de schijn op te houden dat ’t toch nog ergens over ging. Moeilijk vragen werden moeilijk beantwoord. Terwijl ik op ’t puntje van m’n stoel wipte, ongeduldig de volgende vraagaankondiging te mogen aanschouwen.
Soms vervloekte ik de cameraman, of de regisseur, als men Jan Vos & zijn band in beeld bracht. Waarbij veel te laat naar ’t koortje werd gezwenkt. Men moest wel weten wat de hoogtepunten van dit programma waren, vond ik.
& Zo bescheiden ook, zo heerlijk naïef, zoals zij haar hand gebruikte om de hangende lok weer in ’t gareel van haar rechteroor te brengen.
Maar in Amsterdam Noord zul je ze niet vinden, op de Nieuwendammerdijk, boodschappentas in de hand, hond aan de riem, de meisjes van ’t koortje. ’t Meisje van ’t koortje, moet ik zeggen. Je zal haar niet kunnen vinden. Jan Vos heeft haar opgesloten in zijn studiootje, zorgvuldig bevestigd aan alle microfoonsnoeren, & slechts 1 keer per jaar laat-ie haar los. Om olijk & gedwee mee te zingen. Mijn aandacht vast te houden. In een programma met korte onderbrekingen, om vragen te beantwoorden. Maar steeds weer komt dan weer:
‘Vraaaaag Twintig.’
‘Dat was de laatste vraag alweer,’ zegt even later Karen van Holst Pellekaan.
Ze glimt nog even opgewonden naar de mannelijke deelnemers. & Dan is ’t afgelopen. De zangeres vertrokken.

We zijn weer veel wijzer geworden in Zijperspace.

kerstwens

Waar ’t is ontstaan weet ik niet meer. Ergens in m’n jeugd. Tussen massa’s familie. Te overweldigend. Waar ik degene wilde zijn die aandacht kreeg. Nietsontziend, tot ik tot de orde werd geroepen, rustig te zijn, kalm te blijven, normaal te doen.
Vriendinnetjes behoorden tot datzelfde vijandige kamp.
Ik hoefde me toch niet zo uit te sloven? Ze wisten allemaal wie ik was. Zag ik niet dat ze probeerden rustig met m’n moeder een praatje te maken? Waarom moest ik overal bovenuit knallen? Ik kon thuis toch zeker ook normaal doen?
De pret was voor mij bedorven. De enige manier om rustig te zijn, was door mezelf terug te trekken. Niet mee te doen aan de familievoorstelling ‘familiefilmpjes van jaren her’, die en plein public werd vertoond. De hele familie bijeen. & Ik op een kamer boven. Of een rondje lopen met de hond. Een boek lezen ergens anders in ‘t huis. Uit ’t dakraam op zolder een sigaretje roken.

’t Waren vaak kerstbijeenkomsten waar ik de grootste moeite mee had. Dan was de meeste familie aanwezig, ’t keurslijf ’t strakst, ontsnappingsmogelijkheden miniem.
Ik heb ze dan ook afgeschaft voor mezelf. Kerst bestaat niet voor mij. Of slechts in kerstliedjes.
Men hoeft geen kerstkaartjes van mij te verwachten.

Hoewel mijn ‘prettige feestdagen’ richting klanten oprecht klinkt. Net op ’t laatste moment uitgesproken. Er is afgerekend, ik heb gevraagd of ze nog een tasje nodig hebben, wellicht de bon?, waarna ik ze met een vriendelijke glimlach die ‘prettige feestdagen’ wens. Zonder opsmuk, zonder overdrijving.
Snel schakel ik over naar de volgende klant, want in deze tijd van ’t jaar staat er altijd een rij van enkele meters.

‘Harry,’ zei ik tegen m’n postbode, ‘van mij heb je in ieder geval geen extra werk te verwachten.’
‘Hoezo?’ vroeg-ie, kort pauzerend voor mijn deur.
‘Ik krijg al een paar jaar geen kaartjes,’ legde ik uit. ‘Ik verstuur ze ook nooit.’
‘Wedden dat je er wel 1 krijgt.’
‘Nee, hoor. Ik heb m’n vrienden & familie goed afgericht. Geen extra puinhoop. Geen extra oud papier. Geen zware lasten voor mijn favoriete postbode.’
Aan ’t eind van ’t vorig seizoen moest-ie toegeven dat ik gelijk had gekregen.
‘Nou, ja,’ zei hij, alsnog twijfelend, ‘er zat 1 dag wel een witte enveloppe bij.’
‘Dat was omdat iemand overleden was,’ zei ik.

Ik ga altijd enkele dagen eerder bij mijn ouders langs. Tegenwoordig naar m’n moeder. Maar een visite aan mijn vader hoort daar nu ook bij.
Ik werd zondag door m’n moeder van ’t station opgehaald, waarna we onmiddellijk richting De Koogh vertrokken. Een kopje koffie met m’n vader drinken. We sleepten ‘m gezamenlijk naar ’t cafetaria-gedeelte. M’n vader at er een ½e gevulde koek bij.
‘Dat vond je altijd al heerlijk.’
Achteraf zei ze: ‘Hij was er stukken beter aan toe dan gister. Toen had-ie een rolator nodig.’
We gingen bij m’n oudste broer langs. Een cadeautje overhandigen aan ’t nichtje dat de dag ervoor jarig was. & Vervolgens maakte ik bij m’n moeder thuis ’t eten klaar. Tussendoor ging ik een biertje drinken met een andere broer. Kwam terug om te constateren dat 1½ uur iets te lang was voor deze kippenbouten. Maakte er daarom maar een 1-pansmaaltijd van.
’t Was niet feestelijk. Met z’n 4-en aan tafel, opscheppend uit 1 pan, maar ik was er. Op mijn wijze hadden we niet te veel poeha van kerstmis gemaakt.

Maar dit jaar blijven de kerstkaartjes binnenstromen. Gelukkig dat ik Harry op straat nog niet tegengekomen ben.
Ik kreeg er 1 uit Engeland. Van een man die me tot ‘guest of honour’ had gemaakt bij een prijsuitreiking. Best Pub of the Year & Best Ale of the Year van the Isle of Wight. Bijgevoegd een blaadje waarin een foto van mij was opgenomen.
Ik kreeg er 1 van Puck. Veel te lang elkaar niet meer gesproken, schreef ze, maar beslist niet vergeten.
Van Marlies kreeg ik ‘Liefs’, Hugh deed op dezelfde kaart de engelse versie: ‘Leafs’.
Rachel & Ramon stuurden me een kaart. M’n broer & schoonzus ook.
Mensen wensen me spontaan prettige dagen in ’t reactieding.

Ik zat met Rachel & Ramon aan. Café Scharrebier, tot ze gingen sluiten voor kerst.
Rachel zou eten klaar maken voor Ramon.
‘Wat ga jij dan doen?’ vroeg 1 van hen.
Ik ben kwijt wie zich ’t meest schuldig voelde.
‘Ik ga naar huis,’ zei ik. ‘Me voorbereiden op de rest van kerst.’
Ze keken me schuldig aan.
‘Nee, ik wil niet,’ zei ik, de stilte opvullend.

Ik ben er niet voor geschapen, denk ik. Er is iets genetisch bij mij fout gegaan. Geen kerstgeen. & Wel helemaal op ’t moment dat ik die wensen krijg.
Ik ben in de war. Neem ’t me ajb niet kwalijk.
Daarom als laatste bod, omdat ik wil dat mensen zullen genieten als ik eens deed, omdat ik vrolijk word zogauw ik ’t nr hoor, omdat ik best wel snap wat de strekking van kerst is, de consequenties, de confrontaties, daarom krijgt men dit van mij aangeboden, ’t nr dat mij deed dansen afgelopen zomer, of was ’t lente, in ieder geval stilletjes in m’n huis, deuren open, zodat men in de omgeving in ieder geval zou horen dat ’t klopte; daarom als laatste bod, omdat ik tevreden ben met de mensen om me heen, met de mensen die me een kaartje hebben gestuurd, tegen beter weten in, mensen die blijkbaar doorzetten, doorprikken, geacht worden te weten wat goed voor me is; voor hun, & ook voor al diegenen die ik wijs heb gemaakt dat ik iets te onkwetsbaar ben:

Boban markovic='Markovic' Orkestar - disko='Disko' Dzumbus

Prettige feestdagen gewenst vanuit Zijperspace.

dieper

Je moet er doorheen. Je moet karakter tonen. Je moet willen weten wie ’t is. Die persoon aan de andere kant, de persoon die schrijft.
Ik verlang niet anders.
& Ik kan niet anders. Als je geen concessie naar mij wilt doen, doe ik dat ook niet naar jou. & Die concessie van mij voel je pas als je er doorheen bent. Als je net even die stap verder gezet hebt die anderen nalaten.
Ik word niet voor niets door slechts een enkeling gelezen. Hoewel een 100-tal lezers allang geen enkeling mag heten. Maar dat stelt in weblogland niet al te veel voor. Zeker niet als je al meer dan 2 jaar consistent bezig bent. & Zo te zien dermate consistent bent dat mensen je teksten gaan omschrijven als lange lappen tekst, met een enorme hoeveelheid &-tekens, die niet makkelijk weg lezen.
Ik ben geen man waar vrouwen bij weg zwijmelen. Dat doen ze zeker niet en plein public. Eerder in de situatie van 1 op 1. Dan schijn ik meer te bieden te hebben. Of meer ontwapenend te zijn.
Hoewel ik er wel altijd van heb liggen dromen. Aan de dijk van Den Helder. Toen dacht ik dat ooit alle vrouwen zouden laten blijken dat ik de enige was. Met mijn originele gedachtes. Met m’n tedere momenten. Met m’n uitstraling.
’t Was nog erger. Ik droomde dat ik aan de dijk lag te dromen.
Ik moest ’t van m’n uitstraling hebben, dacht ik toen. & Van m’n snelle benen. Die kon niemand bijhouden op de dansvloer.
Maar zogauw ik de dansvloer verliet, was ik dezelfde weer. Eender als altijd. Opgaand in de massa. De man die niks te zeggen had. Een veelheid aan informatie bestormde me dan, alle beelden van om me heen slurpten mij op. Waarop ik niks meer wist te zeggen, bang er ingeluisd te worden door m’n eigen enthousiasme over die hoeveelheid.
Links gingen er borsten, rechts billen, voor me stond een intelligent gezicht, aan de overkant een partner voor de nacht & daar ergens tussenin vergat ik mezelf.
Ik bofte dat ik in die tijd nog rookte. Dat gaf een houding. Een zekerheid.
Sinds ik gestopt ben, ben ik me gaan realiseren dat ik onbereikbaar ben. Des te meer ik m’n rokende houding heb laten varen, des te meer ik ben gaan beseffen dat ik ongenaakbaar ben. Men moet moeite doen om daar te komen.
Tussen vormpjes & regeltjes door lezen.
Ik geef ook lang niet iedereen de gelegenheid daar te komen. Ik wil niet dat iedereen daar komt. Hoewel ik ’t daarentegen af & toe per ongeluk wel weer graag zou willen. Ik pleeg mezelf als een groot volksschrijver te beschouwen, maar vergeet daarbij consequenties te trekken. Afstoten, aantrekken. & Andersom. Vaker andersom. & ’t Tegenovergestelde daarvan dan weer.
Soms wou ik dat ik m’n broers was. Die weten hoe ’t hoort. Maar dan had ik weinig nog om over te schrijven. Een beter geheugen misschien, maar een besef van een latere dood tegelijkertijd. Ik moet me haasten. Daar bof ik mee. Dat heb ik dan weer.
Je hoeft m’n &-stukjes niet te lezen. Je kan ze skippen. Je hoeft me niet in m’n groengrijze ogen te aanschouwen. Die dringen pas tot je door als je er langer naar kijkt. Als je stil blijft staan, naast me zit, of wellicht tegenover. Ze priemen niet. Pas als ze woedend kijken word je overdonderd (dat wil je jezelf ook niet laten overkomen).
Mensen houden hun mond als ze bij mij zijn. Alsof er een immens grote kathedraal hun woorden wegsleept & gekwadrateerd doet weerkaatsen tegen de zijbeuken, ‘t altaar & de relikwieën.
Ik ben een man van extreme reacties. Van andere personen. Mensen houden hun mond of proberen me te kwetsen. Waarbij ik je niet wil aanvallen, Evelien. Geheel niet. Ik wil aanduiden waar ’t om gaat. Wat mensen drijft. Hoe ’t komt. Zonder daarbij mezelf als persoon te vergeten. Want uiteindelijk draait ’t allemaal om mij. Ik ben de enige die in mijn hoofd zit.
Toevallig schrijf ik ook nog graag. & Ook daarbij wil ik dichtbij mezelf blijven. Daarom kost ’t moeite. Maar als je dieper doordringt, dan is ’t de moeite waard geweest, waag ik te geloven.

Dan ben je diep, diep, diep in Zijperspace weggezonken.

PS: Dit als reactie op de opmerking van Eveline in ‘t reactieding van Kika.

huis (2)

’t Staat klaar om versleept te worden. De kelder in. Waar ’t voor jaren onvindbaar zal blijven. Onopgemerkt in ieder geval. Waarna ik uiteindelijk zal besluiten dat ’t toch maar bij de vuilnis moet.
Zo zal ’t ong gaan. ’t Zal een uitgesteld einde tegemoet gaan. Geen afgesteld. Daar zijn ze te oud voor.
Ik heb er zelfs nog 1tje laten staan. Tijdelijk, totdat ze definitief vervangen gaan worden. Bovenop de boekenkast staat ’t er, alsof elk moment de muziek er weer uit zal luiden. Doodgemoedereerd tussen stenen bierpullen & een lamp. Gericht, zodat de muziek optimaal m’n kamer kan vullen. In zoverre die kleine ouderwetse boxjes dat optimaal konden.
Ik laat ‘m daar nog even. Ik wil niet door een kale lege plek er aan herinnerd worden dat ze me meer dan 25 jaar hebben begeleid (hoewel ’t slechts een kwestie van schuiven is om kaal & leeg te doen verdwijnen, daar is ’t boven op de kast druk genoeg voor). ’t Dient ook om te verbloemen dat ik te onhandig ben om even 4 boxen op te hangen. Nu staat-ie daar, nutteloos niet aangesloten, maar met de intentie de kamer te vullen, zo goed hij nog kan. De rechthoekige voorkant staart me eigenwijs aan als ik me omdraai: ik kan nog wel, ik ben bereid, ik ben een Dual!

De pick-up/versterker stond tussen ons in. Tussen ons beider bureaus. We hoefden onze handen maar uit te strekken om de naald van de plaat te halen. Of de handel op start te schuiven, waarna ’t automatisch z’n weg zocht (stond-ie op 45 toeren, dan moest je ‘m bij een maxi-single corrigeren, want dan ging de arm als vanzelf een stuk verder richting midden).
Carel zat links, bij de deuropening, ik zat rechts van de pick-up, bij ’t raam. Bij onze voeten, onder de pick-up, stond de kleine collectie platen. M’n broer disco & funk; ik synthesizer & reggae. Niet meer dan 10 exemplaren.
De knop van de volume werd ’t meest gebruikt. Correctie als we van beneden de trap een gil hoorden van te hard.
‘Zo goed?’ riepen we dan de hoek om naar beneden.
Correctie van de knop terug als we de kamerdeur weer dicht hoorden gaan: snel onze deur ook dicht & een klein tikje harder, anders konden we niet volop genieten.
M’n broer regelde de stand van de boxen. Daar had hij meer verstand van. Hij was technischer, had meer inzicht in dat soort zaken. Ik mocht zeggen of ’t beter klonk, gezeten achter m’n bureau, waarna Carel zelf weer plaats nam & ik op zijn instructies de boxen kleine stukjes moest verplaatsen.
’t Snoer moest ook weg, vond hij, ’t moest niet te zien zijn, of anders moest ’t zorgvuldig plat tegen de muur geplakt worden. Dus regelde hij haakjes & spijkertjes, gaf mij de oude jaargangen Okki & Taptoe aan, om ’t snoer boven op de kast achterlangs die jaargangen te laten lopen. 1 Deel is tijdens die actie merkwaardigerwijs in een spleet achter de ingebouwde kast gevallen & nooit meer teruggevonden. Jaren later hadden we ’t er nog over: waar dat ene deel toch naar verdwenen was?

Carel wist me ook te vertellen dat Dual een 1e klas merk was. Een goede investering van ons bollenpelgeld. Zouden we geen spijt van hebben.
Maar toen we in de winkel stonden, twijfelde ook Carel nog een moment. Zomaar 100 gulden per persoon uitgeven. Dat zou voor hem betekenen dat-ie geen brommer kon kopen.
Mijn ouders juichten dat toe. Liever muziek dan een knetterende machine waar elke dag in de garage aan gesleuteld moest worden. Daar hebben ze wellicht spijt van gekregen toen bleek dat onze belangstelling voor muziek enigszins fanatieke trekjes begon te krijgen (& die brommer kwam er evengoed wel).
‘Met zulke muziek kan je toch je huiswerk niet maken,’ zei m’n moeder.
‘Ah, Moe! Zonder die muziek kan ik me juist niet concentreren.’
Ik geloof nog steeds dat dat toentertijd een juiste opvatting was. Er moest drukte zijn, lawaai, anders kwam er geen overzicht in ’t hoofd. In ieder geval niet in die van mij.

Een Dual dus. Die ik mocht houden toen Carel de deur uitging. Inmiddels was ’t apparaat ong 5 jaar oud. Veel te oud, naar Carels maatstaven. Mij ging ’t niet om de kwaliteit van ’t geluid, maar om die van de muziek. Als ik mijn muziek maar kon afspelen. Ik vond ’t best om met ’t afgedankte apparaatje nog een paar jaar door te gaan.
20 Jaar later staat-ie eindelijk klaar om afgevoerd te worden. 1st De kelder in. De boxen in ieder geval. De pick-up/versterker misschien beter ergens anders te plaatsen. De vochtige kelder is vast niet goed voor al die snoertjes & draadjes in z’n ingewanden.
Ik zoek alleen nog een geschikt moment. Een moment dat ’t in de weg staat. Dat ik er niet meer omheen kan ’t op te bergen. Tot die tijd mag ’t me blijven herinneren aan de tijd dat ’t dienst heeft gedaan. 25 Jaar. ’t Zal straks definitief voelen dat ik m’n jeugd voorbij ben.

Langzaam nemen we afscheid van de oudste medebewoner van Zijperspace.