bijbelrijk

‘Maar ik heb de bijbel,’ heb ik als weerwoord.
Ik heb er gister al iets in opgezocht. Lucas 8. Dat ze de boot nemen, er een storm op komt zetten & Jezus de storm maant te gaan liggen. & Dat alles in de nieuwe vertaling. De oude vertaling heb ik ook staan. Maar die gebruikte ik slechts zelden.
Geen mp3-speler, wel de bijbel.
Of ik dan gelovig ben opgevoed?
Vragen ze. ‘Ze’ zijn hun die er geen hebben, of hun die verbaasd zijn. Mp3-speler is bijbel geworden.
Ja, antwoord ik, elke zondag naar de kerk, 1e communie, vormsel, bidden voor & na ’t eten, kerst, maar geen biecht.

Zou ik dan zijn gaan bidden, vlak voor slapen gaan, stel dat ik was blijven geloven? Als ik me uitgekleed had, tanden gepoetst, mezelf bewogen richting bed. & Ipv de koptelefoon op m’n hoofd een streng & lang gebed.
Als kind bad ik dat de vervelende jongens uit de klas op zouden houden. Of dat Carel nou eens niet voorgetrokken zou worden. Of dat ik een groot nieuw spel voor Sinterklaas zou krijgen.

Tot eergister luisterde ik naar Het Bureau bij ’t slapen gaan. Aflevering 114, daar was ik gebleven. Nog 250 & veel geduld te gaan. Geduld om te kunnen wachten tot alles uitgezonden & beschikbaar op internet zou zijn, zodat ik ’t kon overzetten op m’n speler & ’t mee naar bed kon.
Ik luisterde, zonk weg, schudde mezelf wakker, toch zeker ’t einde van de aflevering moest ik zien te halen, & werd vervolgens ergens midden in aflevering 120 wakker, enkele uren later.

Nu heb ik de bijbel. Als ik ‘m optil, ‘m met m’n ellebogen m’n ogen voorschotel, krijg ik pijn in m’n nek. Die wil de laatste tijd niet meer van die dikke pillen. Stroef beweegt m’n nek me vervolgens de dag door. Een trage koppijn meezeulend.
Dus lees ik andere boeken. Zoek in de bijbel op wat ze in die boeken bedoelen. Zoals ’t woordenboek ook altijd beschikbaar is.

Ach, m’n oren gaan er tenminste niet aan. Door ’t drukke verkeer naar m’n werk racen, een stampende dreun om de monotone trapbewegingen, ’t uitzicht van alledag te vergeten. Altijd net iets te hard, oorbeschadiging tot gevolg.
Nu kan ik tenminste weer in volle bewustzijn de auto’s voorbij horen ronken, de bouw van flats, de sirenes van hulpdiensten, een krijsend kind in kinderwagen, in stereo dolby surround meemaken. Een verplicht gesprek in de trein, omdat ik me niet dmv oordoppen heb afgesloten van de rest van de reizende wereld.

Ik ben er weer. Ik leef weer ’t leven van alledag. Geen dromen, geen afsluiten van de rest. Slechts de boeken voeden.

Toch blijven de deuren nog even gesloten in Zijperspace.

bekering

‘Dit was m’n 3e,’ zei ik.
Ik legde de verpakking neer op de toonbank.
‘Sorry, wat bedoelt u?’ vroeg verkoper Maarten.
Als ik 1maal aan de beurt ben, lees ik onmiddellijk de naam van de medewerker in kwestie & prent die in m’n hoofd. Die kan ik later tegen hem gebruiken. De waarheid van mijn woorden kracht bij zetten. Wouter, Dennis, Steven, Remco & nu Maarten. Ze zaten allemaal, op chronologische volgorde, opgeslagen in m’n geheugen.
‘Dit is de 3e mp3-speler in 1½ maand die ’t bij mij begeven heeft,’ antwoordde ik. ‘Deze heeft ’t welgeteld 2 dagen gedaan. Woensdag gekregen ter vervanging van de kapotte 2e & sinds gisteravond niet werkend.’
‘Ik zie dat hij nog wel wat doet,’ zei Maarten eigenwijs, mijn autoriteit van getergde klant ontkennend.
‘Jawel, hij loopt de hele tijd door,’ reageerde ik op zijn vaststelling, ‘maar daar is alles mee gezegd. Geen enkel knopje doet ‘t. Als je iets anders wil luisteren dan wat je voorgeschoteld krijgt, dan lukt dat niet. ‘tZelfde probleem overigens als bij de voorgaande 2 exemplaren.’
‘Oh, vreemd. Ik heb nog niet eerder van dit probleem gehoord bij de Creative Zen Touch.’
Creative Zen Touch, zo heet ’t ding. Zen Touch staat voor ’t systeem waarmee je al aaiend met je duim door ’t menu kan scrollen. Creative is de boosdoener die ’t apparaat op de markt heeft gebracht.
‘& Ik heb 3 versies van ’t artikel mogen gebruiken die voortijdig de geest gaven,’ zei ik. ‘Ik vind ’t eerder vreemd dat jij daar niets over gehoord hebt. ’t Is een product dat niet verkocht zou moeten worden.’
‘Vervelend,’ zei Maarten beleefd meelevend.
‘Ja, ’t is vooral vervelend omdat ik nu al voor de 6e keer hier ben. Elke keer is ’t een kwartier heen fietsen & een kwartier terug. Vervolgens sta je meestal een kwartier in de rij & ben je uiteindelijk een uur van je vrije tijd kwijt.’
Maarten knikte begrijpend, maar ik ging verder.
‘Ik heb ook geprobeerd met Mycom via i-meel in contact te komen.’
Ik haalde 2 a-4tjes uit m’n jaszak tevoorschijn & wees daarop de data van verzenden aan.
‘Mijn klacht heb ik op 27 oktober verzonden. Pas op 11 november krijg ik een reactie.’
‘Da’s wel heel laat.’
‘Vind ik ook. Schandalig eigenlijk. Maar dat is nog niet zo erg als de fabrikant. Die heb ik ook een i-meel met klachten gestuurd. Daar heb ik nog steeds niets van gehoord. Ja, ik mocht een enquête invullen over hoe de service via internet functioneerde. Maar niets kreeg ik te horen over de gebreken die de Zen Touch vertoonde.’
‘Wilt u misschien een ander model?’
‘Nee, ik heb er eigenlijk genoeg van. Van Creative & van Mycom. Voorlopig wil ik er niks meer mee te maken hebben.’
‘Dus u wilt uw geld terug?’

‘Zit er een cadeau bij?’ vroeg de verkoopster.
Voor haar lagen de Bijbel, Wolkenatlas & de Geschiedenis Kalender 2005. Totaal ter waarde van een ¼ mp3-speler. Voor ‘t 1st in m’n leven had ik met een 100 eurobiljet betaald.
‘Mag ik wel met een biljet van 100 betalen hier?’ had ik nog gevraagd.
Zij had ijverig geknikt & ’t biljet onder de lamp gelegd. Goedgekeurd.
Of er een cadeau bijzat.
‘Nee, ’t is allemaal voor mezelf,’ zei ik met een glimlach.
Daar zit meer in, dacht ik.
‘Ik ga mezelf bekeren,’ voegde ik er daarom maar aan toe.
Ze lachte met me mee.
‘Veel plezier met de bekering dan.’
& Ze overhandigde me ’t stapeltje. Verpakt in ’t algemene Scheltema-papier. Zonder kom je de winkel niet uit.

In stilte gaan we wederom op zoek naar ’t woord in Zijperspace.

ontbijtwaardering

Ik bedenk ’t me terwijl ik mezelf dwing nog een hap van mijn met tonijnsalade bekleed ontbijt te nemen: mensen zouden ’t moeten weten.
Er heerst al genoeg onwetendheid op deze wereld, vervolg ik, dompel ondertussen ’t theezakje in ’t kokende water, hef ‘m op, dompel ‘m wederom, om dit over een periode van ong 10 seconden te blijven herhalen, mijn hoofd ondertussen vullend met algemene verontwaardiging.
‘Algemeen’, daar ’t niet wereldschokkend is wat ik bedenk, waar ik m’n ochtendlijke humeur door laat beïnvloeden, maar wel van dien aard dat eenieder in deze nederlandse samenleving er dagelijks mee te maken kan hebben. Behalve dan misschien de junkies met hun yoghurt- & vlapakken, die met wat extra aandacht zorg willen dragen voor hun toch al licht ontvlambare darmstelsel, & niets van doen hebben met boterhamvulling zoals ik mezelf voorgeschoteld heb. Hoewel ook zij baat kunnen hebben bij ’t uitwerken van mijn plannetje, dat, terwijl ik aan de volgende fase ben gekomen van de bereiding & daarmee gepaard gaande consumptie van m’n day-starter, om ’t dagelijkse ritueel ook even in een modern, hedendaags jasje te steken; dat de gebruikers, de afhankelijken, de afnemers, de geldtoeleveranciers van de grootste dealer van Nederland eens op een waardige manier zal keuren.

Om bij de tonijnsalade te beginnen: uit 5 sterren krijgt die er hooguit 1.
Toelichting: de helft van de tonijn zwemt nog ergens in de oceaan rond. Om dat te verbergen heeft men de andere helft van ’t beest ondergedompeld in een alles verstikkend papje, om ’t met extra chic te omhangen door ’t in de productbenaming de toevoeging salade te geven.

Dat zou dan voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Iedereen geeft cijfertjes, sterretjes of wat maar enigszins een overzichtelijke score kan bewerkstelligen voor de diverse artikelen & iedereen kan op even democratische wijze die uiteindelijke cijfertjes dan wel sterretjes tot zich nemen alvorens de supermarkt te betreden om ’t beleg van de volgende dag te komen bekomen.
Excuseer, misschien wel van dezelfde dag, maar ik ben nu 1maal gewend ’t ontbijt reeds de dag vóór verorbering in huis gehaald te hebben.

Om door te gaan met de lichtbelegen kaas: uit diezelfde democratisch bepaalde 5 sterren, maar dit alleen maar om alvast een richtlijn, een schets te geven van hoe ’t zou kunnen, zou de kaas er ook slechts een magere 2 kunnen behalen, wat mij dan aangaat.
Toelichting: dat ligt vooral aan de verpakking. Zo’n plastic omhulsel, amper te dwingen tot hersluiting, waarbij de houdbaarheidsdatum, wel zeer ruim genomen & waarschijnlijk met de dikke vinger in de pap van pappa Albert, waarschijnlijk de ijdele hoop inhoudt dat ik mijn darmflora zal verrijken met een wit goedje ipv die gezond ogende gele bonk waarmee ik ooit de supermarkt verliet. Nee, ik aanschouw altijd zorgvuldig de boven- & onderkant van datgene dat door mijn mond mijn lichaam binnen moet & alles wat wit ziet wordt daarbij vermeden, tenzij ’t omschreven staat als zijnde de bedoeling van ’t artikel. Meestal komen dat soort producten niet op mijn boterham terecht. Bedoeld wit of onbedoeld wit.

Internet is een uitstekend medium voor dit initiatief. ’t Zou een geheel gratis service kunnen zijn, gefinancierd uit de gelden die de overheid extra verdient op de supermarkten dankzij een speciale ontbijtheffing, maar daardoor waarschijnlijk toch wel weer uit de portemonnee van de doodgewone consument gepurd zal worden, doordat alles altijd doorberekend wordt naar degene die de minste draagkracht heeft, zeker als men ziet hoe royaal Koning Albert, of dan in ieder geval hij die leeft als een god in Frankrijk dankzij de opbrengsten van z’n grootgruttersbedrijf, hoe zulke mensen ongestoord kunnen genieten van de juiste belegging op de juiste boterham.
Ik dwaal af. Internet zou een uitstekend medium kunnen zijn voor ’t kenbaar maken van de volgende cijfers.

Filet americain met pesto: 3 uit 5 sterren.
Toelichting: ’t haalt net niet de 4, omdat je na 3 dagen ’t gevoel krijgt dat je jezelf een overdosis ongekookt, ongebakken vlees toe te hebben gediend.

Groene tapenade: 4.
Toelichting: dat ligt vooral aan ‘t feit dat ’t de oninteressante 1-dimensionaliteit van de jong belegen kaas weet te verbloemen, de boterham smaak geeft & ’t algehele goedje luchtig & gesmeerd door de keel weet te spoelen, alsook dat ‘t door ‘t vettigheidsgehalte ’t verlaten van ’t lichaam enkele uren later wederom gemakkelijk doet verlopen.

1-Persoons Pickwick theezakjes: 5.
Toelichting: omdat ik niet van veranderingen houd. Alles moet ‘tzelfde blijven, maar vooral de thee waarmee ik doorgaans de dag begin. Anders zou niks meer gewoon zijn of ooit nog worden.

Hier rust ik mijn kaas in Zijperspace.

stilte

Slechts een korte mededeling, voor de rest heb ik vandaag toch geen tijd om een stukje te schrijven.
Aangezien ik m’n server ga verhuizen & er daardoor minder dataverkeer gegenereerd kan worden, zie ik mijzelf genoodzaakt de mp3’s van Zijperspace te halen (ze worden over ’t algemeen toch alleen maar gebruikt door mensen die via zoekmachines hier terecht komen, ondanks verwoede pogingen van Xiffy dit via een scriptje te voorkomen).

Tot 30 november heeft men nog de tijd om ’t ‘geluid uit Zijperspace’ aan te horen.

toreador

Mijn vader was stierenvechter. Daar was ik zeker van. Waarschijnlijk de enige stierenvechter van Nederland.
Ik wilde dat beroep van m’n vader, of eigenlijk liefhebberij als-ie voor een korte vakantie met m’n moeder naar Spanje was, nog noemen toen de meester vroeg wat voor beroepen de vaders allemaal uitoefenden.
Meester Rieswijk. Hij was vooral geïnteresseerd in speciale beroepen. Omdat zijn vader een speciaal beroep had. De enige schoenmaker van Den Helder die schoenen voor uitzonderlijke gevallen kon maken. De enige schoenmaker die schoenen voor m’n Opa’s rechtervoet kon maken.
Dus je moest wel met iets uitzonderlijks komen, wilde meester Rieswijk extra aandacht aan je besteden terwijl-ie een rondje langs de leerlingen deed. Een moeder (een moeder!) die verkeersleider bij ’t vliegveld was. Of een vader die op 60-jarige leeftijd nog altijd vuilophaler was. Of een vader die directeur van een huishoudschool was.
Dat laatste kon de interesse van de meester voor mijn vader niet opwekken. Terwijl er toch maar 1 directeur van een huishoudschool in Den Helder was. Die ander was een vrouw: een directrice. Ik was de enige met een vader die directeur was van een huishoudschool & Meester Rieswijk liet ’t koud. Alsof schoenmaker van m’n Opa zo apart was, ook al had m’n Opa dan een hele dikke voet.
Meester Rieswijk ging meteen door naar de vader van Dimitri. Marconist bij de marine. Ook niet bijzonder, ’t meisje ernaast.

Ik zei tegen Dimitri: ‘& Tijdens vakanties is m’n vader stierenvechter.’
‘Dat kan helemaal niet.’
‘Jawel.’
‘Niet.’
‘Jawel.’
‘Er zijn alleen maar stierenvechters in Spanje.’
‘Mijn vader gaat naar Spanje op vakantie.’
‘Dan is-ie nog geen stierenvechter.’
‘Jawel.’
‘Niet.’
‘Mijn vader wel.’
‘Ik geloof er niks van.’
‘Dan moet je die poster bij mij thuis maar ‘ns komen kijken. M’n vader zegt ’t zelf. Hij had ’t nog maar net overleefd. M’n moeder durfde niet te kijken.’
Ik kon niet anders dan ’t een beetje aandikken. Anders zou Dimitri nooit komen kijken of ik gelijk had.

De poster hing aan de binnenkant van de deur naar de donkere kamer. 1st Had-ie op de overloop gehangen, maar daar had m’n moeder op gegeven moment genoeg van. Nu moesten we 2 trappen op om de poster te kunnen aanschouwen. 1st Sleutel vragen, want je mocht niet zomaar de donkere kamer in.
‘Ik moet laten zien dat Pappa stierenvechter is geweest,’ verklaarde ik m’n vraag aan m’n moeder.
‘Wanneer?’ vroeg m’n moeder.
‘Toen jullie in Spanje waren.’
‘Oja, ik durfde toen niet te kijken.’
Zie je wel, Dimitri, dacht ik, m’n moeder zegt ’t toch ook. Ze heeft ’t dan misschien niet gezien, maar ze was er wel bij.
M’n moeder lachte & haalde de sleutel van de kast. Wij konden er zelf ook wel bij, maar dan moesten we er een stoel bij slepen, van de stoel op ’t randje van de kast overstappen & 1 van de broers moest tegen de kast aanleunen om ‘m niet om te laten vallen. Dat was nl al eens eerder bijna gebeurd. Daarom konden we zoiets beter doen als Pa & Ma de deur uit waren.

Ik deed de deur van de donkere kamer open, waar normaal alleen Theo & Pa mochten komen. Wij zouden er toch maar een puinhoop van maken.
‘Kijk,’ zei ik, terwijl ik ’t licht op de overloop aanknipte, ‘hier staat ‘t.’
Aan de deur hing de poster van de stierenvechter. Met een stier. & Een rode doek. Ik kon m’n vader niet in de stierenvechter herkennen, maar Pa had verteld dat ’t te snel ging voor de tekenaar om hem precies na te kunnen schetsen. Maar ’t grote bewijs was toch wel dat er in grote letters ‘NICOLAAS JOHANNES ZIJP’ stond. Onderaan. De hoofdattractie. In Madrid.
‘Zie je wel,’ zei ik.
‘Zo’n poster heeft mijn oom ook,’ zei Dimitri.
‘Was die dan ook tijdens de herfstvakantie in Spanje? Dan heeft jouw oom ook mijn vader gezien.’
Mijn stem klonk tevreden.
‘Maar daar staat de naam van m’n oom op.’
‘Dat kan niet.’
‘Jawel.’
‘Niet.’
‘Jawel.’

Mijn vader was de enige stierenvechter van Zijperspace.

mussen

O jawel, ik zie nog wel ‘ns een mus. Ik moet dan wel m’n bril opzetten om ‘m als zodanig te herkennen & vaak ben ik te laat, maar er gaat wel ‘ns een vogeltje, onherkenbaar herfstig gekleed, van tak tot tak. Z’n snavel schavend, wippend met z’n staart, terwijl-ie dwars balanseert.
Ze zijn weliswaar niet zo dik meer & je ziet zelden een mollig muskuikentje achter z’n moeder aan hupsen. Laat staan dat ze als kolonie de tuin even leeg komen vreten, zoals ik uit m’n jeugd gewend ben. Als broers maakten we ruzie over wie er dit keer ’t tafelkleed uit mocht kloppen & ’t oude brood mocht verkruimelen op ’t plaatsje in de achtertuin. De ander moest vanachter ’t raam toekijken hoe de mussen in grote getale hun lunch kwamen opeisen. Terwijl ondertussen m’n vader zijn vogels in de volière in de achtertuin voer gaf.
Maar ik gooi dan ook geen verkruimeld brood als voedsel naar buiten. Dat doe je tegenwoordig niet meer. Daar krijg je ratten van. Daar hou je ratten mee in leven. Grootsteedse voorlichtingcampagnes hebben mij daarop gewezen. Volgens mij ook 1 van de oorzaken dat de mus verdreven raakt: ze hebben concurrentie gekregen van de biobak dankzij de rattenbestrijding.

Kijk naar de tuin van m’n moeder. ’t Zullen er ook niet meer zoveel zijn, maar ze weten nog steeds hoe laat ze paraat moeten staan om de restjes middagmaaltijd uit ’t tafelkleed voorgeklopt te krijgen. M’n moeder vond ’t nog altijd zo koddig dat ze ’t vorig jaar voor elkaar kreeg 1 musje dermate te trainen dat deze z’n voer tot in de keuken kwam halen. De poes leefde toen al niet meer.
Ze heeft ’t me laten zien. Ze pakte ’t tafelkleed, klopte ’t uit op ’t platje aan de achterkant, verzamelde de korstjes van haar middagse boterhammen, kneep ze af tot voor de mus hapbare brokjes & legde een spoor aan, van de tegels bij de achterdeur tot een meter de keuken in.
Binnen 5 minuten zagen we ’t dwaas vogeltje nieuwsgierig, misschien ook argwanend, binnen huppen, 1 voor 1 de korrels met de snavel oprapend. Koppie omhoog, snavel links, rechts, mij voor 1 moment aankijkend (‘hé, heb je visite?’ zag ik ‘m denken) naar z’n goedkoop verkregen maaltijd pikkend.
Mijn moeder houdt in d’r 1tje ’t mussenbestand van Den Helder op peil.

M’n oma die had daar niet aan meegedaan. Die vond mussen maar niks. Zij vond ze verschrikkelijk saai. Ze had meer aandacht voor ’t duivenpaar, broedend in de dicht gebladerde boom.
M’n oma heeft de mus zien groeien in aantal. Zij was van vóór de mussenbabyboom. Zij heeft de grote aanwas waarschijnlijk meegemaakt. ’t Tijdperk dat schuine daken met rode dakpannen in kwamen. De musvriendelijke era.

Hoewel ik niet zo zeker weet dat ’t die schuine daken zijn. M’n achterburen hebben geen schuin dak. Laat staan pannen als dakbedekking. Toch heeft daar enkele jaren achter elkaar, in ’t hoekje van de flat, naast de regenpijp, een kwetterend mussenpaar gebivakkeerd. Huisgehouden, zou je kunnen zeggen. Want, vooral in de lente, ze lieten merken dat ze daar zaten. De ekster ver van zich weg houdend (ze hoefden niet wijs gemaakt te krijgen dat de ekster er toch niet bij kwam) door alarm & moord & brand te schreeuwen. In mussentaal weliswaar, maar ze dwongen daarmee blijkbaar toch gezag voor hun iele gestalte af. Ze hebben ’t tot afgelopen lente volgehouden. Toen kwam er een brutaal, maar vooral veel groter geschapen spreeuwenpaar op hun plaats wonen. In ’t gaatje vlak onder ’t dak, naast de regenpijp, onder ’t platte dak, vooral niet schuine, zonder dakpannen bedekte dak van m’n achterburen.
Zij maken ook lawaai, vooral in de lente, als de ekster voorbij komt scheren.

Dan kijk ik op, & denk aan ’t mussenpaar dat verleden jaar Zijperspace nog bevolkte.

eindstreep

Tot voor vandaag kon ik ze niet tellen. Ze lagen te veel opeengehoopt in hun potje. Een ondefinieerbare massa van rondkrioelende pilletjes. Roze. ’t Andere potje blauw. Maar van die laatste trok ik me minder aan, want ondanks dat ik ze niet kon tellen, zag ik in 1 oogopslag dat daar nog genoeg van over waren.
De roze dus. 0,15 mg Thyrax. De blauwe net zo groot, net zo zwaar, maar met een inhoud van 0,025 mg. Daar zit dan een heel omhulsel van niks omheen. Stofjes die aan elkaar vastplakken om ’t een pil te laten zijn. Streepje in ’t midden voor ’t breken. Met 1000-en tegelijk worden ze in een mal gegoten, net als poffertjes, & worden tot pilletjes gebakken. Zo stel ik ’t me maar voor. Die zware, die eigenlijk niet zwaar zijn, maar meer van ’t werkende stofje meedragen, krijgen roze kleurstof, de lichte blauwe. De machine wordt schoongemaakt & de volgende lading gaat op de lopende productieband.

& Van die miljoenen roze, misschien wel miljarden, die er wereldwijd bestaan, een mierenkolonie van thyrax-pillen, heb ik er nog maar 5 over. God, wat wordt een mens daar nietig van.
Zo wil ik in ieder geval voor even denken. Ik denk nooit aan die pillen, slik ze gewoon elke ochtend. Maar als een ontelbare hoeveelheid, in die hoedanigheid omdat ik door ’t gaatje van ’t potje geen overzicht krijg van hun getal, plots een tastbaar aantal wordt, een paar dagen te gaan wordt, dan ga ik er over nadenken.

‘Goedendag, met Ton Zijp. ’t Spijt me verschrikkelijk, maar ik vergeet altijd de naam van de persoon waar ik een afspraak mee heb.’
Een lachje aan de andere kant. Beleefd, begripvol.
‘Is niet erg. Zegt u maar wat uw geboortedatum is.’
& Ik weet dat ’t ook niet erg is. Heb m’n geboortedatum al in m’n hoofd gereed staan om onmiddellijk opgelepeld te kunnen worden.
‘Ah, ja, de heer Zijp. U heeft op 7 december een afspraak met de heer van Raalte. Waar kan ik u mee van dienst zijn?’
Ze klinken altijd leuker dan dat ze er daadwerkelijk uitzien. Altijd als ik er later achterkom wie er achter de stem zat, de voorkomendheid, ’t beleefdheidslachje, dan zie ik foute kapsels, van die a-symetrische met een punt die naar boven wijst, of een chagrijn die mappen sjouwt & 10 kleuren pennen in haar borstzak draagt.
‘Oja, van Raalte. Nu zal ik ’t eens in m’n kop stampen.’
Dat vinden ze leuk. Dat je er eigenlijk best wel moeite voor wil doen.
‘Maar ze veranderen elke keer.’
Geen lange verklaring. Een korte bondige. Waaruit van alles af te leiden valt. Ze weten zelf ook wel hoe de situatie in ’t ziekenhuis is. Mijn verklaring ligt open voor allerhande interpretatie; zij hebben allerhande informatie om in die interpretatie te voorzien.
& Vervolgens overgaan tot ’t echte gesprek.

‘Kijk, ik heb ivm de ziekte van Graves pillen, van die Thyrax, & ik zou op 7 december met de heer van Raalte een telefonische afspraak hebben. Dan zou ik nl gaan stoppen met de medicatie. Maar nu kom ik er achter dat ik van bepaalde pillen nog maar 5 exemplaren over heb. Ik zou natuurlijk eerder kunnen stoppen, als dat de bedoeling was, of als dat voor de rest niet zoveel uitmaakt, maar ik weet niet meer wat de heer van Raalte daar de laatste keer over gezegd heeft. Ik heb dus eigenlijk voor 2 weken te kort aan pillen.’
‘Welke pillen slikt u?’
‘Thyrax dus, & strumazol. Maar van die laatste heb ik nog genoeg.’
‘& De dosering van die thyrax?’
‘Pillen van 0,15 & pillen van 0,025 mg.’
‘Ik zal ’t aan de heer van Raalte voorleggen, maar op dit moment heeft-ie spreekuur. Dus zal ik ’t straks even met hem moeten bespreken. Ik denk echter dat u gewoon door zal moeten gaan met slikken. ’t Zal vast niet goed zijn als u eerder stopt.’
‘Nee, dat dacht ik ook niet.’
‘Laten we ’t zo doen: ik bel u terug zogauw blijkt dat u er mee kan stoppen. Mocht dat niet zo zijn, dan ligt er vanmiddag bij uw apotheek een nieuw recept klaar.’
‘Prima.’

& Dat is dus alles. Krijg ik voor nog 2 weken pilletjes. Roze & blauwe. Daarna stop ik ermee. Geen pillen voorlopig meer dan. Een ander ritme. Niet meer elke ochtend ‘t 1st denken aan m’n ochtendmedicatie, een ½ uur lang m’n ontbijt uitstellen, geen strumazol na afloop van ’t ontbijt, recepten aanvragen, recepten ophalen, potjes, stripjes klaarleggen om ’t vooral niet te vergeten te slikken, bloed prikken, afspraak nakomen, praatje maken, nieuwe afspraken maken.
& Straks een lichaam waarvan ik vooralsnog niet weet hoe ’t gaat functioneren.

It’s about to happen in Zijperspace, maar we weten nog niet of we die taal wel spreken.

taak

‘Ik had een fantastische date voor morgen,’ vertelt Pieter-Jan, ‘maar ik was vergeten dat m’n vader jarig was.’
‘Shit, ’t zit je ook niet mee,’ zeg ik meelevend.
Mannen onder elkaar. Male-bonding. Ik kan er eindelijk aan meedoen.
Ik leg even berustend m’n hand op Pieter z’n schouder.
‘Prachtig meisje,’ legt Pieter even voor me uit. ‘Indiaas.’
‘Oh, dat meisje dat van de week op je site stond?’
‘Nee, dat was hier.’
Hier was in de kroeg. Waar we nu bier stonden te drinken.
‘Dat waren 2 meisjes. Die heb ik vorige week aan de bar gefilmd. 1 Chinees meisje. & Dan zeggen mensen dat ik geobsedeerd begin te raken. Dat ik vrouwengek aan ’t worden ben. Terwijl ik alleen maar m’n werk doe.’
‘Precies,’ beaam ik. ‘Ik schrijf ook 1 op de 2 stukken, misschien iets minder vaak, over vrouwen. & Wat ze met me doen. Dat is nou 1maal m’n taak. ’t Moet vastgelegd worden.’
‘Ja, wij zijn journalisten.’
‘Als wij ’t niet doen, dan weet straks niemand wat er door onze hoofden ging.’
‘Straks weten mensen niet eens meer hoe die vrouwen er uit zagen die leefden in onze tijd.’
‘& Weten ze ook niet meer wat die vrouwen bij ons teweeg brachten. ’t Is goed wat wij doen, want niemand anders doet ’t voor ons.’

Dankzij Zijperspace blijven ze nog even wat langer voortbestaan (& dankzij Pieter-Jan natuurlijk).

de broer van mik

Mik is een doodgewone man, behalve dat-ie niet in pak gekleed is, als-ie met z’n vrienden langs komt. Z’n vrienden vaak wel. Hij zit daar dan aan ‘tzelfde tafeltje enthousiast te zijn, schuift met z’n wijsvinger z’n bril in de juiste stand, wrijft over z’n kale hoofd & lacht. Z’n bovenlip tuit dan iets naar voren. Daar heeft-ie ook last van als-ie praat. Tong net zo. Een lichte slis. Verder is-ie heel gewoon.
Behalve dan dat z’n broer dood is.

Mik is enthousiast. & Denkt dat anderen net zo enthousiast zijn. Dat maakt ‘m sympathiek. Tegelijkertijd ga je je ietwat bezwaard voelen. Alsof hij je overal mee naar toe zal sleuren.
Dat kan niet. Want ik ben de barman. Ik heb er even geen tijd voor. Volgende klant staat al achter je rug te wachten, Mik.
’t Is onbeholpenheid. Maar niemand die dat merkt. Ze willen allemaal bier. & Allemaal is bijna elke dag langs met een heleboel.
Mik snapt dat wel. Hij gaat weer aan ’t tafeltje zitten. Bij z’n vrienden in pak. ’t Tafeltje vloekt een beetje. Maar Mik schuift z’n overgebleven haartjes weer ‘ns naar achteren & ’t past weer. Ze lachen om de volgende anekdote.

Ik wil ook wel eens enthousiast zijn. Dan maak ik grapjes. Dat hoort er bij. Ze hebben mij als barman, dan verwachten ze wel iets meer van me dan alleen maar bier.
Mik maakt grapjes, z’n vrienden maken grapjes, de tafel schuddebuikt & ik kom glazen halen.
Soms weet je ’t niet. Dan kan je niet zien hoever de grap gevorderd is. Ze buigen een beetje voorover om ’t geroezemoes van de rest van allemaal te kunnen overstemmen. Dat vergt concentratie. Over de tafel heen, langs de glazen, rechtstreeks in ’t oor van degene tegenover je. & Tussendoor kom ik om de lege glazen op te halen. Daar ga je vanzelf wel wat serieuzer van kijken.
Zo ben ik er achter gekomen dat de broer van Mik dood is.

‘Hé,’ zei Mik, een uur nadat ik m’n grap had mogen doen; anderen vertellen & ik dóe grappen, bij gebrek aan tijd, bij gebrek aan aandacht misschien ook wel, want m’n ogen & oren raken wel eens verloren in de overweldigende hoeveelheid van informatie om me heen, want hier zijn ze allemaal, & allemaal is er vaak met een heleboel.
‘Hé,’ zei Mik nog een keer.
Ik had die 1e ook wel gehoord, maar je weet hoe dat gaat met al die klanten die de hele dag tegen je aan zitten hé-en. Ze moeten 1st bewijzen dat ’t een echte ‘hé’ was. Een echte, geïntendeerde ‘hé’.
Bij de 2e ‘hé’ keerde ik dus maar m’n hoofd om. M’n hoofd ingepakt door stapels glazen, allemaal leeg, gereed om richting bar te gaan & gespoeld te worden. Ik was klaar voor m’n volgende grap.
‘Ja, je moet wel hard ‘hé’ roepen,’ zei ik, ‘want er zit een glas in m’n oor.’
Dat is grappig. Want ’t glas zit niet in m’n oor. Hij staat ernaast. Maar de mensen weten precies wat je bedoelt. Ze worden als vanzelf weer vrolijk.

Mik niet. Z’n broer was dood. Dat zou ik even later te weten komen.
& Terwijl hij dat vertelde, ik had er veel waardering voor, & ik had dat grapje beter niet kunnen plaatsen, juist op ’t moment dat Mik z’n vrienden in pak aan ’t vertellen was over de dood van z’n broer, ook over ’t leven van z’n broer, terwijl hij mij aan ’t uiteenzetten was over wat er vlak daarvoor allemaal gaande was, zo rond ’t tijdstip dat ik m’n taak van grappig zijn op me had genomen, had ik ’t gevoel dat hij, ondanks dat-ie niet grappig wilde zijn, evenmin enthousiast, dat hij me mee aan ’t sleuren was.
Dat mag. Of: dat mocht. Ik was toch niet aan ’t tappen, & achter de rug van Mik stonden niet de volgende klanten te wachten.

Ik heb ‘m m’n verontschuldigingen aangeboden. Een klopje op z’n schouder.
’t Gaf niet. Vond Mik. Als ik maar wist dat ’t zo was. Z’n broer die ook altijd graag kwam.
& Ik gaf hem nog een klop. Want ik wist juist op dat moment dat iemand missen raar was.
Mijn vader was dood. Voor ‘t 1st sinds zijn overlijden was ik weer aan ’t werk. & Ik merkte dat ik in de tussentijd best wel goed in schouderkloppen was geworden.

Toen kwam Mik nog een keer op me af. ’t Was een paar maanden later.
Ik dacht niet zo vaak meer aan m’n vader, Mik helemaal niet. Ik dacht weliswaar niet zo vaak aan de broer van Mik als aan m’n vader, maar Mik waarschijnlijk wel.
Ik wist dus meteen waar Mik ’t over ging hebben.

‘Hé, Ton.’
Dat was een heel ander begin dan toentertijd. Ik luisterde evengoed onmiddellijk.
‘We hebben een boek gemaakt,’ ging Mik verder. ‘Een boek over m’n broer.’
Z’n vrienden zaten aan ’t tafeltje achter hem. Ze bogen voorover om met elkaar te praten.
‘Hij ging vaak naar Brazilië. Daar maakte hij reisverslagen van. Die hebben wij verzameld. Met een cd erbij. Z’n favoriete braziliaanse muziek. Zou jij dat willen hebben?’
Terwijl ik nog steeds niet wist wie z’n broer nou ook alweer was. Ja, de man die dood was, dat was zijn broer. Meer ook niet.
‘Mijn broer had smaak,’ zei Mik. ‘Dus ’t is best de moeite waard. Alleen als je er interesse in hebt, hoor.’

Ik heb een heleboel klanten. M’n collega’s ook. De klanten komen vaak met z’n allen. Dan zijn ze er tenminste tegelijkertijd met een heleboel. Ze buigen dan voorover & vertellen elkaar dingen. Grappen ook. Er wordt gelachen. Dan gaan ze achterover met hun lichaam. Dat hoef je niet in ’t oor van je vrienden te doen.

‘Hij kwam hier ook graag,’ zei Mik. ‘Hij had smaak.’
‘Ja, doe maar,’ zei ik.
Ik hou wel van goede muziek, dacht ik.
‘Dan neem ik ‘m voor je mee.’

Dan luisteren we straks naar goede muziek in Zijperspace, & lezen misschien over een goede braziliaanse grap.

piep

Ik moet nog flink m’n best doen om op de juiste manier de situatie voor te leggen. Voor mij ziet ’t er vanzelfsprekend uit, ken elke hoek, deur, deurpost & deurklink & ruimtes die zich daarachter bevinden. Zonder tasten loop ik ’s nachts naar de wc & terug. Voor mij allemaal zo voor de hand liggend dat ik geneigd ben bepaalde aspecten te vergeten als ik ’t anderen moet duidelijk maken.
’t Best lijkt me daarom maar met de onderhavige houding van de stoelgang te beginnen. Van daaruit verder werken. Een uitdijend heelal scheppen.

Voor me ligt een boek, bovenop de wasmand (zonder boek is deze handeling verloren tijd). Naast de wasmand ’t kleine wasbakje, waarboven alle apparatuur voor de ochtendlijke verschoning, behalve dan de douchebeurt, die achter de wasmand kan plaatsvinden. Daarvoor moet ik ‘m wel opzij schuiven, naar onder de wasbak.
Naast ons, naast mij, de wasmand & de wasbak, bevindt zich de gang. Die beslaat de gehele lengte van ’t huis, behalve ’t stukje keuken. Ik heb veel huis in m’n gang, zou men kunnen zeggen. Onderdeel van m’n gang zijn oa de hal, vanuit mijn uitgangspositie ver weg gelegen. Ietsjes dichterbij, onder de trap van m’n bovenburen, is ‘t ‘hok’. De meters bevinden zich daar. Alsook de stofzuiger, de mop & allerhande andere troep met een stang. Past precies. Dit is ook de ruimte waarvan ik vermoed dat-ie in verbinding staat met de kruipruimte van m’n buren. Maar daarover later meer.
Dan heb je in de gang de uitsparing waar ik m’n fiets kwijt kan, ook de jassen aan de kapstok kan hangen. Volgt ’t hokje waar ik me virtueel voor u nu bevind. Achter m’n rug de kelder. Die heeft een deur naast de toiletdeur. De trap af & je staat onder de keuken. Dan weet men gelijk waar zich ongeveer de keuken moet bevinden. Boven de kelder.
’t Woongedeelte is eigenlijk 1 doorlopende ruimte, van 4 meter breed, maar ik heb ’t halverwege afgebakend dmv een dubbele laag gordijnen. Dikke velours, dan blijft ’t lekker warm in m’n aldus gecreëerde woonkamer. Da’s echter niet van belang. ’t Gaat om de situering.
M’n woonkamer is ’t achterste gedeelte van ’t huis, gezien vanaf de entree. Met een deur ter hoogte van ’t toilet. Ik kan zo oversteken, heb bijna geen tast nodig ’s nachts. In de voorkamer m’n bed & toebehoren, waarbij ik moet aantekenen dat m’n bed een hoogslaper is. Met de zijkant tegen de muur van de gang geleund. De andere wand heb ik gereserveerd voor videofilms & boeken. Niet van belang om te vermelden, maar toch zij meegedeeld dat de tuin zich achter de woonkamer & de keuken bevindt.

Ik ga vannacht dus naar de wc & hoor een piep (u weet nu inmiddels hoe ik de weg, welke weg ik daarvoor heb afgelegd, inclusief ’t passeren van de laag velours gordijnen, & dat alles in ’t donker, want anders doen de ogen zo’n pijn). Een piep vanuit de muur.
Ik wil me nergens wat van aantrekken, want ik ben slaapdronken. Des te meer ik slaapdronken ben, des te groter de kans dat ik in die stemming snel weer meegenomen wordt in de armen van Morpheus. Bovendien moeten angstige ervaringen zo diep mogelijk worden weggestopt. Anders ga ik er nog van dromen ook.
Een piep dus. Misschien wel een pieppiep. Maar tegelijkertijd hoor ik ergens bij de bovenburen een kraan lopen. Geruststellend. Een kraan. Kranen lekken, piepen, klateren, doen alles wat god & gebod verboden heeft.
U hoort ‘t: ik ben in de juiste stemming op dat moment. Ik probeer ’t weg te stoppen, te verwerken ook, & profiteer van de situatie door ’t mezelf beeldend voor te leggen. Ik denk nl niet zo vaak in god & gebod, maar blijkbaar was dit ’t moment om ’t zo uit te drukken. Er was nog meer van zulks ontstaan, maar meestal word ik de volgende ochtend wakker & dan zijn alle mooie vondsten verdwenen uit m’n hoofd.
Gerustgesteld door kraangeluiden, volzinnen ontstaan in middernachtelijk denkraam & de lozing van overtollig vocht keer ik derwaarts & leg me neer.

Vanochtend echter, ik heb u de situatie al proberen voor te leggen waarin ik mij bevind, hoor ik weer een piep. Ik probeer me op ’t boek te concentreren, ’t is een dik boek, waarin ik al weken bezig ben, maar ’t gepiep weet dermate veel variatie te brengen in ’t piepen & piepigheid & piepereliteiten, & dan ook nog van kort naar lang & van lang naar kort, smekend & vervolgens dwingend, dat ik waarlijk begin te geloven dat ik ’t boek nooit meer uit zal krijgen. Ondanks de 270 blz nog te gaan.
’t Kan uit de gang komen, vanachter de meterkast, vanonder de kruipruimte, maar ook uit de hoogte van m’n buren hier boven me, of anders uit de kelder.
Wat zoveel wil zeggen dat ik de komende tijd nergens meer heen durf. Niet de kelder in, niet meer stofzuigen, niet meer naar de buren om een kopje suiker te lenen.
& Onderwijl, terwijl ik dit bedenk, is de piep me aan ’t uitdagen. Een korte piep, smekend, wordt gevolgd door een lange piep, die ontegenzeggelijk afkomstig is van ’t rubber ringetje in ’t binnenste van een lekkende kraan, hierin gestimuleerd door ’t laten lopen ervan wegens tandenpoetsen. Plots 2 piepjes, minuscule pieperige pieppiepjes, volgen elkaar op zonder spatieruimte. Een hongerpiep. Een piep om de ouders tot haast te manen. & Als laatste een piep die me recht in m’n gezicht uitlacht. Om vervolgens tot zwijgen te worden gebracht.

Probeer dan maar eens een boek te lezen. Probeer dan maar eens doodgemoedereerd door je eigen huis te lopen, u weet inmiddels hoe deze er uit ziet. Probeer dan maar eens. Ja, probeer maar eens. Ik durf ’t proberen niet eens meer te proberen.
Probeert u ’t zich eens voor te stellen. Begin daar maar.

Probeert u zich Zijperspace eens voor te stellen, desnoods zonder piep.