t Heeft resten van blauw. Als vage vegen staan ze tegen t bruin, lichtbruin & soms donkerbruin, afgeschilderd. Soms als spikkeltjes, zoals rechts bovenaan, waar de geverfde gloed steeds dunner wordt.
Ik kijk tegen de bodem aan. Ik heb m gekanteld; de bodem kijkt mij met spijlen van hout aan, 2 dwarsbalkjes van korte latten houden m in bedwang. Mbv 2 spijkers per spijl. Dan heb je daar al 20 van. Zodat men zelf kan berekenen hoe groot de dichtheid van hout is. De dichtheid die zich tegenover me bevindt.
Vreemd overigens dat de bodem nog blauw bevat, nog resten verf, terwijl de rest van t krat inmiddels slechts als hout kleurt. t Eerder genoemde licht- & donkerbruin.
F. 2.50 in zwarte letters aan beide zijkanten. Zo duur zal t geweest zijn. Of t statiegeld op t krat.
t Kantelt dus voorover. Mn beeldscherm houdt mij van erbovenop op zijn beurt in de gaten. Hoog genoeg, zodat ik mn nek niet hoef uit te steken. Typisch hoog misschien, maar ik heb t berekend & bekeken, keer op keer. De klachten in mn nek zijn spoedig na t aanbrengen van deze constructie verdwenen.
1st Heeft er een plant opgestaan. Achter de tuindeuren. Die heeft t jaren volgehouden. Tot-ie mijn regime niet meer hield. Een regime van droogte & vergeten. Ik heb de pot omgekeerd bovenop wat kale plekken in de tuin, nog in t vroege voorjaar.
Ik dacht: Dan heeft t nog enig nut. Dan is dood nog iets van een herhaling. Een herhaling dicht bij me.
Dat dacht ik & ben t hoopje aarde vervolgens uit t oog verloren.
Door de spijlen heen kan ik notities zien liggen. Een wirwar van blaadjes. De kist bleek nog iets van zn kistfunctie behouden te hebben toen ik plots visite kreeg. Snel alles bij elkaar geveegd & opgeruimd door t te verstoppen. Nou ja, verstoppen: ik kijk er nog steeds tegenaan. Ik zie door de repen niet-hout getalletjes, streepjes, krabbeltjes, verloren visitekaartjes & er staat zelfs ergens Ton.
& Door dat beeld heen, dus als ik naar de notities kijk, lopen ragfijne draadjes. Of restanten ervan. Als ik de stofzuiger er langs heb laten gaan.
Ik had er al last van toen t nog de plant hield, maar bij de verhuizing blijken de spinnetjes gewoon te zijn meegegaan. Gehecht als ze zijn aan dit bijzonder hout. Dat neem ik tenminste aan. Nergens in huis houden de spinnen zo huis als hier.
Vanochtend heb ik er nog 1 gedood. Of weggesleept. Misschien heeft-ie t wel overleefd. Ik heb zn draden & daaraan vast gegroeide stofnesten gepakt, met mn vingers plukkend, zn lichaam daarbij aangetroffen & t goedje in de prullenmand gedeponeerd. Niet kijken, niet te lang kijken, vooral niet zien hoe t er uit ziet, & dan toch opmerken dat t een witachtig spinnetje is, met vooral poten, zn lichaam net zo dun.
Ze zijn niet echt eng, maar ze verzamelen zoveel stof.
De rest van de dag kriebel aan mn neus.
Goed, daartussen dus, tussen de plankjes hout, daar woekeren de spinnen & hun raggen. Een onnavolgbare flora van samengeklonterde stukken stof, waar ik toch niet bij kan. Ook de stofzuiger heeft daar de moed opgegeven.
Dat is de levende have. Dat wat ik nog kan registreren.
Maar dan t zand.
Tuurlijk weet ik dat t geen zand is. t Oogt echter zo. & t Verzamelt zich als een hoopje, als de zandloper die lekt.
Ik bestudeer dat meermaals per dag. Ik zit hier nu 1maal. Soms blaas ik dan. Weg hoopje. Op een plakkerig restje na. Een veeg met mn vinger er overheen & dat weer afschudden aan mn broek.
Dan kijk ik naar de gaatjes in t hout. Ronde gaatjes. Heel mooi rond. Passerrond. Alleen dan iets te klein, want je kan de passerpunt niet in t midden plaatsen. Maar zoveel zand uit zulke kleine gaatjes, denk ik dan.
Bovendien verzamelt t zand, dat eigenlijk zaagsel heet, zich steeds weer op dezelfde plaats. Ik heb wel 50 gaatjes tegenover me staan, verspreid over de gehele bodem van de kist, maar t hoopje hoopt linksonder.
Ik wil niet kijken, maar ik kijk toch. & Niets van leven zie ik. Niets wat er gebeurt.
& Ik wacht, terwijl mn gedachten lopen.
Maar als ik niet kijk, dan verandert er iets in Zijperspace.