Tuig

Dankzij Ome Carel ben ik m’n leven lang ‘Tuig van de Bovenste Richel’ geworden. Met hoofdletters: voor Tuig, Bovenste en Richel. Zo wist hij het namelijk uit te spreken toen hij die woorden tot mij sprak.
Ik had geen idee wat ‘Tuig van de Bovenste Richel’ betekende toen hij me zo betitelde, in z’n korte broek, blote bast, op een camping ergens in op dat moment zonnig Zwitserland. Dat ik in m’n zwembroek rondliep vond ik normaal, maar dat hij als grijze borstharige man daar in de stoel van mijn vader zat was voor mij iets heel anders. Hij had zich daartoe laten verleiden door die dwaze zwager van hem, mijn vader dus, waarschijnlijk ook Tuig, van diezelfde Richel, met dezelfde hoofdletters. Maar niet van de Bovenste, want hij moest die goede man, mijn vader dus, van ietwat jongere leeftijd dan hij, wel te vriend houden, want er viel vast nog wel een borrel binnen te slepen terwijl hij voor onze caravan zijn kinderen in de maling nam.
 
In die tijd had Ome Carel al dikke pluimige wenkbrauwen (later heeft hij die waarschijnlijk regelmatig laten corrigeren, zoals wij van de familie Zijp onze Tuigheid en Richelheid enigszins tot een redelijke niveau voor onze oudste oom hebben weten aan te passen).
Maar terwijl hij dat zei, maakte hij gebruik van zijn doelbewust zo gecoiffeerde wenkbrauwen door mij zo streng mogelijk aan te kijken.
Een makkelijk trucje met dermate veel haar boven je ogen.
Maar evengoed, hij wist dat kwalijke aspect van zijn verschijning tegenover kinderen van nog geen 5 (of 6, of 7, of daaromtrent) goed uit te buiten. ‘t Leverde mij in ieder geval de rest van mijn leven veel op. Hoewel ik bang ben dat ik dat nooit goed uit zal kunnen leggen.
Ik bleef nl verbaasd naar hem kijken. Wat bedoelde die oude man met veel meer haar op zijn borst dan mijn vader met die woorden: dat ik Tuig van de Bovenste Richel was, terwijl er volgens mij alleen maar een bal tegen zijn stoel was aan getikt en er niets van zijn groen kleurende likeur was gemorst daardoor. Waar was die Richel? We hadden toch alleen maar een vouwcaravan? En wat was Tuig? En was er dan een Richel die hoger was dan die wij bij ons thuis hadden? Of had hij Thuis gezegd en niet Tuig?
 
Ik weet ‘t allemaal niet meer in chronologische volgorde te zetten, maar ik weet wel dat daar iets gebeurd is met mijn nimmer aflatende zoektocht naar woorden, dat ik daar eigenlijk ben begonnen met speuren, wat ze zouden betekenen, waar ze vandaan komen en hoe ze worden gebruikt en ze je op een verkeerd been weten te zetten.
Mijn Ome Carel heeft me toentertijd een trap op m’n achterste gegeven en me, met een dikke, maar voor ‘onnozelen’ (waartoe ik zelf toen nog toe behoorde) moeilijk te ontwaren knipoog, aangezet tot ‘t ‘talig’ maken van mijn wereld. En met zijn wenkbrauwen, veel te borstelig, maar o zo doeltreffend, heeft hij me tegelijkertijd een dosis humor gegeven dat dat andere Tuig van de familie Zegers (sorry, sorry, mijn moeder was er ook één, en met veel liefde gewaardeerd, maar ik praat nu even in de woorden van Ome Carel natuurlijk) waarschijnlijk nooit zou kunnen begrijpen. Maar ja, ik was dan ook van de Bovenste Richel, net als hij. Begreep ik later.
 
Alleen heb ik de wenkbrauwen niet waarbij je geen knipoog nodig hebt. Of die olijke ogen die daaronder uit schijnen, zogenaamd streng. O zo zogenaamd.
 
Tuig.
Die hele familie Zijp.
En hij keert z’n hoofd een kwart slag en neemt een slok.
De lol is er tenslotte af als hij zijn lach verklapt.

Forever Tuig from the toplevel Richel in Zijperspace.