oud

Ik wist ‘t al. ‘t Was eigenlijk oud nieuws.
‘Ja, Theo vertelde me al dat de gerontoloog tot een dergelijke conclusie was gekomen,’ zeg ik tegen m’n moeder, ‘maar dat je nog een extra gesprek zou hebben voor mogelijke bevestiging.’
Terwijl ik dat m’n smartphone influister, vooral om m’n collega’s niet met m’n emoties te vermoeien, vraag ik me al af of zij dat zelf nog wel weet. Dat Theo ‘t al wist. Dat ik ‘t daardoor weet. Dus iedereen eigenlijk.
Ik ben waarschijnlijk de laatste die op de hoogte was geraakt. Ook een telefoon heeft te maken met afstanden. Daar is die afstand zelf de oorzaak van.
Misschien dat als je over de grens gaat, bij een afstand die een bepaald aantal kms telt, dat de curve dan weer daalt.
Ik weet daar eigenlijk ‘t fijne niet van, heb er geen ervaring mee. Er zijn geen broers die nóg verder weg dan Amsterdam wonen.

Ik vraag me nu al af of zij ‘t wel weet. Een stiekeme flikkering van ‘t nu al constateren daagt op in m’n gedachten.
Snel probeer ik daar flitsen van eerdere ervaringen aan te koppelen. Tussen de zinnen door die zij zegt & waar ik dan op reageer. ‘t Constateren van Alzheimer moet genormaliseerd worden, gemeten worden naar wat we al wisten.

Ik vergeet ook wel ‘ns wat. & Sommige dingen vergeet ik nooit. Ik weet echter wel dat ik de neiging heb te vergeten. Ik moet bewust controle uitoefenen om ‘t allemaal bij me te houden. In de gaten houden wat gebeurt of wat er verteld wordt. Ik moet er met m’n aandacht bij blijven.
Vroeger onthield ik alle telnrs. Door de uitvinding van de mobiele telefoon, met de daaraan vanzelfsprekende introductie van contactgegevens die in een poep & een zucht zijn op te roepen, alfabetisch of door ‘t intoetsen van slechts een beperkt aantal nrs die me nog wel helder voor de geest staan, ben ik lui geworden.
Ik heb m’n geheugen niet meer nodig.
‘t Enige wat ik nog hoef te doen is data vergaren. Vreemd nr constateren, stem herkennen, ophangen & onmiddellijk gegevens opslaan.

Ik zeg dat ik er te lui voor ben. Soms geloof ik mezelf echter niet.
Alsof me een rotklus te wachten staat, zo stel ik ‘t uit.

Zou iemand anders haar oude telnr al hebben overgenomen? ‘t Nr dat ik altijd heb onthouden omdat ‘t nou 1maal deel van ons systeem uitmaakte. Mocht ook wel na meer dan 30 jaar. Zelfs nadat de ‘0’ aan ‘t einde van de regio-bepaling veranderd was in een ‘6’ (waarom was dat ook alweer?) maakte ik geen vergissing als ik naar ‘huis’ belde.
Ze heeft een nieuw huis, ze heeft een nieuw nr. Alleen gaat haar geheugen waarschijnlijk spoedig achteruit.
‘De dokter zei dat ik nog wel 2 jaar zo door kan gaan zoals ik nu leef,’ zegt ze vergoelijkend over haar eigen ziekte.
Ik probeer me de geleidelijkheid voor te stellen. Een geleidelijkheid die men geneigd is te vergeten omdat men de verandering maar mondjesmaat meemaakt. Maar wellicht ben ik inmiddels al oud genoeg om te beseffen dat de tijd vliegt.

& Dat ‘t nu eigenlijk al te laat is in Zijperspace.

nieuw

Ik had ‘t me voorgenomen rond de tijd dat m’n vader overleed: schrijven over m’n moeder. Ik had zo veel te vertellen over hem, waar had ik haar in mijn verhalen gelaten?
Moest er dan iemand dood gaan, bezig zijn met dood te gaan, om je te doen beseffen dat er zich stelselmatig een geschiedenis in je hoofd is gevormd? Dat alle liefde bij elkaar opgeteld, de vermaningen, de complimenten, de bezorgdheid, enz…, een verhaal in etappes zouden kunnen vormen?
Ik was aldoor bang dat er niets te zeggen was. Mijn moeder was te lief, te perfect, niet de moeite van ‘t kwetsen waard, om haar anekdotes te gaan verzamelen. Te moeilijk ook daardoor om ze je te herinneren.

Maar m’n vader was dood. Nu zouden de gekkigheden van die man, die ontelbare rariteiten & hobby’s van hem, haar niet meer dwars zitten & zou ze de kans krijgen iemand te worden.
Ook eindelijk iemand zonder hoofdpijn. Dat erbovenop. ‘t Moet daar ergens in de periode van m’n vaders Parkinson geweest zijn dat ze er zo’n beetje vanaf gekomen was. ‘t Zou haar alle ruimte geven andere karaktereigenschappen te ontwikkelen die meer waren dan een pijn lijdende vrouw.
Ook al omdat ze nu zelf voor de financiën moest zorgen. Voor de administratie. Voor de tuin. Voor ‘t leeg maken van ‘t huis, ‘t verdelen van de troep onder de kinderen.
De ontmoetingen tussen haar & ‘t kroost waren nu veel meer 1 op 1. Mijn vader had geen zeggenschap meer. Kon de boel niet meer terroriseren met zijn alomtegenwoordige aanwezigheid.

Ik druk ‘t wel wat zwaar uit. Maar m’n moeder was nou 1maal een bijrol vergeleken met Pa.

Dus hangt ze aan de telefoon.
Ik loop rond in m’n blote bast.
Ik heb me net bij m’n collega’s verexcuseerd: ‘Dames, dames, ‘t spijt me zeer, maar ‘t is gewoon te heet.’
& Ik heb m’n buik te voorschijn gehaald. Dat hangend vel van 47 jaren oud. & Daar ben ik de boel mee gaan schoon maken. In vol ornaat. Daar heb ik de kassa mee opgemaakt. Terwijl evengoed de druppels zweet door bleven stromen. De biljetten baadden in Zijperzweet terwijl de telefoon me een nog onbekend nummer toont van iemand die me op dit onzalig tijdstip spreken wil.

‘Met Ton.’
Ik was al eerder gebeld door ‘t nummer, maar had ook toen de tijd niet om er gelijk een identiteit bij in te typen.
M’n broer had toen snel ter informatie meegedeeld: ‘Dit is je moeders nieuwe nummer.’
& We hadden opgehangen. Ik ging weer gehaast aan ‘t werk.

‘Met Ton,’ zei ik dus.
‘Dag Ton,’ kraakte m’n moeders stem.
De ouderdom. Misschien hangend vocht op de longen. Ze moet vaak meermaals haar keel schrapen om enigszins duidelijk verstaanbaar te worden.
‘Ik heb Alzheimer,’ liet ze er al snel op volgen, nadat ik haar kort verteld had dat ik inderdaad aan ‘t werk was, maar nee Moe, nee Moe, je kan evengoed best vertellen wat je wil vertellen, ik neem er wel even m’n tijd voor, m’n collega’s vinden dat niet gek.

Daar begint een nieuw verhaal in Zijperspace.