Zweetbedekt

Ik ben gaan zitten op de bank 20 meter voor de aanlegplaats van de pont. Overduidelijk dat ik niet zat te wachten tot ik naar de overkant gebracht kon worden.
Hapje brood, slokje bier.

Ik belde Tineke. Informeerde hoe ‘t met haar ging. De verschijnselen besproken. Ook hoe ik zelf ooit bij een vriendin ben gaan slapen om elk uur wakker gemaakt te worden. Dat als je niet reageert ‘t mis zat.

Maar hoe ‘t nu met de vader van Ed zat? Wanneer & wat?
Er zijn zoveel vragen. Je wilt je mond houden, niet te veel belasten, maar daar kwamen de burn-outtranen alweer tevoorschijn in m’n keel. Iets later deden ze mijn zweet bedekken. Minieme mate, maar ‘t zout proefde anders dat m’n lippen bereikte.

Ik had 50 km gereden. Nog 30 te gaan. Tijd om na te denken straks, maar wist dat mij slechts de methode restte zo hard mogelijk, zo onnadenkend mogelijk, zo stil, zó ooit thuis te zijn.

‘Ik wil er wel bij aanwezig zijn,’ zei ik.

De boten voeren ondertussen gewoon voorbij. Volgeladen, de 1 groot & lang, de ander middelmatig. Ik telde de seconden hoe lang ‘t duurde vooraleer ze voorbij waren gegaan. 17 sec, 21 sec.
& Dan stop je ermee.

Ik zag dat er weer passagiers naar de overkant werden gebracht. De golven waren minder onrustig inmiddels. Ze kwamen veilig aan.
Toen de veerman aan de overkant stond durfde ik weer verder te gaan langs de beschaduwde zijde van ‘t kanaal.
Ik deed wat ik mezelf beloofd had. Pijn deed ‘t, maar ‘t gaf voldoening. M’n lippen proefden anders dat laatste stuk.

We wachten aan de overkant van Zijperspace.

Lostinspees

Ik moet steeds vertellen dat ik vergeetachtig ben. Daarbij probeer ik duidelijk te maken waar dat aan ligt, indien noodzakelijk. Ook indien de verklaring plausibel genoeg is.
Maar als je kijkt naar wat m’n broer zich allemaal herinnert… Duizenden foto’s kan hij herleiden naar de oorsprong, naar ‘t verhaal dat erbij hoort. Terwijl ik tast in ‘t duister als ik alleen maar een naam hoor.

‘Ton, ken jij Ron Bartholemee nog?’
Waarbij ik me afvraag of hij misschien wel ‘Richard’ heeft gezegd.
‘Hij is dood,’ werd vervolgd.
Een akelige dood, dat kan ik me herinneren dat er gezegd werd. Ook z’n snor stond me meteen bij. Plus ‘t strippokeren in ‘t jongerencentrum op oudejaarsavond. Misschien wel kerst.
& Richard zei, hij kon ‘t niet laten in zijn onderbroek, dat hij er wel een stijve van kreeg nu m’n buurvrouw nog slechts een slipje aan had.

Ik meen me te herinneren dat hij daar later nog sterke verhalen over had. Seks met 1 van de 2 meisjes. Dat kon ik me niet voorstellen. Hoe kon een snormans de voorkeur hebben boven mij, minder oud bovendien, bij alternatieve jongerencentrumvrijwilligers van ontspruitende leeftijd?

Ik vond haar borsten uiteindelijk niet mooi, weet ik me weer te herinneren. Waarbij ik maar in ‘t midden laat waar dat aan lag.
Wel: je stelt je zoveel voor. ‘t Blaast allemaal op in je hoofd. De behoefte aan seks vertroebelt ‘t beeld voordat ‘t bloesje weggepokerd is.
Gelogen, bekende Richard (ja, hij heette Richard; nu zeker). Ze liet zich verliezen. Had ze diezelfde nacht nog bekend. Haar vriendin sliep thuis of in de andere kamer.
Ik ondertussen thuis. Ouderlijk huis of misschien woonde ik nog wel samen.

Evengoed denk ik dat ik m’n geheugen aan ‘t opschonen ben. Wat waar gebeurd is. Wat nog opgevuld moet worden zodat ‘t weer klopt. Dat er een verhaal verschijnt, als een verklaring waarom een snor verkozen werd boven mij.
Nou ja, ik vond haar borsten niet mooi genoeg, toen zij licht voorovergebogen alles verloren had. Giechelend, zoals haar vriendin. & Voor mij had ‘t niet gehoeven, hoor, zei ik.
Maar evengoed vond ik ‘t wel mooi om ernaar te kijken, net zoals Richard zat te gluren, dat ze verloren had. Hoelang konden we haar nog verliezer laten zijn, dacht ik. Een zalig kerst, of een gelukkig oudjaar. Hoe tijdelijk ook.

Maar eigenlijk was ‘t behoorlijk ongemakkelijk om dat beetje schoonheid van haar tepels er vanaf te kijken zonder dat iemand dat zou opvallen.

Een spelletje voor 4 dat niemand vergeten is in Zijperspace of daarbuiten slechts de doden.

Ontmessen

Je kan ze beter een extra functie geven. Zodat ze niet meer stil liggen te zijn, een frustrerend hoopje van functionaliteit van 1 dimensie.
Hier: ‘Ik denk wel aan je.’
& Wrijf m’n duim over ‘t heft, als dat ik met Doortje doe in de haren bij de kin als ze ook behoefte aan communicatie heeft anders dan een riem om uitgelaten te worden.

Bij de vork tinkel ik de punten waar ze haar naam aan dankt. Een sprankeltje ochtendglorie waar ze haar zen uit haalt. De glans van haar staal lijkt pardoes weer iets meer straal te dragen.

De USB-lichtjes laat ik nog wat nabranden na ‘t lezen van een boek. ‘t Is al een eenzaam hoekje dat makkelijk over ‘t hoofd kan worden gezien in zo’n 1-persoonshuishouden. Hun lange halzen ontkrommen zich in wat vrolijkere rechtstandigheid die ik er met mijn handen niet in vorm had kunnen buigen. Ze beseffen zelf, bij goed humeur, wat ‘t leven draaglijker maakt.

Of ‘t boek, dat na lang geleden lezen, op de bovenzijde langzaam ondergesneeuwd raakt van de algehele verstoffing van al dat leeft, de inhoud probeerde dat al te duiden bleek bij ‘t spellen van de woorden; ‘t boek streel ik tijdelijk zwaartekrachtonderhevigheidvrij.
Wat me meteen doet beseffen dat enkele woordenboeken binnenkort weer een aai verdienen. Op mijn leeftijd worden ze steeds minder ter hand genomen, een gebrek aan koestering dwaalt door de lexicons. Blijkbaar zijn ze inmiddels gaan beseffen dat ook hier online sneller, soms ook vindingrijker is.
Een teder tikje tegen de rug, zodat ‘t weer wat rechter trekt.

Ik probeer waar ik bruinigheid zie, als die op de wangen van m’n toen 80-jarige opa, in de vorm van kleine gespreide vlekken, een klein beurtje wrijving toe te dienen. Een stille hoop dat ‘t de evengoed onvermijdelijke vergankelijkheid uitstelt.
‘Je mag er nog best zijn, jij monument,’ denk ik ze om beurten toe, elk een eigen moment toebedelend.

& Langzaam kom ik ook in hun sprookjespaleis terecht, waar zij, de dingen, hun eigen naam dragen. Waar ze door hun nachtelijk samenzijn mijn dromen vormen als ik er eigenlijk niet ben. Hoog in de slaper, dicht tegen ‘t plafond. Ietwat verheven, dat wel, maar waar ik ze niet in hun werkelijk leven stoor.
Waar ze meer zijn dan waar ik ze voor gebruik. Een ding waardig, met multi mogelijkheid dan waar hun schepper ze voor heeft bedacht.

Ze staan, soms liggen daar. Begeleiden mij & blijven hopelijk wat langer hangen dan degene die de tekst van handtekening voorziet.

Aldus ooit ondertekend, alhier te Zijperspace.

Tussendoorste

We hebben veel doorgesproken, die laatste keer.
Hoe ik er over dacht toen ik er aan begon & in dat opzicht gegroeid was in positiviteit. & Alles wat er verder mee samenhing.
Een rapport kreeg ik voorgelezen, samengevat, met de vraag of ik me er in kon vinden.
Maar ik ben niet zo moeilijk. Hooguit lang van stof. Dat wist ik me te bedenken terwijl ik aan ‘t woord was. Dit soort coaches zijn echter voorbereid op de factor saai van hun cliënten. Hoewel ik waarschijnlijk 1 van de tussendoorste ben. Schijnbaar onschuldig tegelijkertijd in m’n eerlijkheid.

Ik wist er een hoop bij te halen. Na weer een anekdote besefte ik me dat futiliteiten er niet toe deden. Dit was de grote samenvatting. & Ik kon haar niet eeuwig tot een glimlach verleiden. Zinloos & vermoeiend richting streven naar een afsluiting.
Geen performance, maar wel bewust van waar de weg toe leidt. Een einde. Geen hulp meer, want ik kan niet stoppen met bier drinken. Dat hadden we afgesproken. Dat hoorde ook bij ‘t risico van wat waarneembaar was aan verschijnselen, afwijkingen, verbeteringen & wat dies meer zij.
Handtekening eronder door ja te zeggen na dat voorstel toen.

Maar ik hield ‘t niet vol toen de temperatuur te hoog werd in de voorzomerse hitte & m’n keel een halve liter in 5 min achteroversloeg.

Dus ik zei ‘Nee’.
Ik heb ‘t niet gehaald.
Achter de schermen werd dat besproken, maar ik was met haar al overeengekomen dat dit zou betekenen dat we onze sessies zouden beëindigen straks.
Nog 2 te gaan. Laten we daar maar van genieten.
Ze was te aardig om ‘t niet anders over te laten komen.

Tussen komma’s, aanhalingstekens of alles wat er ondertussen aan de hand was: ‘t ging steeds niet goed. Met mij. Vaak wel. Soms niet echt. Die komen zoals men weet ‘t hardst aan.
Elke verantwoordelijkheid die op m’n bord viel confronteerde me met mijn gemis aan een 2e hand, een 2e been, een wil te hebben, maar ‘t evenwicht te missen. Ik moest alles hinkend, hikkend doen. Lang nadenken, uitstellen & in paniek toch nog tot resultaat komen.
Altijd bang daarop afgerekend te worden. & Zij kon me veel positiviteit toespreken, maar ik bleef ‘t kleutertje dat z’n meerdere gevonden had in alle andere kinderen op ‘t schoolplein. Ik had ze immers nog maar net leren kennen. Iets als in m’n leven lang.

We sloten af. Een korte samenvatting, mijn eerlijk relaas over bevindingen, bereikte resultaten wederzijds.

& Toen stond ze op. Ze rees hoger dan ik me had voor kunnen stellen, hoewel ik achteraf twijfel of ze daadwerkelijk opgestaan was uit haar stoel. Een brede glimlach, blozende wangen, glanzende ogen, haar handen gespreid aan weerszijden om te duiden wat ze zeggen wou.
‘Maar Ton,’ zei ze, ‘je bent volgens mij een verschrikkelijk toffe kerel.’
Enzovoorts…

Ik ben de rest vergeten. Weet alleen dat ik wat ze zei nog nooit gehoord had. Pijnlijk hard drong dat tot me door, mijn doofheid.

Nou ja, op de fiets herinnerde ik de doldwaze eerlijke woorden van Tijn, vlak voor oversteek naar ‘t Vondelpark richting huis. Een arm om m’n schouder weer virtueel aanwezig. Schoonheid tijdens My Morning Jacket.

Always spijt the day after Zijperspace in full glory.

Bel

Er wordt bij me aangebeld.
Middernachts kan je ‘t niet noemen. Eerder ‘s ochtends vroeg. Meestal zo’n beetje voor de rest van de mensheid uit bed is gerezen. Mijzelf incluis. Tussen schemer & zonsopgang.

Er was een verklaring voor. Poolse arbeiders die hier op ‘t rijtje hadden afgesproken maar ‘t verkeerde nr hadden doorgekregen. Wellicht dat de nummering in de beide talen anders wordt genoteerd. Daar heb ik me echter nog niet in verdiept.
Maar ‘t lampje hielp. Floepte aan bij beweging na installatie. Na 2 à 3 keer ochtendschemeringen floepen leek ‘t fenomeen voorbij. Niet meer tussen 5.30 – 6.30 wakker geschud uit mijn podcast die de hele nacht door blijft lopen, mij ondertussen normaliter in vredige slaap sust.

Dat hoofdstuk leek verleden tijd. Podcasts gingen ongestoord verder, mijn slaap daardoor ook.
Hoewel ik evengoed vaak door bleef gaan met denken waarom. Polen leken logisch, maar vorig jaar was ‘t patroon anders: ‘t seizoen van belletjetrek leek toen korter te duren.

Vertrokken naar Lent begin begin mei. Oppassen op 2 katten plus 2 konijnen. 1 Week, een kort verblijf.
Meteen de 1e nacht ging de bel weer tussen donker & schemering. De volgende ochtend opnieuw.
De huisdiereneigenaren verzonden via de buurtapp een bericht hierover & vervolgens leek ‘t voorbij.
Maar ‘t is moeilijk om daar geen verband te zien. Al was mijn eigen persoon de enige die de 2 mijlenver verwijderde deurbellen met elkaar leek te verbinden. Er moest immers op zo’n korte tijd toch iets synchroon lopen. Toeval kan, maar als je ‘t je leven lang niet meegemaakt hebt & dan plots wel, zat mijn haar dan nog wel ordentelijk? Scheidde ik inmiddels een geur uit die in beide wijken niet te negeren viel?

Inmiddels thuis gekomen, mijn normale bezigheden hervat, mijn kluizenaarschap eveneens dat deels ingegeven wordt door weinig behoefte aan fel zonlicht in huis, waren de vermeende Polen wederom aanwezig. Hoewel ‘t natuurlijk te betwijfelen valt dat ze daadwerkelijk uit dat land kwamen. ‘t Tijdstip was anders: de harde werkers hadden allang al in de kassen van Aalsmeer moeten zijn toen ik in de gemiste uitzending van Vroege Vogels was beland, ong rond de 3e maal repeat.
Dit was eerder vlak voor schooltijd. Elke keer doordeweeks. Wat na 4 keer & binnen 2 weken leek te stagneren.

Bevrijd.

Bij de 2e oppasbeurt in Lent herbegon ‘t echter.
Wakker liggen met ‘t idee dat ik me geluiden aan ‘t inbeelden was. Toch de tijd controleren: 5.30.
Volgende ochtend: 4.45.
De groepsapp van de huiseigenaren leverde wederom niets op.
‘Pesterijen.’
‘Beter niet druk maken.’
Gelukkig bleef ‘t daar ook bij. Nog 1 keer aan ‘t eind van de 3 weken, de nacht voor vertrek. Ik zou ze wel verrassen als ik de volgende ochtend om 5.30 met de fiets vertrekklaar voor de deur stond.

Dat werd evengoed een rustig vertrek, een hand- of woordgemeen niet nodig.

Maar ze zijn met me meegereisd. Hoewel ‘t lang geduurd heeft voor ze door hadden dat ik weer thuis was. Ben, moet ik zeggen.
‘t Begon eergister om 6.30, vanochtend vervolgd door 4.30.
Misschien moet ik m’n ramen aan de voorkant sluiten, dat dat helpt.
Misschien moet ik gaan vertellen waarom ik denk dat ik vreemd ben, dat zij dat denken dat ik dat ben. Zo vreemd als de 1e buurman hier. Die zijn been niet af wilde laten zetten, hoewel dat noodzakelijk was omdat hij te veel gerookt had. Die ik hooguit zag als hij keek hoe ik in de tuin bezig was. Stijf in stoel.

Maar ik ben geen man stijf in stoel. Hooguit een freak met een groene fiets. Zwetende kop.
& Verder doet-ie niets.

Dat zijn echter de ergsten in Zijperspace, bij gebrek aan beter.

Hond

‘t Voelt vreemd, die hond niet meer om me heen.
Stilte, die niet meer dezelfde is. Een geruisloos denken, staren: weg. Weten dat je de hele tijd in de gaten gehouden wordt, de veters van je schoenen, zo gauw je 1 van beide (‘t zijn er eigenlijk 4) in je hand neemt (bij de 2e schoen weet ze ‘t zeker & springt ze van de bank), een lus maakt, een 2e erachteraan, waar zij denkt aan riem.

M’n agenda is nu even anders, tot aanstaande maandag, wanneer ze terugkeert.
Of ik er dan meer van weet, van hoe ik me moet gedragen. Welke geluiden te gebruiken, kenbaar te maken wie ik ben, weten waar zij staat, is, weest.

De bovenbuur, & die van hiernaast, of zij me horen als ik met haar ‘praat’. Want dat is niet meer dan ingebeelde communicatie, zegt mijn brein, als alle zoetsappige emotie weggedruipt is. & Ik ondertussen realistisch wordt dat onze taal, dat wat ons gemeenschappelijk maakt, niet bestaat.
Voelen, strelen, ontklitten van zaden, dat wel. Bij dat laatste een virtuele hap naar m’n handen. Niet meer. Accepteren dat ik er ben, te lief om kwaad te kunnen doen, werkelijk toe te happen.

Ik pak de riem, inmiddels geheel verdwenen, ligt elders waar zij zich nog veiliger voelt, & laat me evengoed leiden naar stappen die ik anders nimmer zet. Naar bankjes in een park waar ik me van nature veilig voel, want steeds dezelfde als zij er is. Waar ik opeens vrij durf te spreken tegen dames die blaadjes van een iep bestuderen. Ik ben een dapper man die weer vrijuit spreekt, bladeren betast, & gecharmeerd word door een lach.
‘Je bent een bomenfreak als je bladeren betast,’ durf ik te zeggen.

Doortje kijkt opeens zelf toe of dit wel goed kan gaan. Ze ligt niet op dat bankje, waar mijn billen daarnet zaten. Maar ze kijkt toe. Is kalm. Kijkt nog eens toe. Snuift gras.
Ik doe een stap terug, mompel ‘bank’, weet dat ik alle verhalen heb verteld die de samenvatting zouden moeten zijn van hier zijn & zeg: ‘Doei.’

Of was ‘t ‘Doeg’?
Doortje denkt na over wie ik ben terwijl ik terugloop naar m’n zitplaats.

Er zit een hond steeds dichter bij me in Zijperspace.