voort

We hebben ’t over iemand. & Die iemand draagt niet altijd bh’s. Volgens Sas. & Volgens Von, beweert Sas, (Von kan ’t weten, zegt ze, want die kijkt gewoon naar vrouwen) draagt die iemand nóóit bh’s. ’t Is toch geen gezicht.
Nee, ’t is echt geen gezicht. We vinden ’t allemaal. Vooral ook niet omdat ze van zichzelf beweert peertietjes te hebben. Ja, die tepels die zie je door alles heen, als ze stijf staan. Maar dan heb je nog geen peertietjes. Vinden wij.
Ik heb ’t niet gezien, dat ze geen bh’s draagt. Ik let niet op borsten van vrouwen die zo oud zijn, betrap ik mezelf. Maar ik lach wel net zo hard mee.
Ze zou gewoon af & toe een bh moeten dragen, een fatsoenlijke bh.

‘Neem nou die ex-vriendin van me,’ zeg ik, ‘ik vertel ’t net van de week aan Rachel, die had altijd stijve tepels. Die stonden altijd recht vooruit. Rachel vertelde dat ze dat nog nooit van een vrouw had gehoord. Maar ik wist ’t toch echt zeker. Die ex-vriendin had ’t me zelf verteld.’
Ik heb me bij dit verhaal tot Sas gewend. Zij is de enige deskundige onder ons. Mar & Fret gniffelen nog na.
‘Nee,’ zegt Sas, ‘ik heb er ook nog nooit van gehoord.’
& Toch is ’t zo.
‘Maar waarom begon ik nou over m’n ex-vriendin te praten?’ vraag ik vertwijfeld.
‘Oja,’ schiet ’t me meteen te binnen, ‘omdat je ’t bij haar dus nooit kon zien. Zij droeg altijd bh’s, van die bh’s waardoor je niet kon zien dat haar tepels recht vooruit stonden.’
Mar & Fret lachen alweer ergens anders om.
‘Ik heb ’t in ieder geval nooit gezien, die 2 maanden dat ik wat met ‘r had.’

& Als je dan toch van alles & nog wat uit de doeken doet, dan ga je gewoon verder. Omstebeurt, of juist niet. ’t Kringetje rond, van kwaad tot erger, of juist niet. ’t Gesprek voert vanzelf voort. Van onderwerp naar onderwerp. Achteraf kom je niet meer te weten waarom je via een bepaald pad uiteindelijk op een bepaald punt terecht bent gekomen. Maar je weet wel dat ’t die avond allemaal met elkaar te maken had. ‘t 1 Leidde tot ’t ander.

‘Hahaha,’ lach ik even later. ‘& Dan die andere vriendin. Op m’n 1e afspraakje met haar gingen we drinken bij de Groene Olifant. We zouden daarna wat eten gaan halen bij de surinamer om dat bij mij thuis op te eten. Dus ik steek met m’n fiets de straat over, voor de aankomende tram langs, maar zij natuurlijk niet. Zij bleef staan.’
‘Ja,’ zegt Sas, ‘& daarom noemen we haar sleutelbeentje. Dat verhaal kennen we al.’
‘Ja, maar Fret nog niet.’
Nee, dat was waar. Ik mocht verder.
‘Ik kijk dus waar ze nou blijft. Maar die tram blijft de hele tijd voor me staan. Hij trok 1st op & daarna bleef-ie staan. Een ½e minuut of zo. Toen-ie eindelijk opgetrokken was, zag ik haar weer. Een beetje moeilijk stond ze daar. We zijn toen maar lopend verder gegaan. Ze was gevallen. Met haar fiets. Maar dat moest ik haar de hele tijd vertellen. Want als we 100 meter gelopen hadden, dan was ze ’t alweer vergeten. Dan vroeg ze weer: “Wat is er nou gebeurd?” & Na nog eens 100 meter vroeg ze ’t weer. Ik was de hele tijd ‘tzelfde verhaal aan ’t vertellen. ’t Verhaal dat zij oorspronkelijk aan mij verteld had.
Maar goed, we hebben evengoed eten gehaald & bij mij thuis gegeten. Daarna hebben we heerlijke seks gehad. Maar ook diep in de nacht heb ik ‘r moeten vertellen wat er met haar gebeurd was.’
Ik lach een beetje. Fret kende ’t verhaal inderdaad niet. Mar & Sas lachen ook voor de zoveelste keer om m’n belevenissen.
‘Maar waarom vertel ik dit verhaal eigenlijk?’ vraag ik vertwijfeld.
Mar & Fret zitten alweer grappen met elkaar te maken.
‘Oja,’ weet ik ’t weer. ‘De volgende dag is ze toch maar naar de dokter gegaan. Bleek ze door die val haar sleutelbeen gebroken te hebben.’
‘Hersenschudding,’ zegt Mar.
‘Nee,’ zeg ik, ‘volgens haar was ze niet op haar hoofd gevallen. Maar ja, dat wist ze achteraf ook niet meer. ’t Is overigens best wel lekker met vrouwen die hun sleutelbeen gebroken hebben. Wist je dat, Fret?’
Maar Fret lacht alweer met een opmerking van Mar mee.

Want gesprekken voeren vanzelf voort in Zijperspace.

dreiging

Een hels kabaal. Ik ging naar buiten. ’t Vrouwtje zat op m’n schutting leven te maken. ’t Mannetje zat in de boom van de buren, net zo luidruchtig. Ze maakten duikvluchten, ’t mannetje dichter langs de tegen de muur hangende druivenstruik van de buren dan ’t vrouwtje, & wisselden daardoor van plaats. ’t Ging razendsnel. In uiterste paniek. Na enkele minuten zag ik de kop van een ekster tussen de druiventakken tevoorschijn komen. Meermaals scheurde ’t mannetje rakelings langs de ekster. Op een gegeven moment gaf deze ’t op.
Ik liep wat verder m’n tuin in om beter te kunnen zien of zich tussen de druivenranken ‘t nest bevond. Dat moest haast wel. Ze zijn al weken bezig. 1st M’n tuin ontdaan van takjes & modder, de pas geplante reigersbek kwam helemaal kaal te staan daardoor, vervolgens kwamen ze me hun vangsten tbv de kinders tonen. Wormpjes & vliegen die uit de snavels staken. Trots & eigenwijs verbleven ze dan voor enkele momenten op de schutting. Schichtig om zich heen kijkend.
Ik zat binnen. ’t Was me te warm. Totdat ik door ’t gekakel van de vogels werd afgeleid. Zoveel lawaai hadden vogels in mijn buurt nog niet gemaakt. Ik stoof naar buiten. Nog net een broek aan m’n benen getrokken.
De ekster vloog naar een dichtbij gelegen boom. Moe van ’t gekrakeel van ’t echtpaar. Maar daarmee ontsnapte ze niet aan hun woede. Met nog steeds ‘tzelfde gekwetter zetten ze de jacht op de ekster voort. Tot ze de moed opgaf & met een duikvlucht ook de hoge, dik bebladerde boom van de achterburen verliet. Die zocht z’n heil ergens anders.
Maar de 2 bleven doorgaan. ’t Mannetje deed pogingen de druiventakken te benaderen, steeds erlangs schietend. ’t Vrouwtje deed soortgelijke pogingen met wat meer afstand tot de takken, maar maakte des te meer leven. Ze vlogen heen & weer. Met opstaande veren. ’t Vrouwtje had bijkans een hanenkam. Ze lieten zich niet door mij afschrikken. Ik was een minder gevaar. Ze lieten me zelfs op een afstand van minder dan een meter toe. ’t Gevaar voor ’t nest moest nog niet geweken zijn, anders waren ze niet zo door ’t dolle heen.
Plots zie ik weer een zwart-witte kop tevoorschijn komen, tussen de druivenranken door. ’t Mannetje scheert er weer langs. ’t Vrouwtje met onverminderd gekwetter erachteraan. De ekster laat zich in een duikvlucht vallen. In haar snavel iets kleins. ’t Steekt er net tussenuit.
’t Is voorbij, dacht ik, & ging weer naar binnen.
5 Minuten later ging ’t gekwetter nog onverminderd voort. Ik besloot nog maar een keertje te kijken. Vanuit diep in de tuin wierp ik een blik op de duivenranken langs de muur van m’n buren. 2 Eksterkoppen staken ertussenuit. Op hun gemak. Dit in tegenstelling tot ’t echtpaar dat bleef proberen hun kroost te verdedigen. Tevergeefs.

20 Minuten later was ’t weer stil buiten.

Een spreeuw keek voor zich uit, zwijgzaam, gezeten op een schutting in Zijperspace.

send

Wire - Comet

Ik wilde de muziek nog even horen voordat ik richting Paradiso zou vertrekken. Dus draaide ik ‘t hard. Dan wist ik tenminste weer hoe ‘t zou kunnen zijn. De spreeuw had net eten verzameld voor z’n kinders. Hij wilde ‘t me trots laten zien vanaf z’n vaste stekje op de schutting. Hij was ‘t echter niet met ‘t volume van Comet eens. De lucht trilde ouderwets, zoals ‘t jaren geleden had getrild, maar ‘t was ditmaal niet van de vroege lentehitte. Behalve Wire was ‘t zeker 15 minuten stil in de omgeving. Die stilte ga ik vanavond herbeleven. Met beelden.

Een verslag volt misschien later nog wel vanuit Zijperspace.

rust

Ik heb ’t briefje er maar ‘ns afgehaald. ’t Hing al langer dan 3 jaar aan de plantenpot. De plant doet ’t nog goed, is waarschijnlijk inmiddels 2 keer zo groot dan toen ik ‘m kreeg, dat is niet de reden. Maar ’t staat zo slordig, een kaartje dat bij de felicitatie hoort 3 jaar lang laten hangen. Dan is de intentie er al van af, zijn de gulle gevers ’t lang vergeten.

Lieve Ton,
We hopen dat je nu eindelijk in je nieuwe huisje je rust zal vinden.
En dus: “Steun de strijd tegen baldadigheid.”
Je collega’s.

Ik hoop maar dat ze refereerden aan de onrust die samenhing met ’t niet hebben van eigen woonruimte. Altijd in onderhuur, sloopwoningen van ’t grondbedrijf & korte logeeradressen. Niet de onrust in m’n lichaam & geest. Die gaat nooit over. Hoop ik. Deel van mij.

‘Ik kan wel 12 uur achter elkaar op ’t strand verblijven,’ zei Rachel. ‘Heerlijk vind ik dat.’
‘Oh, afschuwelijk,’ zei ik. ‘De hele tijd stil liggen. Niet bewegen. Niets te doen hebben. Ik ben blij dat ik niet meer hoef.’
‘Dat soort dingen vind ik nou juist prettig.’
‘Net als strijken. Dat vind jij ook lekker.’
‘Ja, omdat ik dan niet hoef na te denken. Ik hou van dingen waarbij ik niet hoef na te denken.’
‘& Ik kan dat nou juist helemaal niet. Ik zou niet meer weten hoe ik ’t had. & Buiten dat: al die mannetjes die stoer over ’t strand van Den Helder liepen. Die hele machocultuur. Vrouwen die stil liggen & mannen die ertussendoor paraderen met hun lichaam. & Dan heb ik ’t nogeneens over al ’t zand dat aan ’t eind van de dag overal op je lichaam zit.’
‘Maar ’t is toch lekker om af & toe een duik in de zee te nemen?’
‘Dat was nou de enige reden dat ik naar ’t strand ging. Dankzij ’t water koelde ik weer een beetje af. Maar zogauw ik 10 minuten lag, was ik alweer kleddernat van ’t zweet. Nee, God heeft ’t strand gecreëerd als persoonlijke hel voor mij. Stil zitten is ’t meest afschuwelijke dat er bestaat. Niks geen meditatief moment aan mijn lichaam.’

Nu zit ik gedwongen in de zon, in m’n tuin, om toch een beetje kleur te krijgen, om wat te doen te hebben een boek te lezen, of ik zit gedwongen binnen. Niets te doen. Rusteloos zwalk ik door m’n huis, tussen tuinstoel & bank. Op zoek naar iets dat me echt interesseert. Boeken zat, films zat, maar de hitte verlamt me, tegelijkertijd met ’t idee dat ’t een feestdag is, winkels dicht, niets te doen om er op uit te gaan.
In m’n huisje, waar ik eindelijk rust gevonden heb. Relatieve rust.

Slechts relatieve rust bestaat in Zijperspace.

prikken

Ik haal m’n ziekenfondspasje tevoorschijn. Ik zag de mededeling nog net staan voor ik binnenkwam.

Zonder ziekenfonds- of verzekeringspapieren kunt u niet geholpen worden

Je loopt er zowat tegenaan. Als je de haldeur opendoet.
Ik schrik. Heb ik die wel bij me? Maar nog voordat ik bij de balie sta heb ik ‘m te pakken. Die van vorig jaar.
‘Ik heb alleen maar ’t pasje van vorig jaar,’ verontschuldig ik me.
De vrouw knikt. Gelukkig. Anders zou ’t onderzoek pas een week later kunnen plaatsvinden.
Ik mag gaan zitten. Met nrtje 81. Nog 4 nrs wachten. Dat zal niet zoveel blzs van m’n boek betekenen.
Bovendien word ik afgeleid door de andere mensen die bloed moeten laten prikken. Ze komen 1 voor 1 voor de balie te staan. Met ziekenfondspasje.
Een vrouw zie ik binnenkomen. Naast haar wriemelt er iets wat ik niet kan zien. Ze praat ertegen. Als ze bij de balie weglopen, naast mij komen zitten, merk ik dat ’t iets dat wriemelde een meisje is dat niet op haar lijkt. De vrouw heeft een langwerpig gezicht, geblondeerd haar, een grote neus & sproeten. ’t Meisje heeft niets van dat alles, is natuurlijk blond, & kijkt wat intelligenter uit de ogen dan de vrouw. Ook al is ze slechts een jaar of 5.
‘Kijk,’ zegt de vrouw, ‘er liggen hier allemaal dingen die je kan lezen.’
Maar ’t meisje heeft geen trek in al die tijdschriften voor volwassenen.
‘We hadden misschien wat van huis moeten meenemen,’ zegt de vrouw berouwvol.
‘Zijn we al aan de beurt?’ vraagt ’t meisje als nr 80 op ’t bord tevoorschijn klinkt.
‘Nee, er zijn nog 2 mensen voor ons. Want wij hebben 83 & nu is nr 80 aan de beurt.’
Ik mag opstaan, want ’t volgende moment gaat de bel voor de volgende.

‘Goedendag,’ zeg ik tegen de dame die mij moet gaan prikken.
‘Goedendag,’ zegt ze, terwijl ze m’n formulier aanpakt. ‘Meneer Zijp, zie ik.’
‘Dat klopt.’
‘Welke arm wilt u?’
Ik steek m’n rechter naar voren. Vorm een vuist.
‘Is die dame daar van u?’ vraagt de dame.
’t Meisje staat verlegen te staren naar wat er met me gaat gebeuren. Ze wil zich al bijna terugtrekken.
‘Nee, die hoort niet bij me,’ antwoord ik. ‘Maar ze mag wel blijven kijken van me, als ze wil.’
Ze blijft staan. Ze heeft oogcontact met de dame die de naald in m’n arm wil steken.
‘Met wie ben je dan?’ vraagt de dame.
‘Met m’n moeder,’ zegt ’t meisje. ‘Met m’n oppasmoeder,’ verbetert ze.
De naald zit. Scheef, heb ik ’t idee. Ik voel ‘m duidelijk zitten. Maar ’t bloed loopt er al uit. 2e Buisje is al aan de beurt.
‘Je vindt ’t toch niet eng?’ vraagt de dame aan ’t meisje.
‘Nee.’
‘Ik voel deze trouwens best wel zitten,’ zeg ik. ‘’t Is vrij pijnlijk.’
Ik verkramp, voel ik.
‘’t Gaat anders heel goed. ’t Stroomt er uit.’
In m’n ooghoek zie ik ‘t meisje ’t gebeuren nog aandachtiger gadeslaan. De pijn zakt weg.
‘De pijn valt nu wel mee.’
‘’t Is dan ook al klaar,’ zegt de dame, die daarbij gelijk ‘t 3e buisje wegtrekt.
Ze duwt een watje tegen ’t gaatje in m’n arm.
‘Even aanduwen,’ commandeert ze me.
Een pleister er bovenop.
‘Wanneer weet ik de uitslag?’
‘Over een week bij je huisarts.’
Ik sta op. Pak m’n tas mee & loop richting uitgang. ’t Is alweer voorbij. Nog geen 10 minuten binnengeweest.
Achter me roept ’t meisje naar de oppasmoeder: ‘Hoehoe, je moet komen hoor.’

& Enkele grammetjes vloeistof lichter vertrok ik wederom richting Zijperspace.

niet storen

Als ik op ’t meetingpoint sta heb ik ‘r eindelijk te pakken.
‘Hoi, Ma. Waar ben je nu?’
‘Bij Sloterdijk.’
‘Oh, dan ga ik nog even m’n fiets wegzetten in de fietsflat. Dan kan je straks ’t beste bij ’t meetingpoint gaan staan.’
‘Is goed.’
‘Nee, wacht. Ga maar buiten bij de hoofdingang staan. Dan sta je tenminste in ’t zonnetje te wachten.’
‘Tot zo.’

Ik ben toch eerder terug. Ik ga in de schaduw van de metrohalte staan. Nog veel te veel zweet druipt van m’n voorhoofd. Een donkere man naast me fluistert iets naar me, maar ik schuif verder. Alsof ik niets door heb.
Zie ik er uit als een stomme toerist of zo? Toch maar goed dat m’n moeder er niet eerder was.
Ik wil al bijna weer bellen als m’n moeder uiteindelijk buiten komt.
‘We vertrokken een beetje laat.’
We zoenen & vragen ons af wat we zullen doen.
‘Jij hebt vast een plan gemaakt,’ zegt m’n moeder.
‘Nee, juist niet. Daar had ik ’t te druk voor.’
Dus besluiten we alvast te lopen. 1st Ergens een bak koffie.
‘Zeker in de Bijenkorf?’ vraag ik.
Dat deed m’n moeder immers altijd. Met Pa. Altijd linea recta naar de Bijenkorf. Vorig jaar was dat voor ’t laatst. Ik geloof dat ik er nog bij was. Toen heeft Pa ook nog bij de cd’s gekeken. Maar al niet meer zo op z’n gemak. Bang dat-ie m’n moeder uit ’t oog verloor.
‘Nee, hoor. Hoeft helemaal niet.’
Dus stel ik voor naar de Nieuwmarkt te gaan. Dan kunnen we van daar de metro nemen naar m’n huis.
‘Wat loop je raar.’
‘Ja,’ zegt m’n moeder, ‘opeens zat er vanochtend iets raars in m’n linkervoet. ’t Doet pijn.’
Gelukkig is ’t niet definitief. Geen ouwevrouwtjesloop. Maar de passen lijken zich wel aan ’t krimpen op deze leeftijd te hebben aangepast. Korte trippelende pasjes om mij bij te houden. Ik probeer zo langzaam mogelijk & lijk nog te rennen.

‘Wat wil jij, Moe?’
‘Doe maar koffie verkeerd. Maar ik moet 1st naar de wc.’
’t Meisje & ik wijzen allebei de wc aan.
Ik krijg m’n moeders tas aangereikt. Met die tas slungelig in de hand doe ik de bestelling bij ’t meisje. Koffie verkeerd & thee. Ze gaat aan de gang, terwijl ik me nestel in de zon.
M’n moeder komt terug & de koffie & thee worden uitgeserveerd. Ik reken meteen af.
We praten. Hoe ’t met Pa gaat. De laatste belevenissen. Den Koogh. De familie.
‘Heb je gister dat programma gezien bij de NCRV?’ bedenk ik me opeens. ‘Over euthanasie.’
Moet ik toch met iemand delen.
Ik vertel de inhoud. Over de dokter die luistert naar & praat met mensen die euthanasie willen. Over de vrouw die uiteindelijk niet gaat. Over de man die wel gaat. Dat-ie samen met z’n vrouw vertelt dat ze een mooi leven hebben gehad.
Ik zeg: ‘& Toen zei die vrouw: “We hebben 40 jaar lang een prachtig leven gehad.”’
& Ik besef me weer dat ’t me emotioneert. M’n moeder luistert. Haar blik op mij gevestigd. Snel schieten mij beelden van tranende migraine-ogen te binnen. De emoties zijn van m’n moeder altijd af te lezen. Maar ze houdt zich in. Ook al vertel ik beeldend van wat ik gezien heb.
Ik praat langzaam. Ik vertel hoe de man met slokdarmkanker de dokter vertelt waarom hij er genoeg van heeft. Dat hij waardig wil sterven. Want hij heeft waardig geleefd.
Ik herinner me ’t papiertje op de deur van de kamer. Op de achtergrond de stem van de dokter die de man zo dadelijk z’n uiteindelijke prikken zal toedienen. Op ’t papiertje staat met een stift ‘Niet Storen’ geschreven. Daar hebben ze geen bordjes voor in ’t ziekenhuis.
Dat stukje vertel ik niet, want ik moet steeds langzamer praten. Anders komen de woorden niet.
‘Hoor je dat?’ zeg ik tegen m’n moeder. ‘Door die verkoudheid valt m’n stem een beetje weg.’
‘Ja, inderdaad.’

De mooiste moeders komen toch echt alleen maar uit Zijperspace.

sublimeren

Ik ben meestal de 1e, op dinsdagochtend, de 1e van de week. Maar vandaag staat er al iemand binnen bij Berkhout, m’n delicatessen. Als ik binnenstap zie ik dat-ie met een sponsje de zijkanten van de toonbank aan ’t schoonmaken is. Met een sopje. Geen Jeroen te bekennen. Maar in de verte hoor ik geluid.
‘Goedemorgen,’ zeg ik dus maar.
‘Een Goedemorgen,’ weerklinkt ’t vrolijk als Jeroen z’n gezicht ’t hoekje om vertoont.
Er achteraan z’n lichaam.
We gaan ’t over patés hebben. 3 soorten. & Een stuk rillet van eend.
‘Alles maar van dat laatste beetje?’ vraagt Jeroen mbt de rillet.
‘’t Gaat toch op.’
‘230 Gram,’ constateert de weegschaal.
‘Hmpf.’
‘Betaal je 200 gram.’
Een scooter stopt voor de winkel.
‘Koffie?!’ roept de bestuurder naar binnen.
‘Ja!’ roept Jeroen.
De poetser kijkt even op van z’n activiteiten. Aanschouwt de eigenaar van de scooter die binnen komt vallen. Ik zie een buik binnen komen.
‘Dus je wil koffie?’
‘De koffie staat al klaar,’ reageert Jeroen. ‘Heb je een goed weekend gehad?’
‘Ja, hoor. Maar ik heb niet geneukt.’
Ongemerkt kijkt iedereen bij dat woord op. Ook de man met de spons.
‘Ha, die meneer z’n ogen beginnen zelfs te knipperen,’ wijst de buik naar mij, of eigenlijk de vingers die er bovenuit steken.
‘Nee, hoor,’ zeg ik. ‘Ik dacht eigenlijk afgelopen weekend ook de hele tijd aan neuken. Maar ’t kwam er alleen niet van.’
‘Je moet ’t sublimeren.’
‘Dat is ’t enige dat ons rest.’
Terwijl ik m’n bestellingen afrond, pakt de man een kop koffie van achter & gaat op de stoel voor de winkel zitten. Maar niet voordat-ie nog wat mededelingen heeft gedaan.
‘Ik stond vanochtend om ½ 6 op. Prachtig mooi weer. Ik ben op m’n scooter gestapt & ben 50 km wezen rijden. Schitterend zoals de zon boven de weides opkomt.’
‘Je scooter zal wel moe zijn,’ zegt Jeroen.
‘’t Is weer voor prammen,’ zegt de man, ‘prammen in hele dunne t-shirtjes.’
& Vervolgens houdt-ie z’n mond. De toonbankpoetser poetst door. Ik zie een bruine vlek onder z’n vingers verdwijnen. Terwijl hij constateert dat ik in de weg sta.
‘Ik kon vannacht niet slapen,’ vult Jeroen de stilte tussen m’n bestellingen door op. ‘Ik viel rond 5 uur in slaap. & Om 6 uur kon ik er weer uit.’
‘Ik dacht dat ik reden had om er niet bij te zijn met m’n gedachtes. Ik viel om 2 uur eindelijk in slaap. & Om 7 uur op.’
’t Lukt me nooit tegen Jeroen op te bieden. Dus verzin ik milde varianten op zijn slaapgewoontes.
Ik reken met ‘m af.
‘Ik ga misschien toch maar met Hemelvaart open. Van 12 tot 6 of zo.’
Hij geeft me ’t wisselgeld.
‘Ik zie je volgende week.’
‘Ja, prettig weekend.’
Als ik m’n fiets van slot gehaald heb, zegt de man van de scooter me gedag. Daarna neemt-ie meteen weer een slok koffie. Hij geniet zichtbaar.
Ik groet ‘m terug met een simpel ‘hoi’.

Ooit is die groet per ongeluk Zijperspace ingeslopen.

ouder

Hoe moet ’t straks dan? Als ik echt ouder ben. Als ik gedwongen wordt elke dag te blijven zitten, ’t huis niet te verlaten, als ik slechts schuifelend de keuken bereik om een bakje thee te zetten. Als dat alle beweging is die m’n lichaam aankan op een dag.
Ik heb me ziek gemeld. Ik zal de hele dag thuis moeten blijven zitten. ’t Bezoek aan de huisarts straks beschouw ik als een uitstapje. Met de onrust die ik in m’n kont heb is dit een kwelling. Ik verzin telkens weer iets om in ieder geval op te kunnen staan, een stukje door ’t huis te lopen, beweging te hebben, afleiding ook. Een stoel benauwt me na 5 minuten, dat wist ik al, maar nu weet ik ’t weer iets beter.
M’n benen werken ook niet mee. Na enkele uren gevangenis thuis beginnen ze op te spelen. Ze schreeuwen dat ze stijf worden. Dat ’t bloed niet door kan stromen. Dat ‘t nog maar even kan duren, & dan staat plots alles stil, elk vezeltje in m’n lichaam. Net als de klok die zou luiden vroeger, als je een gekke bek trok, dan bleef alles staan zoals ’t op dat moment stond. & De tantes stonden erbij te lachen.
Als ik een boek lees, dwing ik me tot ’t einde van een hoofdstuk te komen. Tenzij er plots een meeltje binnenkomt. Da’s een uitzondering. Als ik een boterham eet, moet die 1st op, voordat ik een nieuw bakkie thee inschenk. Als ik ’t huis schoonmaak, moet er niets van vuil meer te zien zijn, voordat ik weer achter de comp mag kruipen. Als ik m’n benen ga voelen, moet ik ’t zo lang mogelijk verdragen, zeker totdat ’t pijn gaat doen, maar liefst nog iets langer. Andere mensen kunnen hele dagen achter een bureau zitten, toch?
Maar zo hops ik noodgedwongen van tuinstoel naar de stoel achter de comp, om vervolgens iets op te pakken, naar de keuken te brengen, daar een boterham te smeren, weer in de zon te gaan zitten, boterham op, & weer een nieuw rondje. Ik loop achter mezelf aan, steeds met 10 minuten achterstand.
Ik lees over mensen die ouder worden, schrijvers, de ouders van schrijvers, & merk dat ik daar nog lang niet ben. Maar wat is nog lang niet als de tijd steeds sneller wordt? Ze lijken stukken tijd van de tijd af te hakken. Heeft een uur plots enkele secondes minder. Misschien wel een minuut. Volgend jaar blijkt er nog minder in dat uur te passen. Zo word ik vanzelf wel oud; ik heb nogeneens door dat de tijd voorbijvliegt.
Hoe moet ’t straks dan? Als ik echt ouder ben. Als ’t realiteit wordt dat ’t niet lang meer kan duren. Mag ik dan genieten van elke minuut die ik heb, of móet ik dat dan & zal ik dan vol kunnen houden ’t vast te houden, zolang ’t mooie duurt. Of is mooi dan allang niet meer mooi, omdat ik alles toch al heb gezien.
Ik moet hiermee stoppen. ’t Wordt tijd dat ik weer een boterham eet, rustig, in de zon. Onderwijl een nieuw hoofdstuk aanschouwend.

& Dan blijven zitten, rustig blijven zitten, totdat alles voorbij is in Zijperspace.

huisarts

Ik had besloten te gaan bellen zogauw ik wakker werd. Maar ik was al zo vroeg uit bed dat ik dat telefoontje beter nog een uur kon uitstellen.
‘Ik begin te merken dat ik ouder word,’ zei ik later tegen m’n moeder. ‘M’n slaap wordt steeds onrustiger.’
Toen ik uiteindelijk belde, kreeg ik meteen contact. De assistente vroeg of ik diezelfde middag om 10 voor 3 kon.
‘Daar schrik je van, hè?’ zei ze.
‘Ja, ik ben gewend 1 of 2 dagen later te moeten komen.’
Er was ruimte zat.
Aan ’t raam hing de mededeling dat ziekenfondspatiënten zich nog konden aanmelden bij deze praktijk. & De wachtkamer was leeg. Ik pakte m’n boek, las daar 1 blz uit & werd toen door m’n huisarts gehaald.
‘Jullie werken steeds efficiënter,’ zei ik, terwijl ik m’n boek in m’n rugzak terugstopte. ‘Ik heb slechts tijd voor 1 blz.’
Hij legde uit dat de Pijp steeds meer veryupte. De allochtonen trekken weg. & De appartementen worden door steeds minder mensen bewoond. Rijkere alleenstaande jonge mensen nemen meer ruimte in beslag dan voorheen de allochtone gezinnen.
‘Net als de Jordaan,’ zei ik.
‘Ja, net als de Jordaan.’
Ik vertelde m’n klacht, waarna hij me onderzocht. Ik mocht er zelfs bij gaan liggen. We namen de diverse opties door. Hij suggereerde wat. & Schreef een recept uit.
‘Ik laat je bloed ook wel onderzoeken.’
Dus kreeg ik nog een formulier mee. Schildklier, lever, bloedlichaampjes & nog enkele andere aspecten, maar daar zou ik de betekenis van moeten opzoeken.
‘Kom je volgende week terug. Dan kijken we wat er gebeurd is.’

& Dat allemaal zo verschrikkelijk ontspannen, dat ik bijna zin heb nu al terug te gaan. Terwijl ik ‘t bezoek 2½ week had uitgesteld. Ik moest me vooral niet aanstellen, had ik me voorgehouden. Ik was hypochonder, dus juist daarom zou er wel weer niks aan de hand zijn. Juist daarom moest ik extra moed bij elkaar sprokkelen.
‘Ben je bang dat je wat hebt?’ vroeg-ie ook nog.
‘Ik ben ietwat hypochondrisch aangelegd,’ zei ik.
‘Dan ben je vooral bang,’ zei hij begrijpend.
Ik lachte er overheen. & Kwam vervolgens met een hele waslijst van kleine klachten die er allemaal mee te maken leken te hebben.
‘Kom volgende week maar terug,’ zei hij.
Alsof ’t een doodgewoon bezoekje is. Volgende keer krijg ik er misschien wel een bakje thee bij geserveerd. Zo gewoon. Zo ontspannen.
We schudden elkaar de hand. Zoals ik bij andere huisartsen ook gewend ben te doen. Maar geen knijp & zeker ook geen washandje. Ik keerde me om, & warempel: ik hoefde zomaar ‘ns niet te zoeken welke deur de uitgang was. In 1 keer goed.

Dat gaan we vaker doen in Zijperspace.

werkeloos

Gran loopt op me af. Hij heeft net z’n 1e biertje bij m’n collega besteld, een sigaar heeft-ie ook al in z’n handen, z’n beste (enige) vriend Warner is niet plots verschenen, dus dan kan ’t niet zijn dat-ie nog wat wil bestellen. Ik blijf rustig op m’n kruk zitten. Leun slechts lichtjes voorover, m’n hoofd wat dichterbij om te horen wat-ie in z’n hummende variatie van ’t nederlands zegt.
‘Ton,’ zegt Gran, ‘ik wil je iets vragen.’
‘Dat kan natuurlijk,’ zeg ik met een gevatte lach op m’n lippen.
‘Ronald,’ zegt-ie bedachtzaam, ‘dat die zelfmoord gepleegd heeft ..’
Ik lijk ‘m niet goed te verstaan. Ronald zelfmoord? Dat wist ik niet. Vandaar dat z’n broer zo afwezig was van de week.
‘ .. dat was toch een jaar geleden?’
‘O, die Ronald!’
Die is per ongeluk al een hele tijd uit m’n geheugen.
‘Ik schrok al. Ik dacht dat je Ronald van ‘de broertjes’ bedoelde,’ zeg ik.
‘Nee, ik bedoel die in Bergen zelfmoord pleegde. ‘t Rouwkaartje hing hier aan de deur.’
Ik weet wie hij bedoelt.
‘Dat moet toch al een jaar geleden zijn. Volgens mij 1½ jaar terug. Want ik dacht dat ’t in de herfst was.’
‘Hmmm, ja, hmmmm. Dank je.’

Ik zie Gran niet meer zo vaak. De laatste keer was-ie net weg bij z’n werkgever.
‘Je weet toch dat ik bij die internetprovider werkte?’ zei Gran toen tegen me.
‘Ja, ja, je bent hier nog met de hele groep geweest tijdens ‘t personeelsuitje.’
‘Ik wil niets meer van die schoften weten. ’t Zijn zulke valse mensen. Iedereen daar. Ik ben daar ontslagen. De schoften. Ik had ’t niet gedacht, maar ik ben nu in staat om mensen kapot te maken. Dat is ook wat ik ga doen. Ik ga alles doen om hun kapot te maken. Ze hebben me mishandeld. Dus als je ooit iets met internet wil doen: doe dat nooit bij mijn oude werkgever.’
Dit vergezeld met licht gepuf & gesteun, langzaam, maar gedreven, enkele haperingen van ‘hmmmm’ & ‘hmmm’, een verontwaardigde & verongelijkte blik, & geen enkele haal van z’n sigaar. Die laatste zat vast gekneld tussen wijs- & middelvinger, z’n duim pulkte aan ’t achtereind. Z’n blik zat vastgenageld op mijn ogen, tastten af hoe ik keek, luisterden of ik hoorde wat hij zei.
Nee, beloofde ik, ik zou nooit met z’n oude werkgever in zee gaan.

Gran komt weer naar me toe. Ik was afgeleid door een klant met een bestelling. Gran had zich teruggetrokken tot enkele meters verwijderd van de bar. Maar inmiddels zit ik weer op de kruk achter de bar.
‘Ik weet nu hoe Ronald zich voelde toen hij werkeloos was,’ zegt Gran. ‘Dat is heel treurig. Ik zie ’t ook vaak niet meer zitten nu.’
Ik mompel een ‘Oja’ & een ‘Oh’, maar verder kom ik niet. Ik probeer ‘m echter aan te blijven kijken.
‘Ik heb vele sollicitatiebrieven geschreven, maar heb nog geen enkele sollicitatiegesprek gevoerd. Ik weet nu waarom Ronald zelfmoord gepleegd heeft.’
Ik hou m’n mond. Dit is te treurig. Ik wil wel wat zeggen, maar Gran heeft mij de mogelijkheid ontnomen. Ik kijk ‘m aan. Verlegen met de situatie. Hij heeft z’n sigaar in z’n hand. Rookt niet. Z’n doorgaans bolle wangen lijken ingevallen.
Hij neemt een trek. De wolk drijft van ‘m weg. Vlak over mijn hoofd. Een klant verschijnt achter ‘m.
‘Zeg ’t maar,’ zeg ik.
Gran doet een stapje achteruit, de klant doet z’n bestelling, ik tap bier. Terwijl ik bezig ben zie ik dat Gran een slok bier neemt. Z’n sigaar houdt-ie voor z’n borst vooruit gestoken. Eigenwijs, geen invloeden proevend van buitenaf, staart-ie voor zich uit.

Waarbij we ons afvragen of er wellicht binnenkort 1 minder is in Zijperspace.