‘t Was de grootste uitgave van de dag. Ik reken de afzonderlijke boodschappen bij Appie niet mee. Dat zou zo’n 4 euro meer zijn geweest. Maar dit was slechts 1 artikel.
Voordat hij verkocht werd, toch, vroeg ik de verkoper naar de prijs. Ik kon een ‘Oeps’ niet onderdrukken. De man bleef stoïcijns. Wat er toe leidde dat ik de conversatie een half uur lang bleef herhalen. Elke intonatie, iedere mogelijkheid beschouwend om er een andere draai aan te geven in ‘t verleden dat al heengegaan was in onomkeerbaarheid.
Dat is overigens mij niet vreemd. De dag ervoor kwam ik Rob tegen. Door ‘Hé, Ton!’ wist ik pas dat ik moest kijken om te herkennen. Dat lukte nog net.
‘Hé!’ kwam echter al automatisch uit m’n mond voordat ‘t zover was. Maar waar de ‘h’ in de ‘é’ overging kwam er een schakeling in m’n herinneringsafdeling tot stand.
We kruisten, zeg maar: ik scheurend voor een paar auto’s langs; hij rustig als een ervaren bedaarde vader & goed voorbeeld gevende onderwijzer over ‘t fietspad dat na mijn auto’s volgde. Hoewel hij die rol niet hoefde te spelen. Geen kind te zien op voor- noch achterzit.
‘Hé!’dus. Daar was ik gebleven. Dat vloeide in ‘t omkijken van herkenning tijdens ‘t kruizen over in ‘t 1e wat me te binnen schoot.
Nou moet ik er bij vertellen dat ik ‘m wel vaker op straat tegen kom. Eens onderweg naar ‘t Amsterdamse Bos liep hij met vrouw & kinderen. Toen was ik ‘t die riep.
Op dat moment zei hij vrolijk gedag. Een tel later kwam er een woedende schreeuw die ‘t gehele verkeerspleintje vulde uit z’n mond. Ik zag ‘t in ‘t nakijken van m’n verzonden groet uit z’n lichaam komen.
‘Ik zei dat je bij ‘t fietspad moest wachten,’ kwam er als een donderwolk uit, richting zoon die snel besloot ‘t knopje van ‘t voetgangersstoplicht voorbij ‘t fietspad niet meer in te zullen drukken.
‘t Is lang geleden dat ik een dergelijke woede heb zien afspelen. Ouders doen dat niet meer openbaar, zo lijkt ‘t.
Maar hij was vader. Hoofdonderwijzer bovendien. Wist ik van de ontmoeting daarvoor. Hij wist vast dat je je af & toe moest laten gaan in die 2 functies.
Ook die conversatie bleef lang nasudderen. Hoewel die niet verder was gegaan dan ‘Hé, Rob!’ mijnerzijds & ‘Hé!’ van hem, plus een corrigerende terugroepactie die de buurt zich nog lang zou heugen.
‘t Lijkt niet veel, maar genoeg om alternatieve scenario’s mezelf voor te leggen, te beoordelen, nuances van intonaties te wegen & ‘t effect daarvan me voor te stellen. Maar eigenlijk vooral domweg herhaling als een wereldgoal tijdens een grote wedstrijd, bezien vanuit elke mogelijke camerapositie.
Ik was dus voorbij rustig fietsende Rob. ‘Hé!’ was m’n laatste & ook nog enige woord dat ik uitblies.
‘Die baard staat je goed!’
Alsof ‘Hé!’ niet die uitroepteken van zichzelf had, maar eerder een komma als vooraankondiging van een sympathieke opmerking.
‘Ja, jouw baard ook!’
Ik vind die uitroeptekens overigens geheel niet erg in onze korte 2-secondenconversatie. In zo’n korte tijdspanne kan je niet anders dan een dergelijke interpunctie in je communicatie aanbrengen, zeker omdat de meters voorbij vliegen naar snelle onverstaanbaarheid in een stad als deze.
Ach, ik laat de rest van de woorden die ik samen met de bonnenprikkerverkoper gewisseld heb gewoon achterwege. Zo bijzonder was dat niet. Ik liep 9 euro armer de winkel uit met een daarbij behorende bon die, ondanks dat-ie zelf geprikt ging worden, de ander zou ontmaagden.
Maar ‘Waartoe, waartoe, waartoe,’ bleef zonder geformuleerd te worden echoën in Zijperspace.