Uitwaarts

Ik zou naar buiten kunnen gaan, maar er is regen die komt. Hoewel er al veel van ’t voorspelde uiteen is gevallen voordat ’t de kust had bereikt.
Evengoed, wat verwacht wordt terwijl ik nog binnen zit, houdt mij tegen. ’t Onvoorspelde dat valt terwijl reeds weg, dat mag mij niet hinderen. Want ik had een doel. Dan moet de regen wel kéihard zijn wil-ie me doen schuilen of terug sturen. Ik zal vroeger staken, dat wel, maar 1st een poging wagen.
Maar de weersvoorspellingen overheersen de beslissing dat mogelijk te laten gebeuren.

’t Wordt ook moeilijker. De bladeren raken snel op. & Als er regen overheen valt wordt ’t drab & plak, worden ze nog bruiner & vind ik de beestjes die er in zitten/zaten niet zo snel.
Daar is ’t me vooral om te doen. Kijken of er gangen lopen door de bladeren. Ten teken dat er een insect doorheen gewroet heeft, z’n maag vullend met bladgroencellen.

Er zijn van die wanordelijke, die plots van gedachten lijken te zijn veranderd & de andere kant op gingen, waarna ze na enkele millimeters nog een keer de route onvoorspelbaar maakten. & Terwijl ze zeg maar van de ene schouder naar de andere schouder als steun overschakelden, ook om zich door de materie voort te kunnen bewegen, lieten ze aan de achterkant hun drolletjes warrelig verdeeld over de gefabriceerde mijn achter.
Terwijl er ook zijn die langs de nerven kruipen, scherpe bochten maken, een strakke lijn poep achter zich latend. De iepenmineerder is een geliefde representant van die werkwijze; geliefd ook omdat ik die in deze tijd van ’t jaar vaak al bij ’t verlaten van de voordeur in ’t portiek tref. Komen aanwaaien van de lange rij steile iepen die mijn straat aan 1 kant siert.

Ik ben die zonderling die voorovergebogen voor de zekerheid de blaadjes voor m’n huis checkt. Blij verrast opkijkt & snel er 1tje in de broekzak steekt. Die in een bos 1½ uur over 200 meter doet. Schijnbaar verdorde bladeren zorgvuldig bestudeert.
& Als-ie aangesproken wordt enthousiast begint uiteen te zetten hoe alles genoemd wordt. De mineerders met hun mijnen, ’t frass, de blaasmijn & voldiep. Of hoe dat beestje leeft & wat de plant of boom ermee doet.
& Op de vraag of zo’n boom dat wel overleeft, schuif ik de gallen er ook nog even gezellig bij. Wat bepaalde stoffen doen die de boom in komen & hoe dat er uit kan zien.

Liefst blijf ik echter alleen. Ik moet anders opeens in een gemoedsstemming komen waar ik eerder onbevlekt was. Geen zorgen, geen tijdstip, slechts honger & dorst die mij lichtelijk wakker schudt & m’n rugzak doet openen.

Ik hoef die mensen helemaal niet tegen te komen, maar als ze er om vragen dan wil m’n mond een tijdje niet meer stil. Ik kan wel een simpel antwoord geven, maar dat zorgt er voor dat alles duister voor ze blijft. & Waar een begin van een verhaal is, daar hoort automatisch iets op te volgen.

Dat heb ik nu wel gedaan. ’t Is tijd om me te beraden. Wil ik nat worden of stokstijf stil blijven zitten?
Straks zijn ook de bladeren verdwenen, in een niet te identificeren laag die de aarde bedekt & is ’t lang wachten tot alles zich opnieuw herkenbaar wil laten zien.

’t Is moeilijk reuring te krijgen in Zijperspace deze tijden.

Fietsenmaker (I)

Je hebt veel verschillende soorten in Amsterdam. Er zijn er die stil zijn, problemen hebben, morgen waarschijnlijk ziek zijn, maar ook die je laten voelen dat je te gast bent, niet zomaar klant, die je kennen, waarvan ook alweer, of die je op straat tegenkomen & de honk van de vreemde fietsbel weerklinkt als groet.
Ze houden bijna allemaal wel van een beetje atypisch. Ook die en masse zijn ingeschakeld bij ’t Zwarte Fietsenplan. Daar krijgen ze ’t ook niet voor elkaar ’t karakter ervan af te slijten. Ze moeten nl hun vingers kunnen blijven voelen, dichtbij zichzelf blijven & eigenwijze kennis hebben van iets met fiets.

De Duitser die aan 1 van de grachten zat, in de buurt van de Oudemanhuispoort, had bijv een racefiets, bijna helemaal uitgekleed, met alleen nog wat echt nodig was. Dreadlocks, rode puisten & zwarte vingers. Hartstikke aardig, maar hij moest wel kunnen blijven kankeren op de toeristen, voor wie hij speciaal zijn luidruchtige toeter er af had gesloopt. Dan reed hij ze maar aan.
‘Ze vragen er om, ja?’ zei hij niet in ’t duits, maar op z’n duits.
Hij kreeg ’t wel eens voor elkaar mij te passeren in de Nieuwe Hoogstraat. Maar hij was dan kwaad, terwijl ik genoot van ’t schampen van de traag slenterende toeristen op ’t fietspad.

Later werd ’t Marcel. Ik was z’n barman, dan heb je bijna geen keus. Je zou ook niet willen, tenzij je fiets te modern of te fragiel was. Al voordat hij kanker in z’n keel kreeg was-ie een man van weinig woorden. Dan betaalde ik slechts ’t materiaal & zei hij:
‘Plus 2 Columbus.’
Terwijl ik tijdens ’t wachten er al 1 van hem had gekregen. Plus 2 cryptische omschrijvingen die ik hooguit met moeite opgelost kreeg voor vertrek. Dan drukte hij z’n hand op z’n keel, slikte, & verklapte hij de uitkomst. Of kwam-ie later op de middag tijdens z’n pauze aan de bar zitten & vroeg:
‘Weet je ’t al?’
Glimlachend om z’n eigen woordvondst. 10 Min later tufte hij weg op z’n Harley-zijspan. ’t Was een man die je aan dat geluid herkende.

Ik heb een Filibus om de hoek aangeschaft. Bij ’t toenmalige onafhankelijke filiaal van ’t Haarlemse Mannetje.
Hij was in brand gestoken. Dat hadden ze in ’t verleden ook eens bij een vroegere fiets van mij gedaan. Dus ik wist dat ’t mogelijk was.
Ze hadden ‘m in Haarlem opnieuw in elkaar gezet, maar de eigenaar wilde ‘m na de brand niet meer hebben. Ik had op dat moment geld, dus gaf ik aan dat ik ‘m wel wilde kopen voor die prijs.
Wim was schappelijk, vol geduld & was tevreden als ik na een reparatie met een biertje aankwam. Dan maakten we nog een praatje.
’t Is ongelooflijk hoeveel een mens over fietsen kan weten; dat was voor ’t 1st dat ik dat bedacht. Marcel wist vast ook veel, maar dat merkte je pas als hij klaar was met ’t herstelwerk. Dan gaf-ie aanwijzingen die ik na 2 zinnen al niet meer begreep.
Wim belastte me niet met moeilijk. Slechts wat ik weten moest. Als er iets was: terugkomen. Draaide hij wel weer een beetje aan de knoppen, zonder er iets voor te verlangen. Dan kwam ik na ’t werk met nog een fles & stonden we weer 5 min fiets & bier te praten.

Er is iets met ‘m gebeurd waardoor hij uit ’t vak is gestapt & de zaak verkocht. Z’n vriendin, door wie ik nooit anoniem zou worden bij ’t Zwarte Fietsenplan, heeft me nooit verteld wat.

Fietsenmakers zijn (bijna) altijd welkom in Zijperspace.

Instaspaced (LX)

Onb. blad

’t Is verwarrend, ’t lelijk zijn, ’t pokdalige, de gaten die je achterlaat in andermans herinnering; neem m’n klasgenoot die half zo kleurde van ongewenste opsmuk als dit blad dat ik niet meer herken: je wilde niet met ‘m opgezadeld zitten uit angst voor spetters als z’n oneffenheden zouden knappen bovenop ’t huiswerkschrift, maar hij bleef doorgaan met haastige overcompensatie waarbij de spetters ongecontroleerd maar door hem schijnbaar onopgemerkt z’n even zovele grappen vergezelden – sindsdien kijk ik schuin naar benee naar afgedankte blaadjes met zo veel mogelijk gaten, vlekken & beroerd gevoel voor make-up als berouwvol overcompensatie.

Dat laatste product is niet in Zijperspace verkrijgbaar, was ook niet nodig.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Instaspaced (LIX)

Zo’n vlekje noemt men een ‘groen eiland’, veroorzaakt doordat bij ’t leggen van een ei een stofje vrijkomt dat ervoor zorgt dat de omringende bladgroenkorrels nog wat langer intact blijven & zodoende als voedsel beschikbaar blijven voor de latere rups of larve, maar je zou ook kunnen denken dat ’t lijkt alsof een oog wordt afgedekt met een lapje & er ook iets aan de hand is met ’t linkeroor & er iets groens aan z’n neus hangt of dat dat nou juist inbeelding is; hoe dan ook, ’t is een portret, al kijkt-ie sip.

Doet men hier ook met zulke kwetsuren in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Struikelleegte

’t Is alsof ik over iets struikel & ik even bij moet komen van de schrik. Of de pijn in teen. Of nog erger. Afhankelijk van hoe groot de fout is.
& Steeds moet ik achterom kijken waar ik achter bleef haken & hoe die situatie ontstaan is.

Laat ik als voorbeeld ’t boek nemen dat ik momenteel aan ’t lezen ben: ‘Verweven leven’ van Mervin Sheldrake. Prachtig vertaald door Nico Groen, waardoor ’t een extra genot is zo’n reeds indrukwekkend boek in ’t nederlands te kunnen lezen.
Maar onderweg stond er ergens een foutje.
Ik ben gelukkig vergeten waar. M’n geheugen werkt inmiddels zo dat ik dergelijke oneffenheden uit kan wissen. ’t Zou aan de slijtage van de cellen (of de verbindingen van ’t systeem) kunnen liggen, maar ik vermoed dat ’t wegstoppen ook een effectief middel voor me is geworden zodat ik struikelblokken niet achter me aan hoef te slepen.

Ik ben ook blij dat ik dhr Groen niet hoef aan te wijzen waar ik in zijn vertaling bij een onverwacht uitstekend grassprietje voorover buitelde. Dat ik zeg maar over ’t spiegelglad gewaxte plaveisel liep & daarbij de punt van ’t enige object dat enigszins uitstak vond dat m’n rechter- de linkervoet een luttel moment niet meer kon volgen, waardoor een breuk in evenwicht ontstond.
Daar zou ik me niet prettig bij voelen. Hij misschien wel evenmin.

Tegelijkertijd is ’t wel zo dat zo’n oneffenheid in de tekst me uit de constante stroom van lezen haalt.
Ik ben gemakkelijk te verleiden me door zo’n stroom mee te laten nemen, maar wordt tevens makkelijk afgeleid. & Dan kost ’t even om weer in dezelfde gemoedsstemming te komen, maar dat vergt dan wel enig heen & weer lezen om te achterhalen waar ’t over ging voordat ik voorover duikelde. Waarbij ik heel erg m’n best moet doen ’t punt waar ik struikelde te mijden. Alsof ik perse dezelfde fout wil gaan maken, alsof ik mezelf wil onderwerpen aan ’t ongemak, net zolang tot ’t weggesleten is.
Werkt niet bij mij; ik stop ’t liever weg, ergens in hoekje vergetelheid.

Toen we in ’t begin van ’t crisisteam te horen kregen dat omhelzen & zoenen maar even voorkomen moest worden, had ik redelijk snel door wat de komende tijd van omgang met anderen zou moeten behelzen.
Enkele weken later zag ik op sociale media mensen verzuchten dat ze ’t maar raar vonden dat ze mensen in films ’t nu al kwalijk namen dat zij zich daar niet aan hielden.
Ik keurde ’t gedrag van die acteurs een dag na de invoering van ’t nieuwe normaal al af. Wat er voor zorgde dat ik steeds meer moeite kreeg om de verhaallijnen van die middernachtelijke series te volgen.

Ondertussen ben ik blij met @spatiegebruik, waar ’t om ’t verkeerd gebruik van lege ruimtes gaat. Lege ruimtes in tekst, welteverstaan, spaties dus, maar dat klinkt minder mooi & spreekt minder tot de verbeelding. & Dat is nou juist waar ’t bij dat Twitteraccount om gaat: doordat er abusievelijk de spatietoets wordt gebruikt, ipv een streepje (-) of de woorden gewoon helemaal aan elkaar te schrijven, ontstaat er een totaal andere betekenis dan dat er bedoeld wordt te zeggen. ’t Stemt me vrolijk om mezelf een weg om een legging voor te stellen, ondanks dat er enkele knopen in m’n fantasie ontstaan, maar dapper huppel ik voort over de zich langzaam vormende weg.

& Over lege ruimtes kan je niet struikelen in Zijperspace, alleen maar wat langer in blijven hangen.

Kruisvingers

Bericht van mij:

Hoi Nils,
Kan ’t zijn dat jullie me een 2e kaart hebben gestuurd? Ik had vorige week die kaart met ‘Helaas. Geen feest dit jaar.’ (leuke kaart trouwens)
Maar daarnet vind ik op de mat een kaart van postnl met ‘Oeps, te weinig postzegels.’
Op hun site kon ik een foto te voorschijn halen met een foto van dat poststuk & ik zie daar dezelfde handjes met een kruis er doorheen op de envelop, enigszins vaag, met aan de andere kant de gekruiste vingers.
Ik zou 3,64 moeten betalen om ’t alsnog te kunnen ontvangen. Dus probeer ik 1st te achterhalen wat ’t dan wel zou kunnen zijn.

Nils & Irma hebben een tijdje geleden ’t versturen van post herontdekt. Mocht zich een gelegenheid voordoen, dan gaat hun voorkeur uit naar een leuk kaartje.
Nils ontwerpt, Irma likt de zegels.
Opeens is ’t weer leuk om iets op de mat te zien liggen. 2 Of 3 keer per jaar wordt ik verrast door iets anders dan een officiële mededeling of een buurtkrantje, ondanks m’n nee/nee-sticker.

Hoi Ton,
De naheffing is een fout van PostNL, kan je negeren. Sorry voor het gedoe, we hebben veel reacties gekregen helaas…

Dus reageer ik, want ik snap ’t nog niet helemaal:

Hè, vervelend. Maar wat staat er in?

Niet goed kunnen lezende. Maar Nils heeft geduld.

Hier een stukje in de telegraaf (ja, ik weet’t) waar we op gewezen werden.

Dus reageer ik weer. Want ik kan blijkbaar nog steeds niet goed lezen.

Nou, ik snap ’t. Maar dat betekent dat ik ‘m alsnog wel zal krijgen, toch?
(voordat ik de telegraaf moet openen)

Nils heeft nog een pakketje geduld voor me. Verstuurt-ie gewoon via ’tzelfde communicatiemiddel mijn kant op.

Nee, het gaat over de kaart die je al hebt. Lekker bezig daar. En er volgt (over een paar weekjes) nog wel een nieuwjaarskaart maar die ben ik nog aan het maken. Hopelijk dan zonder gedoe!

Kwartje valt hier. Moet ik wel ff laten blijken.

Ok, ksnap.
Alsnog bedankt voor de kaart btw. Leuk om af & toe iets in de bus te krijgen.

Eindelijk heeft Nils de reactie die hij verdiende. & Irma natuurlijk ook. Aardig dat ze aan andere mensen denken & dat weten te vertalen in een klein gebaar.
Wacht ff. Ik krijg nog een berichtje van Nils binnen:

Ja, zeker in deze tijden vonden we contact maken belangrijk. Nou, dat is dankzij PostNL zéker gelukt!

Ik heb de smileys weggehaald. Die werken niet in deze teksten. Bovendien gebruik ik zelf liever letters, zoals in mijn reactie terug:

Hahaha! Ja, ik zal ze een bedankkaartje sturen.

Postnl zal lang moeten wachten op bericht uit Zijperspace, ook al wordt hier beweerd dat ’t al lang verstuurd is.

Doortje

Ze hoeft maar een zweem van me opgevangen hebben & alle onderdelen van haar starten wanordelijk beweging. Haar achterwerk schudt haar voorwerk in tegendraads zijwaartse richting. De voorpoten willen zo hoog mogelijk reiken, maar weten dankzij de van achter komende voorwaartse drang dat ze 1st nog een weg hebben af te leggen. Romp doet alles wat ’t totale lichaam wil & voegt daar nog een ietsjepietsje toets van eigen richting & impulsiviteit aan toe. De bek gaat open tot breedkakige lach, waar tussendoor haar tong slingert om alles wat los zit in mee te sleuren of weg te slingeren.
’t Spettert & kronkelt, zodat ik niet anders kan dan overgeven aan liefde.

Hoe kort ook, denkt m’n berekenend zelf er al automatisch achteraan.
Dat gaat onverhoeds hard maar toch voor even door m’n hoofd.
Een voorbehoud om alles van te voren correct in te schatten.

Maar zo gauw ze hoog op springt, tot 2 maal toe, haar lijf tijdelijk zwevend in de lucht, ze weet dat dit beeld misschien wel alles is wat me bijblijft, haar achterpoten pogend met die van voor gelijk te blijven, maar dáár zit de afzet & van vóren zit de aanraak, zo gauw ze hoog op springt, haar tanden teder m’n trui, mouw of jas kussend, ’t midden tussen kussen, raak me, hou me, ga niet, kruip in me, aai me & doe mee; zie je, zo gauw ze tegen me opspringt, met alle blijkbare bewondering van dien, ben ik alweer kwijt wat m’n stuntelige voorbehoudsels waren, waar m’n gedachten waren, wie ik was & wat ik deed dat ik er niet vanzelfsprekend 1st voor haar was, die flappert & zwabbert & schudt, bijt & lacht met al die dingen die niet los kunnen komen, maar haar wel, haar wel, haar wel (haar tong zoekt m’n nek, m’n oren, desnoods m’n baard), herhaalt ze met al haar doen, haar wel, haar zijn, als in een liefdesstorm.

& Dan, enigszins geluwd door een gedachte, die van mij natuurlijk, een beweging er achteraan, waardoor ze begrijpt dat ’t niet eeuwig door kan gaan, af & toe nog zachtjes lief bijtend me vasthouden aan m’n kleren, terwijl ik haar niet vergeten ben, maar geconcentreerd tegelijk bezig met zoeken naar de riem die ons over verre paden moet leiden.
Is ze met 2 sprongen weg.

Konijnen van 2 tuinen verder.
Vogels die voorbij vlogen.
Een wind die rook.
& Mij onverklaarbaar vergeten.

’t Duurt me 2 min om alles op een rijtje te zetten, de spullen te pakken, de deur op slot, voor ’t geval dat ik haar meteen te pakken krijg. & Voor haar nog 1tje extra om op ’t schreeuwen van ‘DOORTJE!’ te beseffen dat ze nog steeds van me houdt.

Is er toch iets stiekem Zijperspace binnen gedrongen.

Stoeptegelspleetkrijtstadsnatuur

Vanuit Frankrijk kwam afgelopen jaar via Engeland een nieuwe manier van ‘natuur delen’ naar Nederland: krijten op tegels. Dat kwam goed uit, om verschillende redenen.
Ten eerste was het woord ‘stoeptegelspleetplant’ door een zekere Willemien Troelstra uitgevonden om kleine eigenwijze plantjes onder de aandacht te brengen die in het stedelijke gebied zich hartstikke op hun gemak voelen en de menselijke ijver alles te willen bestraten weten te waarderen. Ze groeien gewoon tussen de spleetjes van aanliggende tegels door. Zeg maar zoals ze gewend zijn dat te doen in rotsachtige omgevingen, waar ze oorspronkelijk vandaan komen.
Tegelijkertijd kwamen er enkele boeken op de markt die over de stadsnatuur handelden. Een handige gids bijvoorbeeld die het tot de shortlist wist te schoppen van Beste Natuurboek van afgelopen jaar, de Jan Wolkersprijs. Deze Stadsflora van de Lage Landen laat je door middel van bloemkleuren de namen ontdekken van planten die in de stad groeien. Daarbij wordt eerst uitleg gegeven over enkele termen die er voor verschijnselen in die stadsnatuur worden gebruikt.
Zo is het bijvoorbeeld handig om het onderscheid te weten tussen archeofyten, planten die vóór 1500 hun plek in ons land vonden, en neofyten, die na dat jaar Nederland hebben gekoloniseerd. Verder zijn er adventieven, wachtkamersoorten en tuinvlieders, die elk een methode van de verhuizing van plantensoorten moeten aangeven: van een balkon naar de muurrichel, per ongeluk meegekomen met handelswaar of uit het Middellandse Zeegebied, maar zich hier in stadse warmte ook lekker lijkt te voelen en tot invasieve exoot uitgroeit door te gaan woekeren in deze voor hem vreemde omgeving.
De stadsnatuur is ‘booming’. Niet alleen omdat er veel over geschreven wordt tegenwoordig of omdat die invasieve exoten zich zo ijverig voortplanten, maar ook omdat je tegenwoordig meer soorten (planten, in dit geval) in de stad vindt dan op het platteland. Het bestaat uit zoveel verschillende soorten plekjes dat het mogelijk is om vele soorten tevreden te stellen. Elke plant zijn eigen ideale omgeving.
Nog een derde reden waarom dat Franse krijten op tegels goed uitkwam, is de corona-crisis. Natuurexcursies werden afgelast: wandelen in een groep mag niet.
Eind van het jaar vindt altijd de Eindejaars Plantenjacht plaats: kijken welke planten er op dat moment nog groeien. De organisatie heeft opgeroepen dit keer de namen met krijt op de tegels te schrijven. Zoals het krijten vorig jaar een rage in Frankrijk werd.

Dat betekent voor iedereen een gratis excursie door de stadsnatuur. Hopelijk ook in Amstelveen.

In Zijperspace liggen zo weinig tegels dat er weinig spleetnatuur te vinden is.
(Column geschreven namens IVN geschreven voor Amstelveens Nieuwsblad)

Instaspaced (LVIII)

Ik heb in enige mate wel te doen met de snelle vergankelijkheid van blaadjes: zit hun taak er op, na niet eens een jaar vol gemaakt te kunnen hebben, zodoende niet de kans te hebben gehad de verschillende aspecten te aanschouwen die zich voordoen in de 4 seizoenen, daarentegen slechts bezoek genoten te hebben van een incidentele minerend insect – hoewel gezellig keuvelen niet van toepassing lijkt bij zo’n rups of made, die z’n mond liever gebruikt om zich rolrond te eten van de wanden van de daardoor uitdijende logeerkamer – worden ze slechts door een enkeling gezien op hun oude dag, als hun kleurpracht in volle glorie wat mij betreft had mogen schijnen.

In nagedachtenis van al dat verbladderd is in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Instaspaced (LVII)


De gele hersentrilzwam parasiteert niet de boom – die is al dood – maar de eveneens gele, maar van een totaal ander kaliber geel, korstzwam, saprotroof van beroep, & doet dat doodgemoedereerd op een klein grasveldje in de Watergraafsmeer (Amsterdam) & gedraagt zich daarbij als een openbaar museumstuk ter meerdere glorie van de reeds zo in zwang zijnde stadsnatuur; & ik kreeg de taak toebedeeld dat te onthullen: gezwind even langs in de Jan Wattstraat.

De route die kant op is aldus bewegwijzerd in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)