strikje

‘Zeg, Fret,’ zei ik toen we klaar waren met spelen, ‘je weet wat een string is, hè?’
Ik zag aan de andere kant van de tafel Sas & Jag al lachen. Ze kenden ’t verhaal al. Ik had ’t Sas eerder verteld. & Jag had ’t waarschijnlijk weer van haar gehoord.
Of misschien lachte Jag al bij voorbaat. Ik kan nl best wel goed kijken. Illustrerend kijken.
Er zijn weinigen die zo goed illustrerend kunnen kijken als ik. Mijn gelaat spreekt boekdelen. Daarom verloor ik gisterenavond dan ook met Catan. Als ik er de pee in krijg dat anderen mij dwarsbomen, ga ik dusdanig kijken dat ze nog meer zin krijgen mij een hak te zetten. Dat leidt niet tot de overwinning bij Kolonisten. Komt door m’n blik.
Ik had gisterenavond bij ’t spel m’n gezicht niet mee. Echter wel op ’t moment dat ik m’n vraag aan Fret stelde.
Fret keek z’n domme blik. Daar is hij dan weer goed in. Wij moeten er altijd erg om lachen. Jag vooral. Jag is onze lachebek. Zonder hem zouden we al behoorlijk veel lachen, maar hij brengt de gemiddelde lach per hoofd personeel nog even hoger.
Als Fret z’n domme blik kijkt, legt-ie z’n handen dwars op tafel. Of op de bar. Dat is afhankelijk van de plek waar we ons bevinden. Hij kijkt met een scheef hoofd, licht voorovergebogen rug, naar degene die een opmerking heeft geplaatst. Z’n neus gaat iets omhoog staan, waardoor je in z’n neusgaten kan kijken als je recht voor ‘m zit. Die neus onderhoudt-ie schijnbaar goed, dus geen kwaad woord daarover. Kort knippert-ie met z’n ogen om z’n blik te vervolmaken.
‘Een string,’ zei ik. ‘Je weet toch wel wat een string is? Die dingen die vrouwen dragen.’
‘Tuurlijk weet ik wat een string is,’ zei Fret. ‘Vertel mij wat.’
Fret is een kenner van vrouwen. Je zou ’t niet zeggen als je ‘m tegenkomt, maar hij kent vrouwen.
‘Ken je dan ook ’t verschijnsel van ’t strikje aan de string?’
‘Huh?’ deed Fret.
De domme blik ten voeten uit. Je avond is dan helemaal compleet. Jag lachte, Sas lachte, ik lachte. Fret kon ’t zelf ook niet meer houden, dus lachte hij mee. Vergat z’n blik even.
‘Je kent toch wel die tanga’s? Dat heet toch zo, Sas?’
Sas heeft ook verstand van vrouwen. Zij is er zelf 1 van dat soort. Zij heeft ook verstand van wat vrouwen dragen. & Hoe je de verschillende dingen van vrouwen moet benoemen.
‘Ja,’ zei Sas, ze wist waar ik naartoe wilde, want ik had ’t haar immers al verteld, ‘een tanga die bij een bikini hoort.’
‘Dat bedoel ik,’ zei ik. ‘Je weet wel, Fret: een tanga die bij een bikini hoort.’
‘Ja, die ken ik,’ zei Fret.
‘Van die tanga’s waar een knoop aan de zijkant zit,’ ging ik verder. ‘Vroeger droegen vrouwen dat allemaal. Toen waren die knoopjes, met de touwtjes eraan bungelend, in de mode.’
‘Dat is nu ook in de mode,’ zei Sas snel. ‘Tenminste, ik heb er zelf ook 1.’
‘Oh, dan zal ’t wel in de mode zijn.’
Dat wist ik eigenlijk niet. Ik wist niet of Sas in een bikini in de mode was. Ik vertrouwde daar maar op, want als je Sas ziet dan is mode opeens niet meer belangrijk. Dus dat zit wel goed.
‘Eerlijk gezegd zou ik absoluut niet weten wat tegenwoordig in is op ’t strand,’ vulde ik mezelf aan. ‘Ik ben al jaren niet op ’t strand geweest met mooi weer. Ik kom er eigenlijk alleen als ’t slecht weer is. Als ’t waait. & Regen mag er ook wel bij. De laatste keer dat ik er was met mooi weer lagen de meeste vrouwen topless. Dat weet ik nog wel. Da’s lang geleden. Tegenwoordig vast niet meer.’
‘Die goeie ouwe tijd,’ verzuchtte Fret.
Fret kent niet alleen vrouwen, hij houdt ook van ze. Een vrouw is aan hem welbesteed.
‘Maar goed,’ ging ik weer verder, ‘er bestaan dus ook strings die datzelfde effect kennen. Met zo’n knoopje aan de zijkant. Een knoopje in de vorm van een strikje.’
‘Oh?’ zei Fret.
Jag lachte. Dat doet-ie nl goed. Ook later op de avond. Net zo goed als Fret dom & ik illustrerend kan kijken & als Sas dingen kan vertellen over vrouwen. We vullen elkaar aan.
‘Als je dan aan ’t uiteinde van zo’n strikje trekt,’ ging ik weer verder met m’n uitleg, ‘dan heb je opeens geen string meer. Die is in ieder geval niet meer als zodanig terug te herkennen.’
‘Wat leuk.’
‘Ja, leuk, hè.’
‘Dus dan trek je aan ’t touwtje & opeens is datgene dat er onder zit naakt?’
‘Ja, zo zou je ’t kunnen omschrijven. & Je hebt dan alleen nog zo’n flubberdingetje in je hand.’
‘Leuk. Maar waarom vertel je dat?’
‘Oh, zomaar. Leek me een leuk verhaal zo aan ’t eind van de avond.’

& Gerustgesteld vielen ze allemaal kort daarop in katzwijm in Zijperspace.

zakje

Ik heb gemerkt dat er slechts 1 methode is. Als je ’t anders doet dan gaat ’t niet. Gaat ’t niet zoals ’t hoort. Dan blijft er een hoekje van een boterham aan de zijkant steken, waardoor enkele zaden afvallen. Die zaden zijn essentieel voor ’t waldkornbrood. Ik verzamel de zaden die vallen bij ’t smeren van de boterham altijd aan m’n licht bevochtigde vinger & steek ze in m’n mond. Dat is ook essentieel. Ik geniet alvast een beetje vooruit van wat er strak tot mij zal komen.
Als je ’t niet doet zoals ’t hoort, niet volgens de beste methode, dan blijft ’t dus steken. Dan moet je wurmen & persen, opnieuw ’t plastic zakje in de lucht wapperen & herbeginnen. Kost alleen maar extra tijd. & ’t Verhoogt bovendien de irritatie. Niets zo erg als irritatie in de morgen. Rond dat tijdstip moet ik me altijd ergens anders mee bezighouden dan met irritatie.
Eigenlijk zou je ook niet meer dan 4 boterhammen in 1 zakje moeten stoppen. ’t Kan onoverkomelijke problemen veroorzaken, die gemakkelijk vermeden hadden kunnen worden door te kiezen voor een 2e zakje. Hoewel ik maar al te goed begrijp, ik heb ’t tenslotte zelf al vaak genoeg aan de hand gehad, dat de nederlandse zuinigheid een mens ertoe kan dwingen 5 boterhammen in 1 zakje te proppen. Niet doen!
Dit maakt de boterhammen onnodig plat. Ze ademen niet meer, verliezen hun luchtigheid. Zeker als ze pas enkele uren later worden genuttigd. Een platte fabrieksboterham wordt ’t dan. Kan je net zo goed naar de supermarkt.
Nu moet men niet met de suggestie komen dat een boterhamtrommel daarvoor de oplossing is. Want een boterhamtrommel laat juist weer veel te veel lucht toe. Daarnaast worden de boterhammen tijdens vervoer te veel door elkaar geschud, waardoor ’t ene beleg vermengd wordt met ’t andere beleg. Ik zou er niet aan moeten denken dat de torino-salami besmeerd wordt met roquefort-paté. Een doodzonde, waarvoor de vierendeling mij als straf te min lijkt. Ik hecht me zeer aan m’n diverse soorten beleg. ’t Heeft me laat in mijn levenswandel, te laat, doen beseffen dat ’t ontbijt ook heus wel de moeite waard is. Zo ook de lunch.
Een boterhamtrommel is geschikt voor de grootverbruiker. De stratenmaker, de tegelzetter, de gewichtheffer. Mannen die hun brede spieren moeten voeden met veel & groot.
Met ’t boterhamzakje, in de juiste maat vanzelfsprekend, niet ’t prullenbakformaat waaruit men ’t hele gezin een week lang kan voorzien van eten, creëer je de juiste ruimte die een boterham behoeft, met de nodige bewegingsvrijheid, maar net niet te veel, zodat de plakjes salami niet uit de dubbelgeslagen sandwichformule kunnen kruipen & uiteindelijk, aan ’t eind van de werkdag over ’t hoofd gezien, met de gebruikte boterhamzak de vuilnis in wordt gebonjourd. Dat is zonde.
Voor de juiste methode, de meest efficiënte, alles passende manier ’t pakket van standaard 4 dubbelgeslagen boterhammen weg te bergen in ’t plastic zakje, dient men 2 punten met beide duimen & wijsvingers te pakken, ’t zakje aldus een dm omhoog te brengen, & snel weer omlaag, zodat er een wapperend effect ontstaat & lucht geheel natuurlijk ’t zakje ingeblazen wordt. Mocht ’t zakje op dat moment aan de binnenkant nog een beetje plakken, dan kan men ertoe overgaan de wind er kunstmatig in te brengen door de met de mond te blazen. Gewoon subtiel zachtjes, geweld is hier niet van toepassing.
Men heeft vervolgens genoeg ruimte om de boterhammen op zijlingse wijze op de plaats van bestemming te brengen. Zorgvuldig dient men de wanden van de plastieken behuizing te mijden, vanwege eerder hierboven genoemd effect, de boterhammen langzaam in te brengen, &, als ze uiteindelijk de bodem van ’t zakje bereikt hebben, een ietwat te schuiven, zodat de hoeken aan weerszijden van ’t lunchpakket evenredig verwijderd staan van ’t middenstuk van de onderkant van ’t plastic zakje. Dit laatste zorgt ervoor dat de boterham zich niet in rare bochten & krommingen wringt gedurende ’t vervoer richting werk.
Als laatste dient men een platte knoop te maken van de uiteinden aan de bovenkant. Men steekt hiertoe de duimen diep weg in ’t zakje, tot vlak boven de boterhammen. Aan de buitenkant klemt men door de gecreëerde plastic wand de wijsvingers tegen de duimen, duwt ’t plastic daarbij zó dat de boterhammen niet kunnen ontvluchten, & gooit ’t pakket om. ’t Maakt een hele draai om z’n eigen as richting ’t lichaam, waarna men genoeg ruimte heeft bij de uiteinden om de platte knoop toe te passen.
Hierna kan men ’t pakketje brood & beleg toevoegen aan de andere werkbenodigdheden.

Een genoeglijke werkdag toegewenst vanuit Zijperspace, of als u vandaag ‘ns een lange wandeling wilt maken: veel plezier.

apothekersassistente

De vorige keer had ze al uitgerekend hoeveel ik er nog tegoed had. ’t Ging wat moeizaam. Na enkele tellen had ik haar de oplossing ‘128’ toegefluisterd, maar daar ging ze niet op in, omdat ze tegelijkertijd met haar cheffin moest overleggen.
‘Hoeveel mag ik er nu nog mee geven?’
‘Wil jij dan tekenen voor goedkeuring?’
‘Wat moet ik dan in de computer zetten?’
‘Hoeveel pillen dan de volgende keer?’
& Toen bleek ’t inderdaad 128 te moeten zijn: 6 weken lang 3 pillen per dag.
Misschien dat ik toen te veel bezig was met de grote hoeveelheid nieuwe pillen die ik moest gaan ontvangen (ik moest vooral zeggen dat ‘t chronisch was, had de internist gezegd, & anders weer liegen dat ik op vakantie zou gaan; dat had de vorige keer immers ook gewerkt), & ’t feit dat ik ze in 8 weken tijd allemaal geslikt zou moeten hebben, ’t bezoek aan de internist een kwartier ervoor zal ook de nodige indruk op me achtergelaten hebben, misschien dat ze die 1e keer andere kleren droeg, maar vandaag bleef m’n blik aan haar gekluisterd.
’t Was de 2e maal dat ik langs was voor ‘tzelfde recept.
‘We mogen van de verzekering niet meteen de hele hoeveelheid pillen meegeven de 1e keer,’ had ze de vorige keer uitgelegd, ‘want ’t komt heel vaak voor dat mensen de behandeling niet volhouden. Daar wil de verzekering op bezuinigen. Dus krijg je nu slechts voor 2 weken mee, & als je terugkomt de rest.’
Dus zei ik bij terugkomst: ‘Er liggen pillen voor mij klaar.’
In de veronderstelling dat ’t allemaal al klaargemaakt was. Ze had immers de hele tijd met doosjes & potjes rondgelopen.
Waarop haar wiegelende billen op zoek gingen. Ik wist dat er nog andere lichaamsdelen aan vast zaten, maar daar had ik even geen belangstelling voor. Ik had vol zicht vanaf mijn kant van de balie. Verontrust keek ik af & toe om me heen of de mensen die op hun beurt aan ’t wachten waren konden zien dat ik ongegeneerd van haar billenpartij genoot. Maar ik was werkelijk de enige die de voorstelling kreeg voorgeschoteld. Een solo-optreden, maar dan andersom.
‘Weet u wel zeker dat die pillen al klaargezet zijn?’ vroeg ze even later.
‘Ik dacht ’t wel. Dat begreep ik tenminste de vorige keer. Dat was ook bij jou, dacht ik.’
Maar toen was ik nog niet gebiologeerd door je blik, dacht ik. & Alles wat je meedraagt.
Zij begon opnieuw ’t beeldscherm te bestuderen. Wat ik me liet welgevallen. Nog nooit zo’n genoegen geschept in wachten. Lijdzaam was ik. Ik kon wel uren hier doorbrengen.
Snel keek ik bij die gedachte weer achterom. Zij, de mensen op de stoelen, recepten in hun handen geknepen, met in hun hoofd nog dat wat de dokter had gezegd, mochten niet merken dat ik mijn blik naar haar borsten had laten afzakken. Had gekeken hoe strak haar bh zat. Hoe haar shirt bolde, haar blik gekeerd naar ’t scherm, maar haar shirt, dat deel van haar shirt, op mij gericht was.
‘Nee, volgens mij moet ik ’t nog klaarmaken,’ concludeerde ze nav de gegevens voor haar.
Ik had haar ondertussen 3 keer uitgekleed, besefte ik me schuldbewust.
‘Dan zal ik me wel vergissen,’ zei ik.
Ze liep weer naar achter. Pakte uit een la doosjes tevoorschijn & legde dat op de tafel. Plakkertjes, potjes, formuliertjes, pen & schaar gebruikte ze. De werkbank van de apotheker.
& Ondertussen was geen van haar collega’s aanwezig. Allemaal naar ’t kantoortje boven geslopen? Belangrijke spoedvergadering terwijl ’t vol zat met wachtenden.
’t Interesseerde me niet. Ze stonden niet in m’n beeld. Ze hinderden niet mijn vrije zicht op de bewegingen van mijn eigen persoonlijke apothekersassistente. Die steeds maar weer lichtjes voorover moest bukken. Waardoor ik met blosjes op de wangen ’t publiek achter me in de gaten moest houden.
Allemaal blijven zitten, probeerde ik de wachtende zieke mensen in te seinen met mijn gedachten, voor 5 minuten is ze van mij.
& Uiteindelijk kwam ze terug. Met 1 potje & 2 doosjes. ’t Had nog wel een eeuwigheid mogen duren.
‘’t Voordeel is,’ zei ik met een glimlach, ik hoopte dat-ie hartveroverend was, ‘dat ik met deze pillen minder vergeetachtig ga worden. Dan gaat ’t de volgende keer goed.’
Ik hoopte eigenlijk van niet. Ik wilde m’n leven lang ziek zijn & dan op ’t goede moment verschrikkelijk vergeetachtig.
Maar ze lachte. Terwijl ze de laatste data bij de rest van mijn gegevens inbracht in de computer.
‘’t Zijn er 250,’ zei ze onderwijl. ‘Dan heb je er voorlopig genoeg.’
Ik glimlachte wederom, maar begreep meteen de consequentie ervan.
Op de fiets naar huis rekende ik uit hoeveel weken ’t nu zou duren voor ik weer terug mocht komen.

Weer een eeuwigheid er bij in Zijperspace.

koud

Gister deed ik ’t voor ‘t 1st. Ik rilde al, m’n maag kromp samen, bij ’t vluchtig aftasten, m’n hand bevoelde de temperatuur van ’t water. Je voelt je dan nog wat naakter. Onbeschermd.

’t Deed me denken aan de vakantie op de naturistencamping. Onmiddellijk schoot dat beeld me te binnen. Voordat je ’t zwembad inging moest je jezelf 1st afspoelen. Er stond een douche als poort voor de ingang naar ’t zwembadje. Je hele lichaam diende afgespoeld. & Ondanks dat ’t in dat zuidelijke Frankrijk op dat moment boven de 30° was, ging er een trilling door m’n hele lichaam. Ik bibberde. Liet ’t zo kort mogelijk duren. Als m’n voeten maar schoon waren.
Als ik er aan terugdenk zie ik toch vooral de borsten van dat ene meisje. Hoewel ik me toen er niets van aantrok. Iedereen was immers naakt. De douche was voor iedereen even koud. Er was niets bijzonders aan bloot. Hoogstens ongemakkelijk om de routine van je onderbroek aanhouden te moeten negeren.
Maar ik zag de borsten van ’t meisje. Blijkbaar hield ik ze in de gaten als zij haar vluchtige schoonmaak onderging voordat ze ’t zwembad betrad. Ik zag de rillingen over haar lijf gaan. ’t Koude water stroomde langs haar lichaam naar beneden. & Zij schudde datzelfde lichaam heen & weer. Lachte er een brede lach bij. Een lach om de strijd tussen ’t wel & niet op willen vangen van ’t koude water.
Nee, dat zie ik nu pas, bedenk ik me. Nu, als ik er aan terugdenk. Toen moest ik alles normaal vinden. Ook haar jonge, net volwassen borsten.

Vandaag zal ik voor de 2e keer moeten. Dus onderneem ik weer vruchteloze pogingen ’t waakvlammetje in de geiser te ontsteken. Vervolgens bel ik de onderhoudsdienst. Op ’t moment dat ik concludeer dat-ie niet werkt.
Stuntelig. Ik geef de verkeerde postcode op. & Onhandig leg ik ’t verhaal uit.
‘Als ik de knop naar ’t bliksemschichtje draai & ik doe er een lucifer bij, dan gebeurt er niks.’
‘Woont u in de Bernardstraat?’
‘Nee, dan is m’n postcode toch 1092. Dan moet 1091 fout zijn.’
‘U bent de heer Zijp?’
‘Ja, dat klopt. Maar ’t kan ook best zijn dat er niets aan de hand is. Ik weet niks van geisers. Dat knopje van de geiser heb ik naar de bliksemschicht gedraaid.’
‘Dat is goed. Dan kunt u als ’t goed is nu ’t vlammetje ontsteken.’
De lucifers vallen uit m’n handen. In ’t water van de vaat. Als ik ’t pak wil redden van ’t vocht valt de telefoon uit m’n linkerhand. Vang ‘m nog net op met m’n elleboog.
‘Wacht even. Ik leg de hoorn tegen m’n schouder.’
Ik maak uiteindelijk een afspraak. Voor vandaag lukt waarschijnlijk niet meer. Ze hebben ’t hartstikke druk. Dat zou toch pas na 2-en worden. & Dan ben ik op m’n werk. Maandag dan. In de ochtend. Voor 12-en weet de man aan andere kant van de lijn ervan te maken.

Ik denk alleen maar aan de 3 dagen koude douche die ik zal moeten doormaken. Wordt een mens eigenlijk wel schoon van koud water? Ik lijk m’n eigen lichaam nu meteen al te ruiken. Ik steek m’n neus m’n t-shirt in om ’t te bevestigd te zien.
Ik besluit dat dat dan maar moet. De mensen van de bank zullen ’t misschien niet leuk vinden als ik straks bij ze langskom om m’n financiën te regelen. Maar om ze enigszins tegemoet te komen trek ik m’n jas aan. Die moet wel enige ochtendgeuren kunnen beletten de wijde wereld in te trekken. & Ik poets m’n tanden. Lichtjes. Na de lunch de grote beurt.
Onderweg besluit ik om straks, op de terugweg, hard te gaan fietsen. Nog harder. Zodat ik bezweet thuis aan zal komen. Een warm lichaam, een oververhit lichaam, vindt een koude douche minder erg.

M’n vader nam een duik. ’s Ochtends vroeg. Hoewel z’n zwemmen niet veel voorstelde. Hij dompelde zichzelf onder in ’t meertje van de camping. Koud water was gezond, beweerde hij. Hoofd bleef boven water. Een paar armbewegingen. Alsof-ie zwom. We moesten er om lachen als we ’t zagen. Toen mochten we er niet meer bij zijn. Of was Pa al vertrokken met z’n handdoek als wij amper uit de slaapzak waren gestapt.
Dat klopt niet, deze herinnering. Pa stond altijd als laatste op.
Wij waren vast bezig met ’t ontbijt, de caravan zat volgestouwd met moeder & jeugdige benen van minstens 4 broers die elkaar dwars zaten onder tafel, als Pa richting ochtendverfrissing trok. Een 100-tal meters verder. Hij at z’n ontbijt als-ie terugkwam, & er ruimte was voor zijn broodplankje.
Tijdens vakanties ging veel anders dan normaal. M’n moeder regelde dat alles nog een beetje leek op orde zoals thuis.
’t Water was koud. Vooral ’s ochtends. Rechtstreeks uit de Rijn. ‘t 1e Gedeelte van de Rijn. In ’t meertje stond ’t stil, maar ’t werd geregeld ververst, zeiden de campingeigenaars. In de loop van de middag maakte de zon de watertemperatuur aangenaam. Dan lag ’t vol met kinderen. Ouders aan de kant om de capriolen in de gaten te houden. We mochten niet plassen, had Ma verteld, & elke verdachte stilstand met de billen onder water werd in de gaten gehouden.
‘Gadverdamme, er zitten meer kinderen in dat water,’ zei ze dan.
Maar ’t water was zo lekker warm geworden ondertussen, & de toiletten zo ver weg.

M’n keuken ruikt naar gas als ik terugkom. Duidelijk. Ik steek een lucifer aan.
‘Is ’t meest verstandige dat je kan doen,’ bedenk ik, maar houd mezelf al niet meer tegen.
De geiser gaat aan. Een zwak vlammetje. Nauwelijks te zien, tenzij ik op m’n tenen sta.
Ik stuntel me weer door de telefoonprocedure.
‘’t Kan ook 1092 zijn.’
‘De heer Zijp dus. & U denkt dat ’t verholpen is?’
‘Vooralsnog wel. Ik heb zoiets van dat als-ie ’t weer begeeft, ik weet niet hoe groot die vlam normaliter is, want daar let ik nooit op, ik ben niet zo bekend met geisers, ziet u, hij hangt daar & werkt de hele tijd, dus zie ik ‘m eigenlijk nooit, dat als-ie ’t weer begeeft ik misschien toch weer jullie zal bellen om opnieuw een afspraak te maken. Maar ’t lijkt me zo onnodig jullie maandag langs te laten komen als-ie ’t hele weekend ’t gewoon doet.’
‘Dus u wilt de afspraak cancellen?’
‘Ja, vooralsnog wel.’

& ’t Zachte warme water stroomde vruchtbaar over de akkers van Zijperspace.

verwijsbriefje

‘Je hebt ’t me al een keer verteld,’ zei ik tegen de therapeute, ‘maar ik moet ’t even goed in m’n hoofd hebben: voor de verzekering heb ik dus een verwijsbriefje van m’n huisarts nodig & die stuur ik meteen naar ze toe tegelijk met de rekening?’
‘Ja,’ zei m’n podoloog, ‘’t hoeft natuurlijk niet meteen, maar dan kan ’t zijn dat ze ’t uiteindelijk toch willen. Dat zorgt er alleen maar voor dat je langer op je geld moet wachten. Want dan gaat er extra post heen & weer. Je kan ’t dus net zo goed meteen erbij stoppen.’

Dus belde ik m’n huisarts. Ik kreeg de assistente aan de lijn.
‘Dat moet kunnen,’ zei ze nadat ik ’t had uitgelegd. ‘Wat voor verwijzing moet ’t zijn?’
‘Voor een podoloog. Een podo-therapeute, zo noemt ze zichzelf. Ik had nl nieuwe zooltjes nodig. Die heb ik ondertussen al, vanochtend gekregen, maar ik moet ’t dus vergoed zien te krijgen van de verzekering.’
‘Ik heb ’t straks er even over met Wijsmüller. Dan kan je ’t morgen komen afhalen.’
‘Morgen kan ik niet. Is er ook een mogelijkheid dat ik ’t vandaag aan ’t eind van de middag ophaal?’
‘Ja, maar dan ben ik er niet. Dan moet je in de wachtkamer gaan zitten tussen 2 & ½ 4 & aan Wijsmüller vragen zogauw die komt.’
‘Die weet er dan al van?’
‘Ja, ik leg ’t hem straks voor.’

‘Wie was er aan de beurt?’ vraagt Wijsmüller als-ie de wachtkamer betreedt.
Ik had al meerdere openingszinnen voorbereidt. Ze waren allemaal de revue gepasseerd. Om zo snel & zo duidelijk mogelijk terzake te komen. Voor een doorverwijsbriefje wil je zo snel mogelijk weer buiten staan. Vooral als ’t slechts een administratieve handeling is.
Maar op een gegeven moment ging ’t me bevreemden dat ik zelfs voor zo’n simpel briefje zoveel voorbereiding in m’n hoofd aan ’t plegen was.
‘Ik kom alleen maar voor een verwijsbriefje,’ zeg ik. ‘Dat zou klaar liggen.’
Ik krijg de volle aandacht van de huisarts. De andere bezoeker van de praktijk zal moeten wachten.
‘Had je er over gebeld?’
‘Ja, vanochtend. Met de assistente.’
‘Ze heeft niets verteld. Ze is net nieuw. Ze zal allerlei dingen nog moeten leren,’ vertelt-ie snel terwijl-ie de deur naar z’n kamer wijd open gooit. ‘Kom maar even mee.’
Ik loop achter ‘m aan. ’t Gaat zo nonchalant dat ik niet weet of ik de deur achter me moet sluiten. Is ook niet belangrijk, denk ik snel, bij sommige huisartsen voel je je meteen op je gemak.
‘Hoe is ’t trouwens met je schildklier afgelopen?’ zegt Wijsmüller in een ½e draai.
‘Oh, ik heb de ziekte van Graves,’ zeg ik als we ’t kamertje van de assistente betreden. ‘Ik krijg nu medicijnen om m’n schildklier stop te zetten, & thyrax slik ik nu 2 weken om T3 & T4 weer toe te voegen.’
Vooral meteen laten merken dat je weet wat er met je lichaam gebeurt.
‘Even kijken, waar ging ’t om?’
Ik leg ’t weer uit. Hij pakt de juiste verwijskaart & begint te stempelen & schrijven.
‘Wat was je naam ook al weer?’
‘Zijp.’
‘Sorry, hoor, dat ik ’t moet vragen.’
Ik lach: ‘Geeft niks. Ik kan me het wel voorstellen met zoveel mensen in de praktijk.’
‘Dat is ’t niet. Want ik onthoud precies wat mensen hebben als ze bij me zijn geweest. Maar als ze een ½ uur geleden weg zijn gegaan, ben ik hun naam alweer vergeten. Alsof ik ze te weinig aandacht heb gegeven. Kijk eens.’
Hij overhandigt me ’t briefje. ’t Voelt alsof ik fraude pleeg, want de zooltjes zitten al in m’n schoenen. ’t Zal zo wel horen, stel ik mezelf gerust.
‘& Sterkte ermee.’
‘Dank je.’
We schudden elkaar de hand. Dat hoort er ook altijd bij. Ook al lijkt-ie haast te hebben. Huisartsen horen haast te hebben, tenzij ze tegenover je zitten.
Via een andere deur als waardoor ik binnen ben gekomen verlaat ik de kamer van de assistente. Wijsmüller neemt de weg terug, om de volgende patiënt te halen. Ik hoor z’n ontspannen stem praten met de man in de wachtkamer als ik de deur naar buiten neem.

We voelen ons gesteund als we de wegen bewandelen in Zijperspace.

scan

Ik moest plaatsnemen waar ik de vorige keer ook had zitten wachten. Achter een deur op een kier meende ik de stem te horen van de vrouw die me bij de schildklierscan begeleid had. ’t Zou kunnen dat ze me nu weer op kwam halen. Dan zou ik een bepaald gevoel van routine krijgen, dacht ik. Was ’t niet meer vreemd voor me. ’t Zou wel weer een eeuwigheid gaan duren, dus haalde ik m’n boek tevoorschijn & begon te lezen.
De deur naast me ging op een gegeven moment open. Of meneer Meurting aanwezig was, vroeg ’t gezicht dat om de hoek verscheen.
Meneer Meurting stond op, gaf de verpleegster een hand & liep achter haar aan.
‘Dag, meneer Meurting,’ zei de verpleegster onderwijl, ‘we gaan hier een scan maken & daarvoor mag u al uw kleren uittrekken. Als u ’t prettig vindt mag u uw sokken aanhouden.’
De deur ging dicht.
Ik besefte me opeens weer wat ik kwam doen. M’n kleren uittrekken voor een vreemde. & Dan een kwartiertje stil blijven liggen. Anoniem liggen zijn. Bloot. Een object dat gefotografeerd moest worden. Van binnen. M’n binnenste moest bekend terrein worden, ik niet.

5 Minuten later ging een totaal andere deur open dan ik verwacht had. Links achter me, ipv rechts voor me om de hoek. ’t Gezicht van een man boog voorover.
‘Dhr Zijp?’ vroeg-ie.
Ik liep achter ‘m aan. In de deuropening gaven we elkaar de hand.
‘Dave Richters,’ stelde hij zichzelf voor.
‘Ton,’ zei ik.
M’n achternaam wist-ie tenslotte al.
‘We gaan dus een scan van je heup & je wervel maken,’ zei Dave.
‘Ja, wat moet ik daarvoor uittrekken?’
Beter meteen to the point komen. Ik keek naar ’t apparaat. Over ’t gedeelte waar ik kon liggen lag een oogverblindend wit laken, aan ’t eind ervan een kussen eronder. Zo wit kon m’n moeder niet wassen. Aan de zijkant kwam een arm omhoog, met aan ’t uiteinde ’t brede fototoestel. Zo stelde ik ’t me maar voor. Je moet ’t jezelf niet te moeilijk maken.
‘Doe maar je schoenen & je broek uit,’ zei Dave.
Ik zag een weegschaal staan.
‘Mag ik mezelf even wegen?’ vroeg ik. ‘Ik ben wel nieuwsgierig hoe zwaar ik inmiddels weeg.’
‘Oh, ga je gang.’
Dave was bezig achter de computer. Mijn data moesten blijkbaar ingevoerd worden.
Zonder broek & schoenen woog ik mezelf. Ong 68 kilo.
‘Oh, dat valt mee,’ zei ik voor mezelf.
‘Dan mag je ‘t mij ook gelijk vertellen, want ik heb die gegevens nodig.’
‘Dan kan ik ’t beter nog een keer doen. Want ik keek niet nauwkeurig.’
Ik ging nog een keer staan: ‘68½ Kilo.’
‘Da’s dus 68. & Dan meten we ook even je lengte op.’
Ik plaatste mezelf tegen de meetlat. Dave las af.
‘1 Meter 77.’
Hij sloeg de gegevens op in de computer.
‘Dan mag je nu gaan liggen.’
Ik legde mezelf op ’t apparaat neer. Dave schoof me recht.
‘Je drinkt wel eens engels bier?’ vroeg-ie.
Oja, ik had een t-shirt van the Hogs Back Brewery aan, bedacht ik.
‘Ja, ik verkoop engels bier.’
‘Oh, in een bierwinkel? Ik ben al een tijdje op zoek naar een goede bierwinkel in Amsterdam.’
Ik vertelde waar hij ’t kon vinden.
‘La Trappe,’ zei hij. ‘La Trappe Blonde.’
‘Dat is wel heel gewoon.’
‘Ja, maar daar ben ik al een tijdje naar op zoek. Ik kan ’t nergens vinden.’
‘Dat hebben wij altijd op voorraad staan.’
Hij legde een hoge kussen onder m’n voeten. Dan werd m’n rug plat, begreep ik.
‘Ik ga nu de scan maken. Zo blijven liggen.’
De scan schoof met schokken over me heen. Maakte piepende geluidjes. Bleef stilstaan. Zoemend.
Ik hield m’n mond. Stiller kon ik niet liggen. Maar Dave praatte verder.
‘Hebben jullie ook een engels bier met een vogel er op?’
Ik dacht na. Of ik wel mocht praten vooral. & Een vogel wilde me niet te binnen schieten. Of ’t moest die raaf zijn.
‘Raven’s Ale?’ probeerde ik.
De 1e scan was gemaakt ondertussen. Dave verlegde m’n voeten. Hij legde nu een kussen tussen m’n voeten. Een band kwam om beide heen, zodat ze gefixeerd lagen.
‘Nee, dat is ‘m niet.’
‘Weet je wel of ’t op fles verkrijgbaar was?’
Hij dacht na. Achter z’n beeldscherm. De scan begon weer.
‘Ik dronk ’t in ’t midden van Engeland. Uit de tap.’
‘Dan is ’t waarschijnlijk niet van fles verkrijgbaar. De meest mooie bieren kan je in Engeland alleen maar van de tap drinken.’
‘Zo, dat was ‘t,’ zei Dave. ‘Je kan je weer aankleden.’
‘Zeg,’ zei ik terwijl ik me aankleedde, ‘weet jij waar dit onderzoek voor dient? Ik heb wel allerlei dingen opgezocht op internet, maar kon niet vinden wat m’n botten met m’n schildklier te maken hebben.’
‘Je hebt al jaren hypertheroïdie, zie ik hier staan,’ zei Dave. ‘Je schildklier maakt te veel hormoon.’
‘Ja, T3 & T4.’
Oh, dat weet-ie al, zo keek Dave.
‘’t Zou kunnen dat je botten dan aangetast raken. Dat er te weinig van bepaalde stoffen wordt aangemaakt. Maar zo te zien valt dat wel mee.’
Hij liet een grafiekje zien.
‘’t Gemiddelde bij de mens zit hier.’ Hij wees. ‘Bij jou zit ’t onder ’t gemiddelde. Maar niet verontrustend. Dan zou ’t in dit rode gedeelte moeten komen.’
‘Oh, valt best mee dus.’
‘Niks om je zorgen over te maken.’
‘Mooi. Dan ga ik maar. Ik zie je wel als je bier nodig hebt.’
‘Vast. Tot ziens.’
We gaven elkaar weer een hand. Daarna schoof Dave de deur weer achter me dicht.

We rechtten de rug in Zijperspace; we hoorden de botten krachtig voegen.

shirtjes

’t Mag best wijd, had ik laatst besloten, maar dan moet ’t wel weer in de broek. Anders lijkt ’t op een slabber die moet voorkomen dat je vlekken maakt op je broek. Een heel kinderachtige slabber. Alsof ik op m’n 39e heb besloten te gaan skaten, zodat ik weer ’t gevoel krijg bij de jeugd te horen.
Op een gegeven moment moet je ’t idee uit je hoofd zien te krijgen dat kleren altijd ‘tzelfde gedragen moeten worden. Dat ’t concept van je eigen jeugd niet tijdloos is gebleken. ’t Zou een beetje raar staan als ik tot ’t eind der tijden ‘tzelfde kapsel zou handhaven, dezelfde broek, dezelfde manier van aankleding. In m’n jeugd vond ik ’t immers zelf ook een anachronisme te moeten zien dat er nog steeds vetkuiven rondliepen.
‘Was dat niet iets dat stamt uit de prehistorie?’ grapte we toen naar elkaar.
Maar probeer aan de andere kant ‘ns ’t beeld uit m’n hoofd te praten dat Sieger stoer was, zoals-ie z’n t-shirtje wegstopte in z’n broek. Nonchalant kwam-ie aanlopen aan ’t begin van de pauze, een peuk in z’n mond. Alsof van al ’t zitten tijdens de les z’n t-shirtje, altijd wit, altijd wijd, altijd genoeg stof om vast te pakken, uit z’n broek was gefloept, stopte hij de uiteindes terug langs z’n niet al te strakke riem in z’n broek. Vooral niet te zorgvuldig. 1 Keer aan de voorkant, & 2 keer aan de achterkant. Dat moest genoeg zijn. Hij pakte daarna een lok haar & gooide die tezamen met z’n hoofd achterover. & Ik zag alle blikken van omringende & passerende meisjes wenden zogauw hij weer in z’n eigen juiste model was gevoegd. Spijt in hun ogen dat ze ’t hermodelleren hadden gemist.
Dus moesten t-shirts wit. & Wijd. Belangrijker nog: in de broek gepropt. Misschien ben ik door dat beeld ook wel gaan roken.
Alles droeg je toen in je broek. Bloesjes ook.
Alleen toen de gothen de overhand kregen, alles moest zwart, kwam er een korte tijd van bloesjes uit de broek. Toen werden de haren ook veel langer. Gothen waren ouderwets blijven hangen, wij ontwikkelden ons verder. De kleren werden wijder & kleurrijker. Alleen ’t t-shirt bleef zitten zoals-ie zat. Maar die kon je toch niet in z’n geheel zien. Bloes zat ervoor.
Ik ben een oude man geworden, bemerk ik. Alles moet ‘tzelfde blijven. Tenzij er een goed bewijs is geleverd dat ’t ook anders kan. Maar dan wel zonder al te veel concessies. ’t Kost te veel moeite mezelf te overwinnen & ’t concept van ‘me eigen zijn’ aan te passen aan die plotse nieuwe standaard.
Ik heb ‘m ook wel uit de broek gedragen, bedenk ik me. Gedeeltelijk uit de broek. Ik dacht dat anderen m’n voorbeeld wel zouden volgen. Aan de voorkant er ingepropt, aan de achterkant hangend er uit. Heb ik niet lang volgehouden. Als niemand doet wat jij denkt dat de nieuwe standaard in je subcultuur zal gaan worden, dan hou je ’t niet lang vol. ’t Was al moeilijk genoeg om als enige vol te houden dat zwart niet gedragen diende te worden. Misschien was dat ook wel de reden dat ik geen navolging kreeg.
Ik had stiekem enkele voorbeelden bestudeerd. Stiekem, omdat ik ’t zelf niet doorhad. Plots bleek ik ’t beeld in m’n hoofd opgeslagen te hebben. Ik begon me voor te stellen hoe ’t bij mij zou staan. Durfde nog niet naar de spiegel te lopen om ’t uit te proberen. Dat zou al ½ betekenen dat ik toe zou geven dat de wereld aan verandering onderhevig is. Dus had ’t zich nog niet in m’n hoofd genesteld. Slechts als soortement droombeelden, niet bestaand, van een andere wereld.
Totdat ik plots weer een t-shirt met lange mouwen in m’n bezit kreeg. Daar moest ik toch ‘ns iets mee doen. ’t Waren er inmiddels 5. De hele tijd 5 dezelfde shirts tonen aan de mensheid leek me een beetje saai. & Per ongeluk kwamen de onbewust opgeslagen voorbeelden boven drijven.
Ik ben wel 10 keer voor de spiegel gaan staan. Verschillende t-shirts over de lange mouwen heen, verschillende lange mouwen onder de korte mouwen. XL over L? L over XL? Shirt in broek, of juist slobberend de ene over de andere laag laten hangen? Een paar keer met bril op. Een enkele keer met groene pet.
Nee, ik ben wel 20 keer voor de spiegel gaan staan.
Stoer ben ik de straat opgegaan. Stiekem uit m’n ooghoeken loerend of anderen me voorbij zagen gaan.
Voelde ook best wel lekker warm, maakte ik mezelf wijs. ’t Zweet gutste uit m’n oksels, maar ’t voelde aan als comfortabel zweet.
De daaropvolgende dagen was ’t te warm om de nieuwe look vol te houden. Terug naar af. Maar wel een large gedragen om ’t uit de broek te kunnen houden.
Fret kwam naar me toe, een week later. We stonden samen achter de bar.
Fret is een klein jaartje ouder dan ik. We hebben in dezelfde scenes gezeten. Hij in Amsterdam, ik in Den Helder. We praten wel ‘ns over de muziek die we in dezelfde tijd gehoord hebben, 10-tallen kms van elkaar verwijderd, maar ’t voelde alsof we ‘tzelfde hadden meegemaakt.
‘Heb jij dat nou ook?’ vroeg-ie. ‘Dat je niet weet of je t-shirtje er uit moet of juist er in. Dat ’t t-shirtje ‘t zelf ook niet weet. Heb ik ‘m er in gestopt & doordat je de hele tijd beweegt, komt-ie er als vanzelf weer uit.’
Ik humde. Wist ’t niet zo goed.
Toen Fret zich omkeerde, stopte ik m’n t-shirt er maar weer in. Voor de helft. Aan de achterkant mocht-ie lekker doorgaan met wapperen. ’t Was veel te heet om ’t niet te laten doorluchten, dacht ik. Ik zag dat Fret z’n shirt er inmiddels ook zo bij hing.

Er vinden grote revoluties op de cm² plaats in Zijperspace.

actie geslaagd

Tijd voor openheid van zaken, tijd om te melden wat er heeft plaatsgevonden na de start van de Actie (zoals Bart ’t uiteindelijk gedoopt heeft, & ik in dezelfde bewoording dankbaar heb overgenomen). Remco heeft tenslotte gisteravond laat gereageerd. Dankzij enkele meeltjes heen & weer hebben we uitgevonden waar de communicatiefout gelegen heeft (mijn oorspronkelijke meeltje was blijven hangen bij Michiel van Badlog, die prompt niet gelinkt wordt door ondergetekende). & Voor de rest moet ik vooral m’n gang gaan & met de cursus lijfloggen beginnen zogauw ik er klaar voor ben. Zaak voor enkele mensen om de abonnementen op About: Blank weer te vernieuwen, want ik ben nu reeds gereed. Of anders moet men maar maandelijks op zoek gaan op de website van about: blank.
Voor de volledigheid plaats ik hieronder nog even ’t meeltje dat ik heb doen uitgaan naar een 10-tal medewebloggers, waarna de Actie van start is gegaan. Best een leuk berichtje, al zeg ik ’t zelf. Ik heb er dan ook zeker aandacht aan besteed, alsook door gekregen. Helaas had ik enkele i-meel-adressen niet in m’n bezit, altijd die stomme crashes van computers, alsook de incompatibiliteit van dergelijke apparaten, anders hadden nog veel meer mensen mee mogen doen met de Actie. Die uiteindelijk vooral dankzij ’t initiatief van Bart geslaagd kan worden genoemd. Waarvoor dank.
Volgt nu ’t bewuste meeltje:

Een goedenavond dames & heren,

Men zou kunnen zeggen dat dit ook weer een bevlieging is, zoals zovele dingen in mijn leven bevliegingen zijn, 1-dagsvliegen, niemendalletjes achteraf. Maar ik blijf erbij dat mij de kans gegund moet worden deze 12-delige cursus lijfloggen te kunnen geven voor ’t grote publiek. Wat heb ik nou aan die 100-tal visiteurs, die grotendeels afkomstig zijn van zoekmachiens? Nee, ik wil de mensen bereiken die geschikt zijn voor deze cursus: de webloggers!
& Dan nog niet eens specifiek de lijflogger zelf. Doe er gelijk maar een zooitje linkloggers bij. Kan voor hun ook geen kwaad, een beetje wetenschap over hoe ’t moet & wat ’t voor consequenties heeft. & Vooral ook: WAAROM?
& Zoals ik reeds heb uitgelegd bij aflevering 0 van deze cursus (men kan ’t allemaal lezen op ’t welbekende plekje) dient de te behandelen stof slechts te gaan over ’t lijfloggen an sich, & dat wel in z’n meest letterlijke zin.
Want ik moet ook eerlijk zijn: waar ben ik nog meer goed in? Ik zou mezelf daarop geen antwoord durven geven.

Wel, heerlijk vriendelijk welgewaardeerde medewebloggers, ik schrijf u natuurlijk niet voor niks aan. Zo en masse. Ik zou zo graag willen dat de redactie van About: blank wat meer vaart zet achter mijn sollicitatie. Ik heb ze ondertussen maar liefst 3 dagen geleden al een meeltje gestuurd met ’t verzoek mij aan te nemen als mederedacteur. Slechts met de functie van cursusleider, meer wil ik niet, maar de vacature beschreven ze nu 1maal als redacteur, dus daar ben ik op ingegaan.
’t Zou zo prettig zijn als men dit verzoek serieus nam. Ik heb er tenslotte al 2 slapeloze nachten aan overgehouden. Een bevlieging is tenslotte een bevlieging, & nog iets meer in ’t geval ’t mijn persoon treft.
Ach, ik kan er niks aan doen, moet men maar denken. Aard van ’t beestje lijkt misschien een dooddoener, maar is wel degelijk zeer van toepassing.

Ik kan me nog herinneren dat ik op jongstleden meeting aan godfather Sikkema heb voorgesteld de functie van mederedacteur te willen bekleden, er was een open vacature tenslotte, maar dat slechts op de voorwaarde dat ik 1st wilde weten wat ik zou gaan doen.
‘Denk er zelf maar even over na,’ zei de weledelgeboren heer.
Dat heb ik inmiddels gedaan. Ik geloof dat ik m’n ideeën hieromtrent reeds heb uiteengezet op ’t u allen welbekend adres.
Maar waarom krijg ik nou geen reactie? Terwijl ’t juist zo’n alleraardigst meeltje was. Of zou men niet weten hoe ’t medium werkt? Is men bang ’t te gebruiken in geval mijn persoon teleurgesteld moet worden?

Ikzelf geloof dat ik met aflevering 0 een aardig voorbeeld heb neergezet hoe mijn cursus er in de toekomst uit zou kunnen gaan zien. & Daarbij aangetekend dat dit geheel & al vrijwillig zal gaan gebeuren, zonder onkosten. 12 Afleveringen lang. Ik heb nog niet eerder van een vrijwillige cursus gehoord, of desnoods ’t aanbod daartoe van enig ander, mbt ’t leren loggen, dus lijkt ’t mij een alleraardigst voorstel. Vooral om ’t feit, vergeeft u mij de arrogantie indien ongepast, dat er slechts weinigen zijn die zo letterlijk kunnen lijfloggen als ondergetekende. Enige uiteenzetting over de technieken hiermee verband houdend zou zeer zeker geen kwaad kunnen, waag ik mij zelf te bedenken. Opdat eenieder er wat aan heeft. Niet dan?

Ach, ik zeg nogmaals ach, zo aan ’t begin van een zin; ach, ’t zou mij zoveel plezier doen indien u allen (vergeef mij deze aanspreekvorm, maar doordat ik tegen meerdere tegelijk spreek, zie ik mij ertoe genoodzaakt, misschien ook wel vanwege ’t officiële verzoek dat ermee samenhangt) mij op bepaalde wijze wilt steunen. Men weet vast wel wat de juiste weg hiertoe zou zijn. Iedereen heeft zo z’n eigen specialismen in ’t verkrijgen van aandacht. Vandaar ook dat ik u als bont gezelschap heb aangeschreven.

Ik vertrouw erop dat dit schrijven zin heeft gehad.

Met vriendelijke groet,

Dat laatste natuurlijk ook geldend voor de reguliere & onregelmatige lezers van Zijperspace.

denken

Rachel vroeg of ik nog geschreven had.
‘Oja, eergisteren,’ zei ik. ‘& Gisteren ook. & Vandaag natuurlijk. Zoals elke dag kon ik ’t niet laten.’
‘Waarover?’
‘Oh, van alles. Vandaag over ’t feit dat ik een cursus lijfloggen wil gaan geven, maar door degenen bij wie ik dat verzoek daartoe heb ingediend wordt niet gereageerd.’
‘Dus je hebt niet over mij geschreven?’
Ze klonk opgelucht.
‘Nee, wat zou ik over je moeten schrijven?’
Ik lachte. Ik moest denken aan haar opmerking een paar dagen eerder.
‘Als ik een format heb, dan kan ik overal over schrijven,’ had ik gezegd. ‘Dan vloeit ’t er zonder moeite uit.’
‘Dat komt doordat jij de hele tijd overal bij nadenkt,’ had Rachel gereageerd.
‘Oh?’ dacht ik toen, maar zei ik niet.

Vliegen zitten tegen de muren geplakt. Vermorzeld onder m’n vuist of platte hand. Maar ’t is nog lang geen tijd er wat aan te doen. Ze te verbergen onder ’t jaarlijkse likje verf vlak voor m’n verjaardag. Hoewel ik me er nu al op verheug. Kijken of ’t lijfje van een platte mot op kan gaan in de structuur van rauhfaser behang.

Zelf vind ik dat ik helemaal niet wreed ben. Slechts praktisch ingesteld. Moet ook wel met m’n pietluttige angstjes. Zo snel mogelijk de angst wegstoppen, zorgen dat ’t niet meer bestaat, door een allesvernietigende klap.
Of de gangbare opmerking maken tegen een kind dat pinda’s voert aan duiven: ‘Goed zo, geef de duif maar lekker veel pinda’s. Dan gaat ze tenminste snel dood.’
Ik vergat even dat ’t een kind was. Een kind dat overal nog onrechtvaardigheid zag, leed, misdeeldheid, honger, & nog niet in staat was om de nuance van angst in ’t wereldbeeld van de volwassene daarop toe te passen.
Heel verontwaardigd klonk ze. Haar moeder deed er niet minder om mee.
‘Nou, da’s gemeen!’ riepen ze.
‘Nee, hoor. Duiven zijn de grootste ziekteverspreiders van Amsterdam. & Anders krijg je er jeuk van.’
‘Ja, maar een duif is ook een levend wezen.’
Oeps, dat had ze zeker net op school geleerd. Met z’n de hele klas naar ’t biologisch lescentrum geweest, of hoe dat tegenwoordig mag heten, & spinnen in de hand mogen houden. Nog even een paar extra slangetjes erbij & ’t kind is van de angst voor ’t leven af, zo luidt waarschijnlijk de op de achtergrond liggende opvoedkundige gedachte.
‘Maar wel een heel schadelijk wezen,’ voorzag ik moeder & dochter van repliek, ‘vooral ook omdat ’t beestje er zo onschuldig uit ziet.’
Mijn strijd tegen ’t beest duif gaat onverminderd voort. Ik laat me door niets tegenhouden.

Er zit 1 vlieg geplakt aan de wand in de woonkamer. Dat moet een motje zijn geweest. Want de vleugeltjes hangen als ruïnes van een Tineidae-achtige ernaast. Ik kan me nog herinneren dat ’t een heel gemakkelijke klap was. Dom langzaam beest, dacht ik erbij.
Die boven m’n bed, boven m’n voeteneind, was wat moeilijker. Ik moest me er voor concentreren. ’t Was ooit een mug. Die hebben van die antennes in hun rug zitten die de rest van ’t lichaam waarschuwen zogauw iets met een snelheid van hoger dan 100 km/uur nadert. Vandaar dat een list hiervoor vaak noodzakelijk is. 1st Net doen of je met je hand een bepaalde kant opgaat, in de buurt van ‘t muggenlichaam, & vervolgens de andere hand ongenadig hard op de beoogde vluchtroute terecht laten komen.
’t Gaf me toentertijd, ’t moet inmiddels 2 jaar geleden zijn, maar de spetters kan ik nog altijd als tekens aan de wand zien, ’t gevoel dat ’t bloed alle kanten op spoot.
‘Ha, datgene komt me rechtmatig ’t gezicht in geblazen wat ooit eens eerder van mij was,’ dacht ik erbij.
Maar ik veegde de denkbeeldige druppels toch maar weg. Kon ik gerust verder gaan slapen.

Naast de wc-deur plakt er nog 1tje. Een niet te definiëren beestje. Ook behorende tot de insect-achtigen, dat zij duidelijk, maar onmogelijk om daar nog wijs uit te worden wat haar specifieke eigenschappen waren. Er zal in de toekomst heus nog wel een intelligent mens afstuderen op de invloed van de menselijke hand op de gesteldheid van ‘t insectenlichaam, maar vooralsnog is deze persoon niet voor handen.
’t Hangt vlak boven de lichtknoppen van de wc & gang. Een waar ornament. Op een dergelijke mate opvallend, dat ik ’t waarschijnlijk weg zal moeten schrapen vooraleer ik begin aan de jaarlijkse restauratie van de kleuren. Anders valt ’t niet weg te moffelen. ’t Is rond die lichtschakelaars zowiezo noodzakelijk dat ’t keurig wordt afgewerkt, want de mate van bedomptheid beschouwend aldaar, zou men kunnen concluderen dat ’t dit plekje is dat ’t meest door mijn vingers wordt bezoedeld. Alsof ik m’n handen niet was na toiletgebruik. Die mogelijke indruk moet ik wegvegen, verstoppen onder weer een volgende laag geel.

Maar ’t meest verbaasd ben ik eigenlijk over de bromvlieg. Ik zag ‘m gister weer hangen. De laatste tijd hou ik mijn tuindeuren weer open. Alsook die van de keuken richting tuin. Daar zit-ie. Volledig plat. & Ik vraag me de hele tijd af hoe deze zich daar heeft kunnen laten vangen. Geen hand is er aan te pas gekomen. Geen opzet mijnerzijds. Vaak doe ik juist m’n best dergelijke brommers zonder kleerscheuren aan beide zijden de keuken uit te bonjouren. Er zit heus nog wel een beetje mede-wezenliefde in dit lichaam. Daar waar angst een niet al te grote rol speelt.
& Toch heeft dat domme ding zich laten pakken. ’t Heeft nog niet eens de kans gehad te verhongeren. Zoals de meeste vliegenlijken die een toonbeeld van sterfelijkheid vormen & de vergankelijkheid van ’t insectenbestaan duidelijk tentoon spreiden door her & der verspreid in mijn keuken definitief voor pampus te liggen.
‘Hoe krijg je ’t voor elkaar?’ denk ik elke keer bij aanschouwing van dat lichaam.
Of dat wat er nog van over is. Platter als een postzegel valt er nog wel een vlieg in te herkennen, maar meer dan een dun laagje is ’t niet. ’t Grootste gedeelte van de ooit aanwezige moleculen zijn er uit geperst.
’t Hangt daar, platgedrukt, op de deurpost. Binnenzijde zijkant. ’t Is zo dom geweest niet te vluchten op ’t moment dat ik, op inbrekers verdacht, de deur sloot om ’t huis te kunnen verlaten zonder de gedachte mee te hoeven dragen dat mijn schamele bezit door een onverlaat meegevoerd zou kunnen worden. ’t Is verpletterd terwijl ’t doodgemoedereerd dacht ’t sluiten van de deur wel te kunnen overleven.
Fout, denk ik dan elke keer.
Maar te laat om die boodschap nog over te brengen.

Dat zijn echter wel de momenten dat ik me begin te realiseren dat Rachel best wel ‘ns gelijk zou kunnen hebben.

Dat ’t nooit stopt daar diep binnen in Zijperspace.

mobilisatie

Vanwege de vele steunbetuigingen zie ik mijzelf genoodzaakt ook maar een banner te plaatsen, want alleraardigst ontworpen in een poep & een zucht door Bart. Cockie heeft ‘m vervolgens ook geplaatst. Toen begon ik ’t nog leuker te vinden. Waarna verdulleme Odette & Carin volgden.

Ik kan zelf niet achter blijven. Maar dan wel volgens de epilepsie voorkomende rustige versie die Odette ook reeds gebruikt heeft.

Vergeet u vooral niet ’t begeleidend artikel te lezen in Zijperspace, hieronder afgedrukt; dat waar ’t allemaal om begonnen is, wordt daarin uiteengezet.
(vanavond weer een stukje zoals men ’t gewend is)