bockbierperikelen

Via meel kreeg ik de volgende vraag gesteld:

Leuk gehad gister in de beurs??

Waarop ik niet anders kon dan antwoorden:

Ja, ’t was weer geweldig. Ik ben gelukkig beide avonden bijtijds gestopt. Vrijdagavond was ik zonder avondmaaltijd vroeg uitgeschakeld, maar door thuis nog wat in m’n maag te stoppen, stond ik de volgende dag zonder kater op.

Gisteravond tot ’t eind gebleven. Ik kon niet anders, er stond een mooie vrouw voor me, die vlak daarvoor, jaloers moest ik toekijken, door een lul omarmd werd. Zoiets blijf ik een raar gezicht vinden, & mijn nobele natuur, die mij immer influistert belaagde vrouwen bijstand te bieden, wilde dit panorama van wanstaltigheid zo snel mogelijk teniet doen.
Ik geloof, ik weet ’t niet helemaal zeker, dat ik er toen met 1 of ander voorwendsel op af ben gestapt. Je kan veel maken als bijna iedereen je kent als barman. Door de vriendin van de schone deerne werd ik al snel verkozen boven de slijmbal, hiervoor door mij al als ‘lul’ bestempelt. Hij droop vervolgens af door enkele meters verderop te gaan staan & een andere persoon van ’t vrouwelijk geslacht met z’n ledematen te betasten, maar de door mij bevrijde dame bleek, weliswaar vrijgezel, hopeloos verliefd op een jongen die ze maar niet aan de andere kant van haar gsm kon krijgen.

Daar kwam ik natuurlijk veel te laat achter. 1st Heeft me dat nog 2½ muntjes gekost. Onder ’t mom nl dat ik nog wat wilde drinken & geen muntjes meer had, wendde ik voor dat ik eigenlijk onderweg was naar de muntenbar, zonder welke geen consumptie bekomen kon worden. Een goed idee, zo vond men, zeker gezien ’t feit dat ik ’t zei op ’t moment dat de glazen van in ieder geval de dames leeg waren. Koop voor ons ook maar, zo luidde ’t inderdaad door mij verlangde voorstel. Zij beoogden spontaniteit, ik zag mijn list, met als doel een reden te hebben langer in ’t gezelschap van genoemde objet du désir te verblijven, slagen. Daar had ik nog wel wat geld voor over ook, dus deelde ik de kosten van 5 muntjes met de inhoud van de portemonnee van de tegenover mij gesitueerde dame. Men mocht nog gaan denken dat ik álles er voor over had om aanwezig te mogen blijven in dit gedeelte van de Beurs van Berlage; ’t leek mij beter dat geld daarbij geen rol mocht spelen of in ieder geval niet de schijn mocht hebben daartoe, & liet ’t leed meer geld te moeten uitgeven delen door geld aan te nemen van Haar. Met een grote ‘h’, dan weet je tenminste over wie ik ’t heb.
Tijdens mijn afwezigheid verkoos zij de gsm aan ‘t oor boven die van de handtastelijke flemer aan haar lijf. Men had mij, buiten ’t verkrijgen van genoemde muntjes, er op uitgestuurd om op deskundige wijze de groep te voorzien van goede bokbieren, daarbij aannemend dat ik daar toe in staat zou zijn, gezien ’t feit dat ’t immers mijn vak is, & na een afwezigheid van ong 5 minuten klonk de verzuchting, uit de mond van de vriendin van de vrouwspersoon waar mijn bewondering naar uitging, dat ik dat wel héél snel gedaan had. Waarbij de verzuchting mij als muziek in de oren klonk, daar ’t een verlangen weerspiegelde toch niet zo lang meer uit de groep weg te blijven, of eigenlijk zo veel mogelijk met haar gezelschap bezig te houden. Ik meende hoopvolle blikken te bespeuren die ’t contact tussen haar vriendin & mij moesten stimuleren.

Maar ach, aan alles komt een eind, zo ook aan bockbierfestivalavonden in ’t gezelschap vertoeven van verlangen, jaloezie, liefde, schoonheid, lust & noem nog maar enkele andere gevoelens op die mij parten speelden gedurende ’t kleine ½ uur dat ik mij slechts gestoord zag door buzzertjes & zoempjes, die steeds brutaal mijn ietwat geestige alsook boeiende conversatie belemmerden. Die buzzertjes & zoempjes waren afkomstig van haar mobiel; in ’t ene geval inzake zij een telefoontje kreeg van een vriendin die de locatie van haar verlangen wist te melden; in ’t andere wanneer zij een sms-je mocht ontvangen van ’t door haar nagestreefde object van vleselijke vorm.
‘Ja,’ excuseerde zij zich, ‘ik ben hopeloos verliefd.’
‘Maar hij nog niet op jou?’
‘Nee, hij weet ’t nog niet van zichzelf.’
Ik keerde mij om & ging ’t achtergehouden laatste muntje in m’n 1tje soldaat maken.

De eenzame strijder voor gerechtigheid trok zich terug in Zijperspace.

reactieding (2)

& Aangezien ik afgelopen dag vooral doorgebracht heb op ‘t Bockbierfestival, ik alleen maar bock, bok, bock dacht & niet veel anders, heb ik niet veel tijd gehad om na te denken over een volgend stukje. Enige spontaniteit is mij echter niet vreemd, een enkele keer uit zich dat door bij anderen hun reactieding met stukken tekst te vullen. Toevallig 2 dagen achter elkaar, toevallig ‘tzelfde onderwerp.
Luuk van Geenheld.nl was op gegeven moment ook genegen zijn visie te geven. Waarop ik wederom in ‘t toetsenbord kroop.

Ik hoop er ook over op te kunnen houden.
Nadat ik gezegd heb dat als je op een beetje rustige manier nadenkt over wat voor effect je bereikt als je dmv geschreven woord (& niet meer dan dat) iets beweert, je ook niet zo snel zulke dingen zal schrijven zoals de heren Geenstijl geschreven hebben. ‘t Mogen journalisten zijn, verslaggevers, krantenvullers, paginaplempers, columnisten in ‘t dagelijks leven, maar ze zullen toch eens moeten bedenken dat ‘t geschreven woord ‘plat’ is, geen extra dimensie heeft. Dat is iets waar ik mee ben opgevoed, toen ik voor ‘t 1st ‘t internet opkwam; dat is waarom de smileys zijn ontwikkeld: om subtiliteiten aan te brengen in wat men zegt. ‘t Mag dan wel geschreven zijn, maar de diepte van ‘tgeen men beweert moet ook nog duidelijk overkomen naar degene die ‘t leest. Degene die ‘t meeneemt naar z’n dagelijkse (werkelijke) beleving.
Daar hebben ze van Geenstijl zich vanaf ‘t begin af aan in vergist. Ze denken dat ‘tgeen ze voor een krant/voor andere media schrijven dezelfde beleving bewerkstelligt als datgene wat ze op ‘t internet plempen. Daar ligt hun grote fout.
‘t Internet is persoonlijk. In bepaald opzicht is ’t internet geen multimedium. Alles wat men op internet tot op dit moment publiceert heeft een ‘air’ van persoonlijkheid. Daarom is wat Geenstijl doet verkeerd. Ze schatten de mogelijkheid tot reacties verkeerd in.
Luuk, ik hoop dat jij binnen jouw opleiding ook een bepaald schema van communicatie voorgeschoteld hebt gekregen. Ik wil niet te ingewikkeld doen, maar ’t is nu 1maal wel zo dat ’t internet anders werkt dan de media tot nu toe deden. Dankzij internet is ’t nu mogelijk dat iedereen zijn boodschap aan iedereen kan voorleggen. Terwijl ’t tot voor kort zo was dat een beperkte groep (de mensen bij televisie of radio) zijn boodschap aan diezelfde iedereen kon voorleggen. Massamedium is massaindividualiteit geworden. Daaruit is ‘t weblog ontstaan. Iedereen kan tegenwoordig iets zeggen & iedereen heeft de mogelijkheid tot luisteren. Terwijl tot voor kort 1 instituut iets zei (bijv de omroep) & iedereen luisterde. Een subtiel, maar wel essentieel verschil.
Ik denk dat de heren Geenstijl zich daar in vergissen, zoals ik al eerder heb gezegd. Zij zijn gewend voor massamedia teksten te produceren, of waren daarvoor opgeleid (zoals jij dat ook wordt), maar vergeten ’t effect dat zulke teksten hebben als ze die op een persoonlijk medium als ‘internet’ plaatsen.
Van Jole zei tussen de veelvuldige afgekapte zinnen door dat ‘tgeen bestaat in de vorm van Geenstijl in Nederland niet bestaat in bijv Amerika. Ik denk dat hij daar gelijk in heeft. Er bestaan daar geen logs die ’t effect van communicatie onderschatten. Ze weten daar de massaberichten te onderscheiden van ’t individuele, ook al bereiken ze daar ‘tzelfde publiek mee.
Een ietwat theoretisch, mijn reactie, maar ik denk dat ’t geen kwaad kan over dat soort dingen na te denken. Zeker als ’t medium internet, ‘weblog’, zich verder ontwikkelt. De heren Geenstijl zijn vergeten daar over na te denken. Dat blijkt.

‘t Laatste wat men over dit onderwerp in Zijperspace zal kunnen vinden.

reactieding

Ihkv de algehele commotie rond ’t optreden van Francisco van Jole, enkele medewerkers van ’t weblog Geenstijl, heren die ik niet eens waardig acht hun naam hier te noemen, & enkele andere weblogcoryfeeën tijdens ’t programma B & W, jongstleden donderdagavond, zagen enkele mensen zich genoodzaakt daarover hun mening te geven. Zo ook Maja de Bij.
Ik kon ’t gisteravond niet laten op zijn schrijven te reageren. & Aangezien ik vandaag toch ’t grootste gedeelte van de tijd doorbreng op ’t Bockbierfestival is ’t net zo makkelijk om ’t dagelijks stukje schrijven, ’t dagelijks stukje leesvoer naar ik hoop voor enkelen, te vervangen door iets wat ik elders heb geplaatst, maar op die wijze waarschijnlijk nooit onder ’t oog was gekomen van velen van mijn lezers.
Daarenboven heb ik op deze wijze toch m’n eigen duit in ’t zakje gedaan rond de discussie die overal wordt gevoerd & kan ik vanaf heden weer gevoeglijk mijn mond houden. Men kent mijn standpunt na ’t lezen van onderstaande.

Zo, Maja, niet waarlijk een hoogstaand stukje dat je me hier schrijft.
Hoe kom je er bijvoorbeeld op dat de heren van Geenstijl niet goed voorbereid waren op ‘t optreden op tv? Zij liggen al maanden onder vuur, vanwege meerdere voorvallen. Vanwege meerdere akkefietjes. Ze hadden allang hun argumenten tegen die van Francisco van Jole op een rijtje kunnen zetten om hem deze avond van een weerwoord te voorzien. Van Jole gebruikte argumenten, die ik bij de Geenstijl-heren ternauwernood weerlegd zag worden. ‘t Enige waar ze ‘t over hadden was dat ze een moderator op hun reactieding hadden gezet, om te laten kuisen. Voor de rest nauwelijks of niet een argument gehoord. Op de vragen waarom ze zich zo gedragen, waarom ze gedaan hebben wat ze gedaan hebben, andere mensen digitaal stenigen (wat wel degelijk meermaals gebeurd is, daar hoef je niet eens over te discussiëren), gaven ze ontwijkende antwoorden.
Om nu van Jole af te rekenen op ‘t feit dat-ie volgens jou z’n reputatie eraan dankt dat-ie er in gegroeid is (maar niet vanwege zijn vermogen duidelijk uiteen te zetten wat zijn visie is & waarom & hoe bepaalde zaken volgens hem in elkaar steken), is goedkoop, stemmingmakerij & ontbeert wederom, gister al gezien op tv van de heren Geenstijl, ‘t vermogen ‘t om te zetten in argumenten.
& Om nu alle haat tegen van Jole te verwoorden door op een goedkope manier te wijzen op ‘t vingertje dat hij op gegeven moment gebruikte om zijn verontwaardiging kracht bij te zetten is slap. Hoe vaak zal de heer van Volkomenkut zelf niet z’n vingertje in ‘t dagelijks leven gebruiken? Op tv wordt dat alleen maar uitvergroot & is dit, niet alleen om die reden, niet te gebruiken als argument om op te merken dat van Jole belerend bezig is. Als je goed opgelet had, dan hoorde je dat juist op dát moment de heer Ambroos behoorlijk de waarheid werd gezegd.
& Over welke verharding van de maatschappij heb je ‘t überhaupt? Ik heb nergens kunnen horen dat men daar tegenwoordig zo over denkt, noch van Jole, noch iemand anders. Laat staan dat ik zie dat van Jole zich verheven voelt boven anderen. Is dat te concluderen uit zijn woorden? Of is dat iets wat jij voelt? Laat dat dan merken & leg ’t in een verhaal niet in de mond van iemand anders.
Als laatste: ik heb Ambroos ook meerdere malen anderen horen interrumperen terwijl ze druk bezig waren 1 & ander uiteen te zetten. ‘t Is maar net hoe je wílt kijken naar een discussie. ‘t Getuigt echter wel van een slechte kwaliteit van schrijven als je ‘t slechts van 1 kant wil bezien.

We dompelen ons onder in ’t donker vocht & hopen morgen genoeg hersteld te zijn voor een nieuwe vulling van Zijperspace.

driehuis

‘Hoe is ’t eigenlijk met Jojanneke & Jasmijn?’ vroeg ik toen we de trein uitstapten. ‘Waar zitten ze nu?’
‘In Guatamala, geloof ik,’ zei Johanneke.
‘Vermaken ze zich een beetje?’
‘Nou, Jojanneke kan daar altijd wel leuk over schrijven, maar die heeft nooit zin in internet. & Jasmijn doet dat dus wel, maar die schrijft altijd in van die zakelijke mededelingen. We zijn gister daar & daar geweest. We zijn laat naar bed gegaan. Zulke mededelingen.’
We staken de straat over. Richting Vondellaan.
‘Daarna de Hieronymus van Alpenstraat,’ volgde Johanneke de routebeschrijving.
‘Hieronymus van Alphen,’ zei ik. ‘Had die niet een kinderboek geschreven?’
‘Ik zou ’t niet weten,’ zei Johanneke. ‘Ik heb bijna geen literatuurgeschiedenis op school gehad.’
‘Ik had met literatuurgeschiedenis ’t hoogste cijfer van school, maar ik geloof dat ik alles ben vergeten.’
We liepen door de literatuurwijk van Driehuis, op weg naar ’t park. Alle straten hadden namen van nederlandse schrijvers.
‘We moeten de Bilderdijkstraat volgen,’ zei Johanneke.
Zij deed de coördinatie. Ik ouwehoerde. Maar eigenlijk deed Johanneke allebei tegelijk. Ter compensatie hield ik mijn handen in de broekzak. We waren goed op elkaar ingespeeld.
‘& Dan door de PC Hooftstraat.’
‘Waar was Bilderdijk ook alweer van?’ mijmerde ik. ‘We zijn in ieder geval in de schrijverswijk. Moeten we dus de hele tijd rechtdoor?’
‘Ja, als we bij de ingang van ’t park zijn, moeten we nog steeds rechtdoor.’
‘Bosboom Toussaint,’ zag ik een straatnaambordje aangeven. ‘Daar zou ik eigenlijk niets over weten.’
‘Ik ken ‘r ook niet.’
‘Ik denk dat ’t een vrouw was.’
Er bewoonster van de wijk liep door de straat. Ze droeg een grote zak met zich mee. Richting container met afval, juist onder ’t straatnaambordje.
‘Mevrouw,’ begon ik, ‘die Bosboom Toussaint, was dat een vrouwelijke schrijver?’
‘Een schrijver?’ lachte ze. ‘Volgens mij was dat een schilder.’
2 Fouten, dacht ik, die vrouw zal ’t wel weten. Zij woont hier al jaren. Bosboom Toussaint is blijkbaar geen vrouw, & ze blijkt bovendien te hebben geschilderd. Ik zak wel diep in mijn eigen achting.
‘Oh, ik dacht dat alle straten in deze wijk naar schrijvers waren genoemd,’ probeerde ik me nog te verdedigen. ‘Misschien moet ik ’t thuis maar even opzoeken.’
‘Ja, dat moet je vooral doen,’ bleef de vrouw lachen.
‘Dan bel ik u wel op als ik ’t toch goed blijk te hebben gehad.’
’t Was gezellig in Driehuis. 3 Lachende mensen op straat. De temperatuur mocht wel gezakt zijn, maar de sfeer kon niet meer kapot in dit plaatsje.
We lieten de zak legende dame achter ons. Vervolgden onze weg door de PC Hooftstraat.
‘Dit is nog steeds een schrijversnaam,’ constateerde Johanneke. ‘We zijn nog niet voorbij de schrijvers.’
‘We hebben contact gemaakt met de lokale bevolking,’ constateerde ik voldaan. ‘We zijn nog amper de trein uit & we hebben al kennis gemaakt met een exemplaar van de autochtone bevolking.’
‘Moeten we even melen aan Jasmijn & Jojanneke,’ zei Johanneke.
‘Kan ook met sms,’ zei ik.
‘Jasmijn, we hebben een mens ontmoet in ’t plaatsje Driehuis,’ zei Johanneke op dicteersnelheid. ‘Daarvoor hoefden wij niet naar Guatamala.’
‘Ze blijken dezelfde taal als wij te spreken hier,’ vulde ik aan, ‘Bovendien hebben ze dezelfde boeken niet gelezen, maar dat compenseren zij met een grote kennis van hun schilders.’

Na levend teruggekeerd te zijn in Zijperspace bleken we geen telefoonnrs van de bevolking van Driehuis voorhanden te hebben.

onderweg

Waarom lees ik?
’s Ochtends als ik opsta. Terwijl ik op de wc zit. Vlak voordat ik naar m’n werk moet. Als ik nog lang niet naar m’n werk moet. Terwijl ik aan m’n werk zit te denken. Tussen ’t kijken naar m’n tuin door. Na m’n 1e bakje thee. Uitrustend van ’t eten. Vóór ’t slapen & ná ’t dutje. Tijdens ’t reizen. Als pauze op m’n werk.

Hilda vroeg me of ik alles wel onthield wat ik las.
‘Nee,’ antwoordde ik.
Bijna niets. ’t Is zo weer verloren.
Goed, ik kan de flap nog een keertje lezen. Om te weten waar ’t over ging. Dan komt de herinnering weer boven. De sfeertekening. Ik raak weer even verloren.

Verloren. Dat is ’t eigenlijk. Ik wil verloren raken. Ergens ver weg, waar niemand weet van heeft. Een gevoel dat mij meeneemt op z’n vleugels. Peter Pan. Ik heb z’n hand vast.
& Toch wil ik ook dat mensen ’t weten. Dat ik elders toef. Vertellen dat ik andere avonturen beleef.
Nee, geen avonturen. Snelle correctie. Geen avonturen.
Wel elders.

Ik vermink m’n lichaam. M’n rug kreunt. M’n nek verkrampt. M’n armen vermuizen. Net niet genoeg om ’t af te leren. M’n benen plakken aan elkaar & waarschuwen dat ’t genoeg is.

Ik zei tegen Hilda: ‘Ik wist alles van muziek.’
Ze lachte.
‘Nee, ik wist alles van muziek,’ zei ik nogmaals. ‘Ik was diskjockey. Ik kocht alle platen in. Ik was 24 uur per dag bezig met muziek. Je kon me alles vragen over muziek.’
Ze lachte nog steeds.
‘Toen had ik er opeens genoeg van. Heb ik 4 jaar lang niet naar muziek geluisterd. Ik was vervolgens alleen bezig met literatuur. Toen ik zweeds studeerde. & Even later alleen maar met films. Was ik overgeschakeld op film & tv-wetenschap. Ik zag soms 8 films per dag. Toen wist ik alles van films. Nu ben ik weer terug bij boeken. Daar ben ik ooit mee begonnen. Onderweg naar school. Ik las een boek terwijl ik naar school liep.’
Waarschijnlijk lachte Hilda nog steeds.

Ik hou van bombasten & legen. Ze moeten me veroveren met veel of weinig. Ik wil de witregels lezen. Bij beiden krijg je daarvan veel. Bij bombasten proef je ’t in ’t ene regeltje tussendoor. Bij de legen wijzen er pijltjes naar. Van die dunne. Een spoorzoekerspijltje. Achter ’t hegje van de buren hangt-ie. De meeste mensen lopen er aan voorbij.
Zo ook bij de bombasten. Maar dat komt door overdaad dat je ‘m niet ziet.

Ik heb niemand om mee te concurreren. Ik heb wel ‘ns van horen zeggen. Van mensen die ook lazen. Nooit datgene dat ik lees. Soms hoor ik iets op de radio. Maar ik geloof niet in mensen die ‘tzelfde zijn. Dus lezen ze niet als ik.
Als ze ‘tzelfde lezen dan onthouden ze dat tenminste. Ik vlei me op de golven & laat me meevoeren. Zij staan midden in de stad & weten de weg.

‘Ik hoor de teksten niet van liedjes,’ zei ik ook tegen Hilda. ‘Ik hoor de muziek.’
Of: ik luister naar mezelf. Laat mezelf horen wat er binnenin gebeurt.
Da’s alles. Meer niet.

Ik lees een boek. & Straks heb ik ‘m uit. Daarna moet ik weer met een ander beginnen. Want ik wil weer onderweg. Onderweg met een volgende.
Ik strek m’n benen als ze moe van ’t liggen zijn. Dan kan ik even de woorden verliezen. Woorden die niets betekenen als ze niet in hun context staan.

Daar vul ik Zijperspace dan mee.

zelfstandig

Martine had er genoeg van. Ze geloofde er niet meer in. De ochtend van de 30e december.
Ik probeerde haar nog om te praten, maar dat had weinig zin. Ze zag geen toekomstperspectief voor ons 2-en.
‘Waarom nou net op dit moment?’ dacht ik. ‘’t Jaar had ook anders kunnen aflopen.’
Ik had echter genoeg te doen om m’n gedachten te verzetten. De nieuwjaarsuitzending van Sonja werken in de Rode Hoed. & De 1e januari ’t café openen waar ik achter de bar stond.

Na afloop van m’n dienst toog ik naar ’t Schuim. Ik wist dat ze daar met vrienden een nieuwjaarsborrel had. In m’n oren galmden de woorden van een vaste klant na.
‘Joh, dat komt wel weer goed, tussen jou & Martine.’
Als dat soort klanten daar zo van overtuigd zijn, weet je nog zekerder dat ’t verkeerd zal aflopen. Dat ’t al afgelopen is. Hij was de enige stamgast die me van begin tot eind van mijn dienst op 1 januari gezelschap hield.
‘Je moet laten zien dat je van haar houd,’ was 1 van zijn adviezen.
Ik wilde haar alleen maar zien, haar alsnog gelukkig nieuwjaar wensen. Laten zien dat ik zelfstandig was, dat ik er wel doorheen kwam.
‘Er is niemand die in dit nieuwe jaar al zoveel uren gewerkt heeft,’ dacht ik. ‘Dus heb ik ook wel ‘ns een nieuwjaarswens verdiend.’

Haar ogen puilden, door haar schouders klonk een zucht. Haar vriendin stootte met haar elleboog, maar dat was overbodig.
‘Wat doe jij nou hier?’ zei ze met haar hoge stem.
‘Ik kwam je alleen maar gelukkig nieuwjaar wensen.’
Een minuut later vertrok ik weer.
Niemand mocht de tranen van de koude wind zien. Ik had m’n sjaal voor m’n mond gebonden tot vlak onder m’n ogen. M’n adem bevroor tegen m’n lippen aan. De druppels van boven werden gedept & opgenomen in ’t witte stijfsel voor m’n neus.

De volgende dag moest ik weer werken. Maar kon niet eten. Geen hap van m’n ontbijt kwam door m’n keel. Een bak thee ging nog net, hoewel ’t wervelstormen in m’n buik veroorzaakte.
Ik deed de deur open van ’t café. Zette de verwarming hoog. Maakte m’n ronde.
Stap voor stap. Niets te snel. M’n darmen deden me wankel op m’n benen staan. Misschien was ’t wel de honger. Na elke handeling rustte ik uit aan de bar. De lege bar. Straks zouden de 1e klanten komen.

3 Italiaanse dames & de vrouw met de bolhoed. Ik serveerde koffie & warme chocolademelk. Voor de bolhoed een wodka.
‘Zo heerlijk is dat,’ kwetterde ze tegen me aan, ‘tussen de middag een stevige borrel.’
Ik vond alles goed. Ging op m’n barkruk zitten. Ik hield de schaduwen van voorbijgangers in de gaten. Ik dwong ze met m’n gedachten buiten te blijven. Voor zover dat ging. M’n gestel was dermate verzwakt dat ik geen kracht kon zetten. Een 2e vaste klant stapte daardoor binnen.

‘Hoe gaat ‘t?’ vroeg Ger.
‘Slecht.’
Vertelde over m’n darmen die zich omgekeerd hadden. Dat ’t leek alsof ik elk moment over m’n nek zou kunnen gaan. Er zat geen energie meer in m’n lichaam.
Bolhoed luisterde mee.
‘Dan moet je een stevige borrel nemen,’ zei ze. ‘Heeft bij mij ook vaak geholpen.’
Ik dacht aan baten & schaden & besloot ’t risico te nemen. Ger zei dat ik ook Nick kon bellen. Hij nam een teug van z’n eigen borrel. Ik zette z’n fluitje pils ernaast.
‘Je bent toch ziek?’ zei Ger.
‘Ja, maar ik heb ’t geld hard nodig.’
Toch belde ik Nick. De borrel had een averechts effect. Ik raakte in paniek.

De italiaanse dames wilden appeltaart.
‘Sorry,’ zei ik. ‘I have to close the pub. I’m sick.’
‘Oh, we’re sorry,’ zeiden ze medelijdend.
Nick zou komen. Ik moest ’t nog een ½ uur volhouden.
‘Je kan niet de kroeg dicht gooien,’ zei hij. ‘De kroeg is nog nooit dicht geweest.’
Maar die italianen kon ik er niet bij hebben. De vaste klanten konden zichzelf wel helpen.

Ik belde Martine.
‘Ik ben ziek,’ zei ik.
Ik vroeg of ze me naar huis wilde brengen. Ophalen & naar huis brengen.
Nee, dat moest ik zelf doen. Ik moest zelfstandig zijn, vond ze. Ik moest aanvaarden dat ik er niet meer voor haar was. Maar vanmiddag zou ze wel wat fruit voor me kopen. Dat zou ze rond een uurtje of 4 langsbrengen.

Nick kwam binnen.
‘Ga maar naar huis,’ zei hij.
Daar aangekomen ging ik op de bank liggen. Wachten tot ‘t 4 uur was.

Wat overigens een eeuwigheid duurde in Zijperspace.

warmte

’t Vergt een speciale constructie. Want ’t boek is te zwaar. Dus neem ik 2 kussens mee die normaal een ruggensteun op de bank vormen. Vervolgens beklim ik de trap. Hierbij moet ik me concentreren, want eigenlijk heb ik door ’t boek & de kussens geen handen meer over. Een enkele keer gooi ik de kussens alvast vooruit. Best wel slimmer. Maar ik laat me ’s avonds laat nou 1maal niet inspireren door slimmigheid. Ook ’s ochtends vroeg bij wat extra naliggen niet.
Als ik besluit de kussens te gooien, dan sta ik altijd even stil. Ik wil zien hoe de kussens ronddraaien in de lucht. ’t Lukt me niet om ze anders te werpen dan draaiend. Als tollende ufo’s gaan ze richting doel. Ik kijk ernaar. Onzinnig, maar ik kijk nu 1maal.
De kussens van ’t bed vormen m’n hoofdsteun. Op elkaar. De dikke schuin tegen ’t hoofdeinde gezet. De dunne eroverheen. Die zakt lekker weg. Comfortabel voor m’n nek.
Ik ga liggen. ’t Dekbed over me heen. 1st Wijd uitgespreid. Als ik denk dat ik de juiste verhoudingen heb, vouw ik de linker & rechter uiteinden over m’n borst. Hierop nog een keer van me af. Dan heb ik een dekbed dat 6 keer dikker op me ligt. De 2 bankkussens erbovenop. Daar komt ’t boek op te staan.
Een noodzakelijk ritueel voor boeken met 400+ bladzijdes. Ze worden te zwaar. Ik lees te weinig naar mijn zin als ik hier niet toe overga.

& Terwijl ik lees, bedenk ik me elke keer weer dat ik mezelf een t-shirt met lange mouwen had moeten aanmeten. Vooral ’s ochtends. Als de warmte van de kachel ’t pand inmiddels verlaten heeft.
’t Is zuinigheid. Zoveel lange mouwen heb ik niet. Ik wil ze reserveren voor als ik ze echt nodig heb. Ze moeten niet naar ’s ochtends vroeg ruiken als ik ze voor overdag aantrek.

Ik moet altijd aan de woorden van de hopman denken. Van lang geleden. Op kamp in ’t Robbenoordbos. Grote canvas tenten waar je met je patrouille in sliep. Bij ’t kampvuur, voor ’t slapen gaan, kwamen de tips. De levenswijsheden.
Je kon volgens hem ’t beste in je blootje in je slaapzak gaan liggen. Tegen de kou. Dat had canadees onderzoek uitgewezen. Ze hadden een groep soldaten mét kleren naar bed gestuurd, in de vriezende kou, & een groep zonder kleren. Regelmatig de lichaamstemperatuur gemeten. Zonder kleren scheen beter te zijn. De isolerende laag van de slaapzak bewees dan z’n functie. De mensen zonder kleren hadden geen last gehad van de kou.
De hopman strekte dan z’n houten poot. Richting vuur. Dat voelde hij toch niet. Hij voelde ook geen vonken op z’n broek terecht komen. Gingen we daarna over op ’t volgende onderwerp. & Even later lagen we in ons blootje, op onderbroek na, in onze slaapzak. Kleren over de slaapzakken heen.

Dus geen lange mouwen. Waar ik toch wel spijt van krijg. De hele constructie ligt bovenop me. Ik kan moeilijk uit bed stappen om een shirt aan te trekken & ’t opnieuw opbouwen. Dan ben ik al moe voordat ik de 1e bladzijde gelezen heb.
Dan word ik vervolgens moe van de kou. M’n bovenarmen & borst raken vooral onderkoeld. Op een gegeven moment straalt dat uit naar m’n tenen. Ik weet niet hoe ik dat voor elkaar krijg. Dat geheel van koude lichaamsdelen doen me verstrakken. Ik heb er geen zin meer in. & Leg m’n boek opzij.
Constructie wordt opgeheven. Ik ga op m’n zij liggen.

& Dan snap ik ’t dus niet. Ik doe wat de hopman heeft gezegd. Lig daar in m’n blootje & heb ’t toch koud. De kou van te lang lezen, maar dat zou door m’n dekbed al snel opgevangen moeten worden. Ik kruip tegen de opzij gelegde kussen aan, die dikke, die niet lekker in m’n nek ligt. Ik prop ‘m zowat m’n lichaam in. Geen kou mag mij bereiken, geen warmte van mij weg.
Een paar keer adem ik warme lucht onder ’t dekbed. Een trucje van een ex-vriendin. Zolang mogelijk ademen, totdat je je wat duizelig voelt. Zorgt ervoor dat ’t bed sneller op temperatuur komt.
Maar niks werkt. Tips & trucs van mensen van vroeger doen ’t niet bij ’t lezen van een dik boek.

Ik ga dan maar denken aan de hopman, in dezelfde kou, in een slaapzak, in een 1-persoons canvas tent. Maar met 1 been minder. Verloren als klein kind in de oorlog. Met dat stompje ligt hij in bed.
Hij voelt dat niet, die kou, zei hij. Maar hij voelde wel z’n been nog steeds. Die was er. Ook al was-ie er niet.
Waarom voelde hij dan niet dat z’n been ’t koud had? Dat dacht ik dan. & Waarom voelde hij niet dat z’n broek in de fik vloog bij ’t kampvuur?

’t Werd daardoor echter wel eindelijk wat warmer in Zijperspace.

i-meeltje

Beste mensen,

& Dan bedoel ik u allen: tot mijn spijt kan ik de meel bezorgd op mijn normale i-meel-adres, gerelateerd aan zijperspace.nl, tenminste in ieder geval die afgelopen dagen via dat adres aan mij verstuurd is, niet lezen. De server was down, zoals dat in modern nederlands dan heet. & Dat heeft nog enkele naweeën tot gevolg.
Misschien dat ’t in de loop van de dag reeds verholpen is; er wordt natuurlijk hard aan gewerkt, maar ik kan u niets verzekeren. Maar bovendien, zo voelt mijn plicht, dien ik u hiervan op de hoogte te brengen, daar ’t mogelijk is dat u de afgelopen dagen de intentie mij een meeltje te willen sturen uiteindelijk heeft gerealiseerd & een volmondig geestelijke ondersteuning uwerzijds aangaande ’t jammerlijk niet bereikbaar zijn van mijn weblog, alsook andere services mijnerzijds, geheel & al aan mij voorbij gegaan is. Gewoon omdat de meel niet bij mij terecht gekomen is.
Dat spijt mij dan zeer. Ik had graag op de hoogte gebracht geweest geworden alsook genoten willen hebben van enige belangstelling uwerzijds mbt mijn leed. Want leed is ’t wel degelijk (daar wil ik u echter niet al te veel mee lastig vallen).

Laat ik u bij deze op de hoogte brengen, benevens dus ’t feit hierboven reeds vermeld, dat ik ook bereikbaar ben onder een ander meeladres, dat begint met zijperspace, vervolgd wordt met de naam van m’n provider, zijnde xs4all; & eindigt met .nl (deze omstandige wijze van uitleggen wat mijn alternatieve i-meel-adres is, wordt mij direct ingegeven door de overdadige hoeveelheid spam die ik dagelijks mag ontvangen, welke kwantiteit ik vanzelfsprekend niet wil verhogen). ’t Bedrijf kennende dat schuilt achter dit adres weet mij elke keer gerust te stellen, gaande de mogelijkheden van internet & ’t bereikbaar zijn van eenieder die daartoe aangesloten is.

Mocht men dus nog ’t genoegen willen opvatten mij van enig medeleven op de hoogte te stellen aangaande de onbereikbaarheid afgelopen dagen, dan zou ik, natuurlijk in ’t onmogelijke geval indien ik u was, gezwind ’t toetsenbord vatten & mij hiervan kond te doen. Laat u zich echter niet dwingen door enigerlei somber stemmende berichten mijnerzijds & behoudt u zich vooral spontaniteit als voornaamste doel als motivatie aangaande dit streven.

It might be that you don’t understand the above message. Than you probably do not completely understand the dutch language. I just wanted to inform you that the e-mail-adress people normally use didn’t work, already for some days. So I couldn’t read what you all sent to me. In that case, I advise you to redirect those messages to me via the e-mail-adress I have at the provider xs4all, that ends with .nl and starts with zijperspace, which nearly always works.

I sincerely greet you all, and that sort of things but than in dutch,

Ton, the man from Zijperspace.

toekomstvel

Er ging een mevrouw een grootscheeps onderzoek doen. Ik hoorde ’t haar op de radio vertellen. Ze had heel veel mensen nodig. Nederlanders. Die haar zouden kunnen helpen bij haar onderzoek. Sterker: zonder die mensen zou haar onderzoek niet gerealiseerd kunnen worden.
’t Was vóór de tijd dat ik m’n zieleroerselen op internet achterliet. ’t Was lang ná de tijd dat ik ze noteerde in een dagboek.
Eigenlijk was ’t geen onderzoek wat die dame deed. Ze was eerder aan ’t verzamelen. Zodat mensen in de toekomst, échte onderzoekers, materiaal hadden om hun gegevens uit te halen. Ze hadden vanaf nú, vanaf ’t moment dat de gegevens verzameld waren, door die ene mevrouw op de radio, de mogelijkheid te weten hoe ’t dagelijkse leven van de nederlander er uit zag, lang geleden, of nog maar net, niet zo lang her.

Ik heb me altijd afgevraagd waarom men nooit naar de wc ging. In boeken niet, in films niet, op tv niet. Alleen bij de film van Ome Willem vroegen de kleine kinders of ze eventjes mochten plassen. Dat was de enige uitzondering. Terwijl ik er toch elke dag op zat. Als je een gehele dag in activiteiten & daaraan gerelateerde percentages uit zou drukken, zou een substantieel gedeelte van mijn tijdsbesteding opgaan aan ’t bezoeken van dat kleine kamertje. Al zou ’t slechts 1 procent zijn, ik vond ’t een significant deel van m’n dagelijkse beslommeringen uitmaken. & Ik zag niemand in de media die daar evenzo over dacht. Al zag je 100 films, niemand ging naar de wc. Al las je 100 boeken evenmin. Ze negeerden ‘t. Van Winnie the Pooh tot Sietse & Hielke, Old Shatterhand tot aan geheim agent Lennet, van Floris tot aan Brigadier Dog; ze deden niet aan toiletbezoek, zelfreflectie op een op jezelf teruggeworpen moment, een moment rust door even te zitten & tot jezelf te komen. De helden hadden geen behoeftes behalve ’t streven naar nieuwe avonturen & conflictsituaties.

Ik vroeg me af of dat ook opgenomen zou worden in ’t onderzoek. In ’t onderzoek van de toekomst, eigenlijk. Dat mensen zouden berichten over hun gang naar de wc. Wanneer & hoelang. Waar & waartoe.
De mevrouw op de radio, die verslag deed van haar initiatief, of in ieder geval van ’t initiatief waar zij deels verantwoordelijk voor was, zette tijdens haar spreektijd op de radio uiteen dat ze verhalen nodig had. Mensen moesten vertellen wat ze op een specifieke dag deden. Die ene dag in dat ene bepaalde jaar. Een dag van 24 uur. Of ze alles wilden vertellen. Wilden vertellen over de dingen waarvan zij dachten dat ’t nuttig zou zijn ’t terug te kunnen vinden in de toekomst. Als mensen in de toekomst een beeld wilden krijgen van hoe de mensen in de tijd van die ene dag leefden, welke spullen ze gebruikten, wie ze tegenkwamen, wat hun werk was & hoe laat ze boodschappen gingen doen.
Men mocht alles vertellen, als ’t maar plaats had gevonden op die ene specifieke dag. Geen avonturen, gewoon feiten.

Ik deed niet mee. Ik had geen weblog nog, ik had geen dagboek meer.
De dag van de toekomst ging aan mij voorbij. Ik zou geen geschiedenis worden. Ik werd geen geschiedenis van de toekomst.

Soms onderneem ik kleine pogingen ’t te herstellen. Dan denk ik dat ’t nut heeft. Alles wat ik schrijf. Als ik maar wat sporen achterlaat, dan heeft ’t misschien alsnog zin.
Dat ze straks in de toekomst denken: ‘Ja, we hebben wel een heleboel gegevens van die ene dag, maar er wordt in ’t verleden niets gezegd over de andere dagen.’
Waarop een jonge bevlogen onderzoeker in de toekomst zegt: ‘Ik heb een bron gevonden waarin melding wordt gemaakt over de dagelijkse stoelgang. Er wordt weliswaar geen gewag gemaakt van de ene specifieke dag, waar al onze onderzoeken naar relateren, maar er blijkt wel een duidelijke belangstelling, een zekere hyperbewustheid over de essentie van ’t alledaagse.’
Waarna hij met mij op de proppen komt. Of niet met mij, maar met de restanten die er van mij zijn overgebleven. Enkele notities, een verhaaltje hier & daar, wat stukjes tekst, een enkele uitlating, een roep, een gil, een kreet naar alles dat na mij nog komen moest.

‘Kijk,’ zegt die jonge bevlogen onderzoeker in de toekomst, ‘deze persoon heeft ’t er bijvoorbeeld over, ’t klinkt een ietwat archaïsch, maar als je even doorzet, dan kan je er toch wel bepaalde dingen uit afleiden; hij heeft ’t er bijvoorbeeld over, ik moet ’t even opzoeken, kijken, hier geloof ik, heeft-ie ’t er over……’
’t Is een jonge bevlogen onderzoeker, die blijkbaar net even de andere wegen in wil slaan dan alle gerespecteerde maar platgetreden paden bewandelende oudere onderzoekers in de toekomst, maar die daardoor, door de grote hoeveelheid materiaal verwekt op dagen anders dan die ene specifieke dag, een enkele keer door de bomen ’t bos niet meer ziet, hoewel die uitdrukking in de toekomst allang al niet meer bestaat, maar dat is niet erg, want men had allang al geen bomen meer nodig om wc-papier te produceren, daar wc-papier in een ver toekomstig verleden bij decreet verboden wordt vanwege onhygiënische consequenties.
Of zoiets. ’t Fijne weet ik daar natuurlijk niet van, want ik leef niet in die tijd.
‘Kijk,’ gaat de jonge bevlogen onderzoeker in de toekomst verder, ‘hier heb ik ‘t. Hij schrijft, & excuseert u mijn taalgebruik, maar dat is nu 1maal de wijze zoals ’t aan ons is overgeleverd, hij schrijft dat hij niet te spreken is over ’t feit dat elke wc-rol losgepeuterd moet worden. Dat als de wc-rol op is & aan een nieuwe begonnen dient te worden, dat ’t zo lastig is om ‘t 1e bruikbare velletje los te krijgen van de rol.’

Dat ’t dan toch nog nuttig is geweest, dat Zijperspace ooit bestaan heeft.

online

De stroomtoevoer, ‘t was de stroomtoevoer. Een kabeltje dat geen stroom meer doorgaf. Ronald had er wel vaker mee te maken gehad, dus hij wist waar-ie naar moest kijken.
We hadden ze van de week al even opgebeld, ik geloof dat ‘t maandag was, gevraagd of ze ‘m even wilden re-booten, maar dat bleek tot niets te leiden. De server gaf nog steeds geen Zijperspace door. Laat staan dat ik meel kreeg die door de server doorgezonden werd naar m’n account bij xs4all.
Tabe & Ronald zouden wel even gaan kijken wat er aan de hand was. Naar Hoofddorp, waar onze server geplaatst is. Co-location heet dat.
Uiteindelijk is Ronald vanmiddag in z’n 1tje gegaan, want Tabe moet ook elke dag werken. Tenminste, ik denk dat dat de reden is. Veel te druk om elke dag op de hoogte te blijven. Ronald heeft er naar gekeken & geconcludeerd dat-ie een nieuw snoertje moest aanschaffen & aansluiten.
Hij belde me op. Dat er weer allerlei lampjes branden. Dus dat zat wel goed. Als iets licht geeft, zit ‘t meestal wel goed.
Zo, dan bent u op de hoogte. Ik heb zelf in de tussentijd niets gedaan. Geen woord geschreven. Of ‘t moeten de gegevens van m’n verzameling mp3’s zijn. Die heb ik van de juiste data voorzien, overzichtelijk & accuraat. Daar had ik nu eens de tijd voor. & Als ik 1maal ergens aan begin, dan verzink ik er in. Dat heb ik afgelopen dagen dus gedaan: verzinken.
Ik hoop dat men zich niet ongerust heeft gemaakt.

Zijperspace bestaat gewoon nog steeds, nu nog de verhalen.