Niettegenstaande dat ik 1st nog had moeten leren lezen in ‘t begin van de 1e klas lagere school, was ‘t moment dat Carel, mijn 1 jaar oudere broer, ergens in de lente van datzelfde schooljaar zijn 1e Communie (met hoofdletter, meen ik me te herinneren, zo toonaangevend zou ‘t zijn voor de rest van je leven) deed & bij thuiskomst de Kinderbijbel kado kreeg, ‘t belangrijkste moment in míjn leven.
Mijn ouders hadden ‘t niet zo grondig kunnen verpesten als met ‘t kado dat ze mij ‘t jaar daarop gaven. Kinderen uit de Bijbel. Een boek van niks. Hoewel mijn belezenheid nog niet zó groot was dat ik mezelf een recensent beschouwde, maar ik had in ieder geval ‘t kado van Carel als referentiemateriaal. & Die Kinderen uit de Bijbel kwamen er bekaaid van af.
Carel heeft na zijn Communie hooguit 1 blz gelezen, waardoor ik al mijn tijd kon besteden aan ‘t beste boek aller tijden. Totdat enkele jaren later Kruistocht in een Spijkerbroek verscheen & gevoeglijk mijn debuut als lezer van dikke boeken dat podium moest verlaten. Later tijdelijk & vluchtig vervangen door een Pietje Bell, 1 van de delen van De Vijf of anders van Geheim Agent Lennet. Kaften speelden daar vast ook een belangrijke rol bij, besef ik me nu ik een sensatie bij mezelf op voel borrelen bij de poging de diverse boeken op te roepen & de voorkant gedwee door mijn geheugen wordt getoond. Een onderbuikje, die m’n vingers doen tintelen van ‘t willen graaien naar ‘t boek waar mistige flarden me enigszins mis doen grijpen.
Dat deed ik mezelf allemaal beseffen toen ik de vraag voorbij zag komen wat ‘t oudste boek was in huis.
De geschiedenis van enkelen passeerden de revue terwijl ik zoekende was. Hoe ik Lagerlöfs Gösta Berlings sage had gevonden, waarvan ik niet wist dat-ie in ‘t nederlands was vertaald. Hoe ik voor ‘t 1st om een boekaanschaf huilde toen ‘t verzameld werk van Albert Alberts tijdens transport, stomme onoplettendheid, door regen was bezoedeld. Hoe ik elke keer een nieuw deel van de Gouden Reeks bij ‘t kleine boekhandeltje op de hoek van de Utrechtsestraat ging halen, de morgen van verschijnen, ongeïnteresseerd over hoeveel geld ik nog in m’n portemonnee had.
& Tenslotte kwamen de 5 delen van ‘Fauna Germanica – Die Käfer’ voorbij, terwijl ik reeds stilstaand & ‘t boemeltreintje van passerende boeken abrupt, als dat bij zo’n slakkengangetje al mogelijk zou kunnen zijn, tot een halt kwam.
1908. Met mooie platen, maar kaften van niks. De rug van 1 van de delen bungelt er zelfs enigszins bij.
Maar ik kreeg ze op een zekere vrijdag in m’n handen gedrukt door een man die gelijkertijd zei: ‘Jij had toch belangstelling voor kevers? Deze hebben we net dubbel gekregen & ik heb ‘m al.’
Ik stond verbaasd over wat ik in m’n handen had.
‘Ach joh, anders gaat toch 1 of andere verzamelaar ermee vandoor.’
Ze staan meestentijds stil te zwijgen in de boekenschappen van Zijperspace.