Ik blijf ‘t een prachtige uitvinding vinden, de verkleinende vorm die in ‘t Nederlands vaak wordt toegepast om iets een hogere waarde van vertroeteling te geven, een grotere mate van dichtbij-het-geliefkoosd-onderwerp-te-willen-zijn-gehalte toe te bedelen of om gewoon iets kleiner te laten voordoen t.o.v. wat zich voor de rest in de omgeving bevindt.
Sommige mensen overdrijven dat, maar ondanks de overdosis die dit soort personen oplevert, blijf ik ‘lieveheersbeestje’ de perfecte vorm van verkleining in het Nederlands vinden.
Het aziatisch lieveheersbeestje heeft echter niet veel weg van een lieve heer. Hij is als exoot te gast bij ons, ooit aan tafel gezet van een copieuze dis van luizen die bestreden moesten worden, waarvan de telers wisten dat het kevertje dit lekker zou vinden, maar al gauw wilde dit beest meer en trok het de wijde wereld in.
Dat moet in Nederland niet lang na de invoering van het aziatisch lieveheersbeestje, in 1996, zijn gebeurd. De voor invoer verantwoordelijke telers waren blijkbaar vergeten dat dergelijke dieren vleugels hadden om te kunnen vliegen.
Nou heeft het me behoorlijk wat moeite gekost lieveheersbeestjes te vinden. Sinds ik een boekje heb mogen bekomen dat als veldmap gebruikt kan worden ter identificatie van de in Nederland voorkomende lieveheersbeestjes, ben ik continu als bezeten op zoek naar ze. Je hebt zo’n boekje tenslotte niet voor niks.
Maar slechts een enkele keer kom ik er eentje tegen. Dat wijt ik, m’n gezelschap dat op de hoogte is van mijn bezetenheid heeft me dat gesuggereerd, aan het slechte, want natte, weer, de harde wind, of anders mijn onwetendheid van waar ik ze moet zoeken bij zulke omstandigheden. Misschien komen ze na een regenbui wel een paar etmaal niet meer aan de bovenkant van ’t blad, bang natte voeten te krijgen.
Nat maakt immers extra zwaar, zeker in de verhouding van een druppel en het priegelig lichaam van een lieveheersbeestje.
Uiteindelijk kruiste een onbestippeld lieveheersbeestje m’n pad tijdens een wandeling in het Schinkelbos. Deze leek in de veldmap niet te bestaan. Evenals de daarop volgende 19-stippelige variant die gevonden werd op het Vogeleiland in het Amsterdamse Bos. Dat kon geen citroenlieveheersbeestje zijn, noch harlekijnlieveheersbeestje of oogvleklieveheersbeestje.
Het aziatisch lieveheersbeestje bleek uiteindelijk de enige mogelijkheid (ook voor de onbestippelde) na raadplegen van de vele wijzen die zich op internet bevinden.
Twee vondsten, beiden hetzelfde resultaat, maar door de veelkleurigheid, de vele verschijningsvormen van de soort, niet door mijzelf als dusdanig herkend.
Ondertussen geven die, weliswaar geringe, cijfers aan dat het aziatische lieveheersbeest (de vertroetelende verkleining kunnen we wel weg laten) Nederland bezig is te overheersen. Behalve een kannibaal die in diverse stadia van zijn leven volgaarne zijn soortgenoten oppeuzelt, wint het 78% van de gevechten met het 7-stippelig alsook alle ontmoetingen met het 2-stippelig lieveheersbeestje, aldus onderzoek aan de Wageningen University. Waarbij de gevolgen waarschijnlijk heerlijke maaltijden betekenden voor de overwinnaar. En een vermindering van de voor Nederland inheemse soorten.
Dit lieveheersbeest komt in oktober op witte muren zitten, bij gebrek aan rotsen zoals in zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied, en gaat daar en masse tegen en op elkaar zitten. Dat is het moment om te kunnen zien hoe divers in verschijning ‘t dier daadwerkelijk is.
Daar blijft de troep natuurlijk niet de hele tijd, de zon schijnt immers niet eeuwig achter elkaar. Het kruipt daarna de huizen in, om in een krap hoekje of spleetje 3 maanden stil te zitten en te genieten van de gratis warmte die uw behoefte aan stoken hem geeft.