#Bestaatdatnog

Er bestonden eens voorwerpen, gewoontes, maar ook personen die op een gegeven zo alledaags waren dat je er niet over na ging denken dat ze mogelijk ooit niet meer op ‘t aardse zouden rondwaren. Waardoor ze als vanzelfsprekend op de reservebank van je geheugen werden geplant van mogelijke informatie die altijd voorhanden moet zijn, want als die vanzelfsprekendheid niet aanwezig is, ‘dan stort mijn beeld van de wereld in elkaar’.

De laatste tijd bekruipt mij echter een bepaalde verwondering mbt die personages, fenomenen dan wel gebruiksvoorpen waarvan ik lang niet had gehoord. Bekruipen is wellicht ietwat sterk uitgedrukt, hoewel ‘t zich wel voordoet als een langzaam realiseren dat ‘t fenomeen de hele tijd op die reservebank heeft gezeten, maar daar ondertussen is overgegaan tot een vluchtige entiteit die ‘t goed zou doen in 19-eeuwse spookverhalen. & Dat langzame beseffen zet zich op een gegeven moment voort in ‘t idee dat iets wat zolang uit mijn bewustzijn is geweest, uit mijn vanzelfsprekende dagelijkse wereld, dat ‘t dan toch raar is, bevreemdend haast, dat zoiets zich nog steeds doet gelden bij een select groepje mensen die ‘t artikel nog steeds regelmatig aanwenden, de voormalige bekendheid zo af & toe op straat begroeten of zich de gewoonte van ooit nog steeds in hun dagelijkse rituelen hebben geïncorporeerd.

Vanochtend was ik bijv verbaasd over ‘t stilzwijgend door blijven strijken van de strijkbout. Daar zou een mens toch van denken dat deze alleen nog wordt gehanteerd door bijv een stomerij (ik betrap me ook bij dit woord op de bedenking of zoiets nog wel bestaat…) bij ‘t kreukvrij krijgen van een kostuum?

Wordfeud? ‘t Meest verfoeide spelletje ooit, dit vanwege ‘t hoge verslavingsniveau, de immer irritante betweterige tegenstanders die je meestal niet rechtstreeks in de ogen kon kijken noch verrot kon schelden, waar bovenop ‘t besef kwam dat iedereen in NL (& daarbuiten) daar die dag mee bezig was & ‘t zelden voorkwam dat je nog een normaal telefonisch gesprek kon voeren.
Maar ook ‘t spel dat gelukkig net niet verslavend genoeg bleek, waardoor, dacht je, de gehele bevolking met gemak succesvol een zelfopgelegde afkickperiode had meegemaakt. Niemand had ‘t er meer over, dus was ‘t vast opgeheven. Dacht je niet bewust, maar zo voelde ‘t wel, enigszins geruststellend op de achtergrond sudderend.
Bleek niet zo te zijn. Er werd me laatst verteld dat ‘t herwaardering gekregen heeft door de ‘intelligente lockdown’ waar we ons nu in bevinden.
Schrap die intelligentie uit die opsluiting dan ajb. Ik vond ‘t mijn intellect verschrikkelijk confronterend teniet doen doordat ik tijdens die verderfelijke verslaving bijna altijd verloor, waar ik tijdens mijn jeugd Master of Scrabble was te huize Zijp.

Weet je niet hoe laat ‘t is & om 1 of andere reden kan je ‘t beeldscherm van je mobiel niet aflezen? Er bestaan tenslotte nog steeds blinden, slechtzienden & ook eenzamen des harts die een enkele maal een neutrale stem willen horen berichten in welk tijdsmoment wij precies leven & gedienstig geholpen worden door een schijnbaar levend wezen die gewoon door was gegaan met de volgende piep, middels ‘t nr 0900 8002.

Om niet te zwijgen over hockeyers die ergens in NL werkelijk op écht gras spelen, waar ik van achter m’n volkstuin gelegen hockeyveld heb geleerd hoe kunstgras zeer zorgvuldig over een periode van minstens 6 weken, ze doen er coronacrisislang over, uit div lagen div materiaal wordt geconstrueerd.
Of, ook weer corona-gerelateerd, dat we niet wisten dat de lucht zó blauw kon zijn dat ‘t zich ook ergens anders kon voordoen dan op met minuscuul dunne kwastjes zorgvuldig op de mm afgestofte schilderijen van onze Gouden Eeuw.

De eerste presentatrice van ‘t Jeugdjournaal Leoni Jansen kwam ik laatst tegen, weliswaar op Twitter, maar ze zei iets, werkelijk waar, in geschreven woord. Haar portret stond er als bewijs naast & die kon ik zowaar nog herkennen.
Dat ik me dan ga afvragen, gewoon uit willekeur van wat me te binnen schiet, zou die vroegere presentator van AT5, die later burgemeester van A’dam wilde worden…
Zou die ook…?
Nee toch? Echt?

Zijn er ook nog dingen die alleen maar ‘bestonden’ in Zijperspace?

Thrillseeken

Degene die bovenstaand woord voor ons naar ‘t NL heeft omgezet hadden ze terug naar de peuterspeelzaal moeten sturen, om van begin af aan z’n moedertaal weer eigen te maken. Dat z’n taalgevoel, z’n affiniteit ermee, mogelijk een andere kant op had kunnen gaan, wat meer geneigd naar mooi & inventief & mogelijk een ietsje, hoeft maar een pietsie klein te zijn, van waardering te verkrijgen voor waar hij de uitspraak van ‘Dada’ vandaan had.

‘t Is echter te laat. De nederlandse vervoeging van ‘t outlandos werkwoord is dermate ingeburgerd dat ‘t mij zojuist 538 resultaten opleverde met ‘t welbekende uw online leven voor een groot deel beheersende oorspronkelijke zoekbedrijf, waarbij bungeejumpen, kitesurfen, Walibi bezoeken & een puzzel oplossen strijden om de 1e plaats.
Dan kan ik ‘t net zo goed ook zelf gebruiken voor ‘t beschrijven van mijn binnenshuiselijke avonturen. Dat laatste klinkt al heel wat kuiser & intiemer dan de titel van deze post, maar ik had toch even een vergrotende trap nodig voor de angsten die ik dagelijks doorsta, maar elke dag weer geneigd ben op te zoeken.

Tot voor kort was ik me iedere ochtend ten volle bewust van een groot risico waar ik me aan blootstelde zo vlak na ‘t bereiden van mijn ontbijt. Voordat ik me nl behaaglijk kon neervlijen in m’n behaaglijke bureaustoel met lichtelijk versleten zitting plus dito overtrek die zijn oorsprong heeft in kussenslopen (hé, daar heb je ze weer, denkt de regelmatige voorbijganger) door moeders geknipt, gezaagd & op maat genaaid, waar restmateriaal van over was gebleven, dus (recapitulerend): vlak voor ik ging zitten om te gaan ontbijten, moest ik naast de maaltijd ook de thee heelhuids van de keuken naar de tafel voor m’n beeldscherm zien te brengen.

Ik had me daar een aardige truc voor aangemeten. Niet zo groots als men doorgaans van trucs van goochelaars zou verwachten, maar in mijn naïeve beleving me toch als een Robinson Crusoë (tot een soortement vrouwelijke Vrijdag zo nu & dan mij tijdelijk komt storen in dat gevoel) in mijn eigen huis gevoeld, dat ik elke dag een bepaald gevaar liep door ‘t steeds weer opnieuw te proberen. Wetende dat ‘t op een gegeven moment toch eens fout zou moeten gaan: de theebeker balanceren op ‘t deksel van de thermoskan, daarbij de keukendeur openend (met links; rechts is beter in evenwicht & balans te bewaren), ook weer sluitend, hierbij een halve draai makend => halve draai terug, bochtje richting huiskamerdeur, zelfde ritueel, maar met minder klem bij openen & sluiten, reiken naar hete beker, wetende dat ik enkele seconden had vooraleer ik m’n vingers zou branden, thermoskan rechts wegzettend, beker links, zorgvuldig dicht bij ‘t reeds klaargezette ontbijt (stiekem een duwtje tegen toetsenbord, zodat deze de muis wakker schudde die door deze beweging ‘t beeldscherm weer zou activeren).

Zoals ik al schreef: dat moest eens fout gaan. & Dat ging ‘t dan ook. Al voordat ik de keukendeur had bereikt.
Ik bespaar u de troep.

De vraag is echter waarom ik mezelf elke keer moest tarten met ‘t risico dat de beker zou vallen?
Daar wil ik niet te veel over uitweiden, maar denk er even zelf over na.

Niet lang daarna is de bewuste thermoskan, waar ik ook ‘zelfbewuste’ had kunnen gebruiken, op jammerlijke & onverklaarbare wijze van zijn plek, of ‘troon’ (klinkt ook leuk), gevallen & komen te overlijden aan een gebroken binnenwerk, waardoor hij de warmte niet meer binnen kon houden & ik ‘m uit z’n jarenlange dienstverband heb moeten zetten.

Sinds kort heb ik een ander dagelijks ritueel waarbij dezelfde vraag me elke dag te boven komt. Kort samengevat met: ‘Waarom?’
Ik heb mezelf een boek/slash/tijdschriftenrek kado gedaan voor op ‘t toilet. Voortaan kan ik met hoge nood gewoon op de wc aanschuiven, waar ik eerder in dat soort gevallen altijd in lichte paniek nog even iets te lezen moest zoeken, me neer kon zetten, maar terstond de broek weer omhoog moest trekken om de leesbril erbij te gaan betrekken.
Dat heeft me wat benauwde situaties opgeleverd die vast al eerder zeer illustratief door een franse filmer in beeld zijn gebracht, zodat ik de beschrijving weg kan laten van half hangende broek die een sleepse tred noodzakelijk maakt, gelijk met de tergende angst in blik de bril niet op de juiste plek terug te vinden.
Om dit te ondervangen hangt er naast, nee: ónder die tijdschriften hangt 1 van m’n reserve-leesbrillen. 1 Poot gehaakt aan ‘t rekje. Binnen handbereik. Ik heb ‘t uitgemeten: 30 cm van ‘t midden van de pot.

Ik neem ongelooflijk veel risico, waarlijk hemeltergend, als ik 1st opsta & dan pas de moeite neem, vooraleer doorgetrokken te hebben, de bril terug te protsen op z’n plek.

Nee, niet de wc-bril van Zijperspace.

PS: Bij hoge uitzondering zie ik mij genoodzaakt een afbeelding ter illustratie van deze thrillseekende situatie toe te voegen:

Keller-im-park

We gaan 16 flessen duits bier kopen bij de Druif. Meeneembier, van de tap & van de fles. 1½e Meter afstand dient de rij zich te vormen, maar ik ben nr 3, dus ga ik relaxt aan de zijkant wachten. Geeft me de gelegenheid nr 4 & wat volgt gedag te zeggen: allemaal bekenden. Duitse bierliefhebbers zijn als motorrijders in ‘t herkennen dat ze moeten groeten.
Als mijn beurt is geweest, past de rij inmiddels niet meer op de stoep voor ‘t café. Tappen in fles is een moeilijke techniek, zeker aan ‘t begin van een vat vergt ‘t tijd.

Mijn beoogde tafel in de Brettenzone voorbij Westerpark is vrij. Een man die een plasje heeft gedaan op onze openbare urinoir van de komende uren zegt dat we vooral moeten gaan zitten terwijl hij z’n fiets weer oppakt.
Dat zitten duurt nog wel even. Uitpakken, her-inpakken, shirts uit vanwege de volle zon, tot een enkel laagje genoeg beschutting geeft, koelboxen & daar de koelelementen opnieuw in positioneren, bierpullen zoeken, 1e bier uitkiezen, uitschenken, proosten.
& Dan is zitten al niet eens belangrijk meer.

Keller drinken we. Löwenbräu, uit Buttenheim, Oberfrankenland, Beieren.
Ik heb ‘t shirt aan van z’n buurman: St. Georgen Bräu. Nog geen 200 m zit er tussen deze brouwerijen.
‘Buttenheim is ook de plaats waar Levi Strauss vandaan komt.’
Ik wijs naar de spijkerbroek van Patrick.
Maar dan moet ik ‘t over Löwenbräu hebben. & Wat Keller is.

Elke brouwerij heeft een Keller, vertel ik. Oorspronkelijk was dat een gat in een heuvel, of eigenlijk een berg, waarachter ‘t bier van de brouwerij ter opslag lag. Lekker koud, goed constant. Daar konden mensen op een gegeven moment hun bier komen halen. & Dan werd zo’n plek in een warme zomer vanzelf populair.
Wat wij een terrasje noemen, werd daar een Keller. Vers koud bier uit de berg & daar kon ook nog wel wat eten bij. Dus kwamen er vanzelf tafels & stoelen.
& Dan is ‘t handig om ‘t uit stenen pullen te drinken, blijft ‘t langer koel, met deksels om ze af te sluiten, tegen de vliegen.

Maar, vergeet ik er bij te vertellen, pas 2 dagen later kom ik er op, bij de Löwenbräu Keller, vlak buiten ‘t dorp, efficiënte keuken, je bestelt, er wordt geschreeuwd, je bier staat tijdens ‘t doorgeven van die bestelde maaltijd klaar, binnen 5 min moet je terugkomen om de maaltijden op te halen; maar, vergat ik er dus bij te vertellen: op die bloedhete landklimaatmiddagen van Beieren was ‘t een verademing om in de contreien van ‘t opgeslagen bier, onder de grond van de berg, je plasje te kunnen doen. Daar waren de wc’s gebouwd. & ‘t Water uit de berg zou dan je handen wassen, durfde ik te geloven.
Koude vingers kreeg je ervan, dat maakte ‘t nog meer de moeite waard.

Heimwee naar buiten Zijperspace, kan dat dan?

Sloopheimwee

Ik heb ‘t vermoeden dat de uitdrukking eigenlijk niet bestaat, maar toch lijd ik aan kussensloopheimwee.
‘t Voelt als een urgent verlangen terug te kunnen keren in een wereld waar alles ter ondersteuning van mijn hoofd in liggend comfort ooit eens werd omhuld door bloemetjesslopen. Liefst in een ordentelijk groene teint, maar frivool geel zal ook wel passen in mijn leven hier in ‘t weloverwogen combineren van deze voorjaars-tedere kleuren gedurende reis richting dromenland.

Ik meen er last van gekregen te hebben toen ik op de Noordermarkt, ‘t alhier in de maandagochtend gevierde marktwezen, een verkoopster tegen ‘t lijf liep die zich blijkbaar gespecialiseerd had in ‘t aankopen van stofjes uit voormalige oostbloklanden. Heimwee was geboren waar ik niet wist ooit eerder met bloemmotief onder mijn dierbaar hoofd geconfronteerd te zijn geweest.

‘t Mag ‘spring’ zijn geweest, zo uitgedrukt om te beschrijven dat lentekriebels op commando hoog sprongen in onstuitbaar zonneverlangen, van sprankels & twinkels, er plots ook bij inziend, in laatste instantie, bij thuiskomst, met ong een kilo aan stof, dat dit werd veroorzaakt door een bij haar aankoop daar in ‘t voormalig communistisch alternatief uitscheiden van feromonen, die mij vervolgens noodlottig behepte met een hemsjuk (zweeds) of een heimat (duits, maar subtiel anders in betekenis), mij beiden in deze hoedanigheid tot dan toe nog onbekend.

Ik wist niet dat ‘t op dat moment zo werkte, gewerkt heeft, maar bij ‘t zien van mijn kussenslopen, ‘t hoofd van mij daar, zijn contouren er in omlijnd door de jaren heen, dat mij een beeldloos imprint geschapen werd, getekend door de verschijning van die vrouw die mij voor een habbekrats een tedere opvang van mijn hoofd heeft bezorgd.
Jaren ’50. Waar wij geen van beiden in waren geboren, maar wel blijkbaar een noodzakelijke behoefte aan hadden opgebouwd. Met bij voorkeur gekleurd in voornoemde tonen, onze vermoedelijk wederzijdse dromen waardig.

Ik meen te geloven, nee, meen zelfs te weten hoe zij ruikt & dat als ik haar naam hoor die altijd al wist. Ze heet niet als de herkomst van die ontwerpen, eerder van enkele jaren daaraan voorbij, maar een vleug van de erfenis van toen meedragend. Als Floor, Rietje, of een langslepend An-na-bel-le, zo lang mogelijk trillend na afloop van ‘t moment van de-mond-uit-ge-ademd. Als een zacht ruisend zwijgen.

Ik kreeg toen nog muntgeld terug, de herinnering is gelijk een foto van polaroid, die ik nonchalant, ‘t mag een zwart-witte film zijn geweest die dit klankbeeld schaapt, kon laten galmen als was ‘t nagesynchroniseerd op de verschijning van m’n knokkels door de broekstof heen. & Terwijl ze rinkelden als die eerder genoemde sprankels & twinkels ik geboren werd met een nieuw geluid & een nieuwe lach om bij elk ontwaken naar uit te kijken.

Nooit meer gezien.
De kussens zijn sleets.

Mijn hoofd verzonken in steelse dromen buiten Zijperspace.

Lantaarnpaalverhaal

Ik kan overal over schrijven.
Waarom doe je dat dan niet?
Omdat iemand 1st iets tegen me moet zeggen.
Dat je moet schrijven?
Nee, wat ‘t onderwerp moet zijn. Dan gaat m’n hoofd vanzelf wel aan de gang.
& Nu is er een luchtledigheid omdat niemand iets suggereert?
Nou, dat ook weer niet. Als ik iets tegenkom, dan kan ‘t ook zomaar gebeuren dat er als vanzelf een tekst ontstaat. Probleem daarbij is dan vaak dat ik ‘t wel moet onthouden.
Dus je zit op de fiets, komt een lantaarnpaal tegen & je hebt een verhaal dat je thuis weer kwijt bent…
Nou, ‘t is natuurlijk niet alleen de lantaarnpaal. Die lantaarnpaal vraagt ook om een spontane associatie. Bijv dat mijn broer me ooit aan de hand heeft geleid op terugweg van de wekelijkse gymavond bij OKK.
Wat is dat?
Oefening Kweekt Kunst, onze gymvereniging, waar je tegenwoordig turnvereniging zou zeggen. Als ik over dat soort namen als OKK nadenk, waar ik in m’n jeugd doodgewoon mee ben opgegroeid, komen bij mij altijd van die nazi-beelden te boven. Terwijl ik daar doodnormaal in de jaren ’60-’70 met mijn tenger lijfje verpakt stond in een strak gymbroekje met daarboven een dito wit hemd. Hemden, hempjes zeiden wij, droegen we toen ook nog onder onze dagelijkse kleding. Dat kan je je toch niet meer voorstellen in dit t-shirttijdperk waar alleen boven de leeftijd van 75 zo’n wit onderhemd nog usance is.
Niemand gebruikt ‘t woord usance meer voor ‘gewoonte’, Ton. Dat is een woord dat jij, zoals ouden-van-dagen hun onderhemd, uit die tijd hebt meegenomen.
Maar ‘t is wel een mooi woord.
Ja, & die bruinversleten hemden van oude mannetjes ook. Wat was er nou met die lantaarnpaal? Die bestaan nog steeds & ik begrijp je als je dat woord gebruikt.
Oja! We speelden blindemannetje. Waarbij we ieder de helft van de weg van OKK..
Oefening Kweekt Kunst.
Ja, dat weet ik; heb ik je net verteld. Ieder de helft van de weg speelden we blind & de ander moest dan je hand vast houden voor ‘t geval dat je iets te veel afweek van ‘t pad.
Spannend.
Nou, ‘t was helemaal mijn bedoeling niet om ‘t spannend te maken. Ik wilde gewoon eens meemaken wat ‘t was om blind te zijn. Daar had ik ‘t voor verzonnen. & Carel vond ‘t een goed idee.
Ok, niet spannend. Vertaal maar een ander lantaarnpaalverhaal.
Nee, ik ben nog niet klaar. Ik loop nog geen 100 meter, nou ja, 100 meter… Misschien verzin ik dat nu wel. Ik was toen klein, zo’n 8 jaar, denk ik.
Toch zou ik graag een ander lantaarnpaalverhaal horen. Of maak ‘t anders korter.
Goed.
Dus?
Na 100 meter stoot ik keihard m’n hoofd! Ik dacht dat ik een bloedneus had. Maar kon 1st niets zien van de klap. Misschien was er ook bloed. Ja, er was bloed, want ik moest thuis een tijdlang m’n neus dichtgeknepen houden. & Carel lachen. ‘Ik vond ‘t al niet zo’n goed idee,’ hikt hij tussen mijn bloeddruppels door. ”t Was een hartstikke goed idee,’ stuiter ik door de pijn heen. ‘Hoe kan ik nou tegen die paal aan lopen?’ ‘Omdat we blindemannetjes speelden.’ ‘Ja, maar jij kon toch zien waar we liepen?’ ‘Huh? Ik had toch m’n ogen dicht?’ ‘Nee, ík had m’n ogen dicht, want ik had ‘t verzonnen.’ ‘Ja, maar jij verzint altijd alles, dus vond ik dat ik nou eens een keer mocht beginnen.’ ‘Maar dan had je dat toch moeten zeggen?’ ‘Ja, maar dat doen we altijd zo, jij verzint alles, mag daarom beginnen & daar ben ik ‘t niet mee eens & daarom begin ik uiteindelijk altijd.’
Oja, dat is een soortement ontluikende democratie voor 2 personen.
Carel mocht altijd beginnen omdat-ie de oudste was. Ik geloof dat ik daar rekening mee had moeten houden. Of anders had ik moeten stoppen met nieuwe spelletjes verzinnen.

Geen broers in de buurt van ‘t rijk-alleentje Zijperspace.

Pestotapenade

Als er zich iets voordoet dat als een eenheid kan worden beschouwd, schrijf je dat volgens mij als 1 woord. Een broodwinkel is niet ‘brood’ & dan met een spatie ertussen ‘winkel’ & evenmin kan je in ‘t NL schrijven (hoe je ‘t uitspreekt, dat is een ander ding, maar toch oppassen dat je geen spaties gaat ademen) over onderbroeken_lol. Dat moet gewoon onderbroekenlol zijn.
Een Hemaworst is een begrip, dus lijkt me vanzelfsprekend aan elkaar. Maar de Hema-verlichting is dat niet; dan vind ik ‘t dus niet raar om in dat geval een streepje te gebruiken.

Goed, dan zijn we nu bij pestotapenade aangeland, want dat heb ik dit stuk als titel meegegeven. Zie helemaal bovenaan daartoe & nu verder niet zeuren meer, want ik ben aan ‘t woord. Al is ‘t met een toetsenbord, men dient er rekening mee te houden dat ik hier alleenheerser ben & zodoende mezelf de bevoegdheid heb gegeven om onwelvoeglijkheden mbt spelling, streepjes, woordkoppelingen, spaties, uitdrukkingen, begrippen, underscores (liggende streepjes), aanhalingstekens, etc in de reacties weg te censureren of anders mensen van buiten Zijperspace dictatoriaal de mond te snoeren.

Nog een regel die hier geldt: pestotapenade hoef je niet per se met basilicum te maken.
De arme sloebers mogen wat mij betreft, zij ‘t met beleid (bijv in de vorm van slechts 1 of 2 blaadjes per plant, maar zelfdenkzaamheid is ook een goede leidraad), ‘t park of bos in trekken om bladeren van andere planten dan ‘t traditionele ingrediënt te plukken.
Maar daar wil ik wel bij benadrukken dat als je op dit moment daslook gaat plukken, je er rekening mee moet houden dat je er behoorlijke buikloop aan kan overhouden. Zo gauw dit plantje nl gaat bloeien worden de bladeren giftig.
Mensen die dus over wildplukken schrijven zouden verplicht moeten zijn deze informatie toe te voegen aan hun olijk artikeltje over de overvloed aan daslook in bepaalde parken in april & wat dat voor lekkere tapenade kan opleveren. & Nu.nl hoort eigenlijk de verplichting te hebben teksten waarin dit ontbreekt correct te  redigeren.

Maar voorbij ‘t seizoen van daslook bestaat er ook nog zoiets als look-zonder-look. Waarbij de naam probeert te vertellen dat deze plant niet tot de lookfamilie behoort (ui, prei, knof-, das, kraai-, berg-, moes- & bieslook zijn wel neefjes & nichtjes van elkaar), maar wel lookachtig ruikt. Geen angst voor giftige bladeren tijdens bloei; look-zonder-look is profiteurs van z’n bladeren blijkbaar minder vijandig gezind.

Mochten er grote hoeveelheden zevenblad (herkenning is een kwestie van tot 7 tellen bij de grote exemplaren & de vorm vergelijken met kleinere, dan heb je al snel door wat op ‘t bord terecht mag komen) in je tuin groeien dan heb je jezelf een volgende mogelijkheid tot pestotapenade kado gedaan. Zelfde recept als bovengenoemde varianten.

Wat u nog meer moet doen naast blaadjes plukken & niet luisteren naar Nu.nl?
Pijnboompitjes (lichtjes aanbakken: wel bruin, niet zwart), knoflook, olie, voor de pit rode peper, zout & zwarte dan wel witte peper plus nog wat groene olijven; dat prop je allemaal in de mixer & men heeft wat lekkers om tussen ‘t sneetje brood & de kaas te plakken of anders de pasta mee te behangen.

In Zijperspace heeft men uitgevonden dat als de mixer daadwerkelijk mixt ‘t beste resultaat bereikt kan worden.

Tuin (VIII)

Ik begrijp nu hoe ik de tuinslang góed kan laten functioneren. Zonder al te veel lekken. ‘t Beetje dat evengoed niet via de slang in de tuin terechtkomt, druppelt nu in een grote teil onder de kraan. Ze gebruiken die uitvergrootte handtasjes ook wel in de bouw, zijn lekker soepel & je kan de 2 handvatten tezamen in 1 hand houden zodat er een tuitje ontstaat.
Mooi groen kleurt mijn exemplaar. Daar kan je mee over straat. Alleen is z’n bewegingsvrijheid beperkt tot de tuin.
Dus de lekresten komen zodoende alsnog in een gieter terecht. Voor als de sproeier klaar is met overzichtelijke regio’s van de tuin van droog grijs naar nat zwart te bevlekken, ik klaar ben met ‘t bouwen van een koelkast & de handtastteil tot ‘t nokkie gevuld is.
1st Afschuimen (= barmanlatijn) met een afwasteiltje (zie later onder ‘rug’).

Koelkast:
– graaf een gat in een onbenullig hoekje, dicht in de buurt van waar je geregeld bier drinkt.
– gooi een grote pot leeg; voor de vrijgekomen plantjes is  in deze tuinontwikkelingsfase altijd wel een bestemming te vinden, aarde evenzo.
– tijdens ‘t graven regelmatig kijken of de pot past: hij moet er in z’n geheel in & uiteindelijk een tegel erbovenop (pot dient een opening van tegelgrootte te hebben) op grasniveau.
– stuur foto’s naar degene die er niet is, dat geeft nog meer voldoening, vooral als er een foto bij zit van ‘t uiteindelijke resultaat: pot gevuld met flessen (nog warm) bier.
– volgende dag testen of-ie werkt.

Voor de rest is de tuin vooral een zware belasting van m’n rug. De japanse duizendknoop is de hoofdoorzaak. Uren achter elkaar gebogen de grond tot een diepte van 50 cm aftasten op wortels. De kluiten verkruimelen om te zien of er nog afgebroken deeltjes ertussen verborgen zitten.
Autisten zijn goed in langdurig eentonig werk, lees & hoor ik overal, maar ik laat me afleiden door een slechte opbouw van m’n rugspieren & de van kinds af mezelf verkeerd aangeleerde lichaamshouding.

Terwijl de helft van de burgerbevolking de persconferentie bekijkt loop ik m’n rondje gieter. Dankzij de sproeier niet zo uitgebreid.
Ik trek een laatste blikje open & tussen de slokken door beschouw ik.
De inmiddels weer grijze vlakken van straks groen gras.
De paden van geelbruine houtsnippers die vrouwtje merel op zoek naar voer gestaag doet verbreden.
De tulpen, zo onnatuurlijk fel, van geel via rood naar paars, maar bemoedigend de kale ruimte vullend.
De geknotte kromme wilg die alweer groen begint te spruiten.
Ik rek m’n eigen wilgenrug & zal morgen wel weer herbeginnen. Genezing duurt tegenwoordig nog niet eens een etmaal.

Morgen vieren we de koelkast in Zijperspace.

Instaspaced (XIX)

Deze is niet voor de mooi (hoewel deels wel, & dan niet alleen vanwege de tekening van de in elkaar schuivende schubben, maar ook de groeven van m’n huid), maar vooral voor de vraag of men zich wel eens heeft afgevraagd hoe insecten blijven hangen op voor ons ogenschijnlijk gladde oppervlaktes hoeveel Beaufort wind men er ook op zet & in een later jaar, een bedaagder seizoen & een ietwat voorbij de 1e kraaienpoten in de ooghoek, zulk een teentjes voelen dribbelen, waar een dribbel al niet meer kan bestaan, over ‘t aanwijzend vingerlid?

Geen voornaam woord in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XVIII)

Zou deze smaragdlangsprietmot zich voelen als Mozes nog 1maal bovenop de berg Nebo neer kijkend op zijn volk voordat hem een 1e & enige blik gegund werd op ‘t Beloofde Land, maar waarbij deze mot haar van wangedrag verschoonde nakomelingen in eitjes nog een nachtkus zendt om zelf gewoon te verschrompelen tot, niet meer voor ‘s mens ogen zo mooi: een hoopje schroot, nou ja, van smaragd dus, dat wel (waar is die vraagteken gebleven…).

Want we zijn er zo verzot op in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XVII)

Normaliter zou ik een foto met deze kwaliteit niet snel publiceren, maar de doorzet van de sliding die nog net in beeld gevangen is, de groeven die de sporen van ‘t 6-potige tactisch spel benadrukken & de verbaasde blik over een dergelijk antropomorf taalgebruik, dat kon ik anderen niet onthouden aan ‘t eind van dit schaatsseizoen.

Bestaat dat nog een schaatsseizoen in Zijperspace? #bestaatdatnog

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)