groeten

Ik ben bang dat ik er niet aan toekom, vandaag. Ik heb ’t te druk. Ik heb de laatste 100 blzs bereikt. Ik kan wel een stukje gaan schrijven, maar m’n gedachten worden steeds afgeleid door ‘tgeen er nog meer zal gaan gebeuren.
Gisteren kon ik op een gegeven moment niet meer lezen, omdat m’n nek stijf werd. ’t Veroorzaakte een knallende koppijn zogauw ik m’n hoofd links of rechts bewoog. Ik kwam er echter achter dat dit niet ’t geval was als ik in bed verder las.
’t Nadeel daar weer van was dat ik geen biertje erbij kon drinken of al helemaal geen bakkie thee. Bovendien raakten m’n armen op gegeven moment lam. De spier in m’n rechterarm voelde aan alsof-ie 2 dagen lang kratten had staan sjouwen. Bij m’n pols tintelde ‘t.
Zitten achter de comp lukte ook al helemaal niet, want dat vergde precies de houding die m’n nek niet meer kon velen. Toch maar door blijven lezen tot 1 uur ’s nachts.
Vanochtend gewekt door de bouwvakkers om 8 uur. Onmiddellijk verder gegaan.
’t Probleem is dat ’t nu uiteindelijk echt spannend is geworden. ’t Boek kan niet meer losgelaten worden. ’t Feit dat ik dit nog schrijf is omdat ik vind dat ik ’t niet kan maken geheel niets van me te laten horen.
Bij andere boeken word ik tijdens ’t lezen nog wel ‘ns afgeleid door gedachtes over wat te gaan schrijven. Maar helaas nemen de laatste 200 blzs me teveel in beslag. Geen gedachte aan iets anders komt in mij op. Of ’t moet m’n ontbijt zijn, anders thee. & ’t Feit dat ik straks naar m’n werk moet.
Geen verhaal derhalve.

Slechts de groeten vanuit Zijperspace.

zwijg

Ik duwde de fiets achteruit naar buiten. Tussen de haldeur & de voordeur door. M’n maag maakte massieve bonkende geluiden, of zo voelde ‘t in ieder geval, terwijl ik de fiets zo manoeuvreerde dat er ik de verf aan de deurposten niet beschadigde. Er zat geen cm speling in m’n maag nadat ik ‘m gevuld had met Meti speciaal van de surinamer. Toch moest ’t zich voegen naar de fietstocht die ik ging ondernemen.
Ik hoorde gestommel achter de deur van de buren. In ’t trappenhuis kwamen benen naar beneden gestommeld. Terwijl ik mijn deur afsloot, ging de ander open. Suze & Nico kwamen tevoorschijn.
‘Zo,’ zei Suze, ‘moet je aan ’t werk?’
‘Nee,’ antwoordde ik met sip gezicht, ‘maar ik ga wel naar m’n werk.’
‘Je hoeft niet te werken, maar je gaat wel naar je werk?’
‘Ik heb m’n boek laten liggen,’ verklaarde ik.
‘Oh, Potter,’ concludeerde Suze, terwijl ze zich voorover naar haar fiets boog.
Nico ontkoppelde ondertussen zijn fiets van de verkeersbordpaal. Ze keken me aan. Geïnteresseerd. ½ Lachend. Blikken die je steeds weer tegenkomt als mensen merken dat je aan dl 5 begonnen bent.
‘Weet je al wie er dood is?’ vroeg Suze.
‘Nee, ik ben net over de helft.’
Ik stapte op. Wendde m’n hoofd nog ‘ns. Om gedag te zeggen. Op ’t moment dat ik terug naar voren wilde kijken, passeerde m’n blik die van de overbuurvrouw.
Met haar dikke lichaam bukte ze moeilijk voorover om iets voor haar deur weg te halen.
‘Ik weet ’t wel,’ kakelde zij onderwijl lachend.
Ze straalde er bij.
Stomme trol, dacht ik.
‘Mond dicht,’ riep ik naar haar & spurtte ervandoor.

Men eist dodelijke stilte in Zijperspace.

teen

Ik lag in m’n bed & moest met m’n teen de deurpost zien te raken. Zonder mezelf die kant op te verschuiven. Ik strekte m’n been, m’n tenen plat in de richting van ’t hout van de deurpost. Pogend, strekkend, reikend, nog wat platter, om vervolgens te concluderen dat ook m’n been langer moest worden, verlengd, om ’t te kunnen bereiken. M’n billen werden dunner, egaler, zodat ook zij hun bijdrage aan deze nobele taak konden leveren. Waarna ook m’n rug zich strekte. In elke wervel bleek wat extra speling te zitten.
& Eindelijk, m’n hiel schuin gekanteld & m’n hoofd met de nek plat tegen ’t kussen aangedrukt, wist ik ’t doel te bereiken: lichtjes raakten ze elkaar aan. ’t Koude hout afkoelend tegen de tenen die de hele nacht onder dek hadden gelegen.
’t Doel was bereikt; ik trok m’n lichaam terug in bed. Ik keerde me om. Om weer 5 minuten later te ontdekken dat ik verder geslapen was.

Sommige dingen zijn zo onzinnig, dat ’t bijna niet mogelijk is ze onder woorden te brengen. Van een onbenullige banaliteit, suffigheden die zich slechts in hoofden afspelen, waar niet over geschreven wordt, niet over geroemd. Al eeuwen niet.
Ik heb me jarenlang af zitten vragen, als klein kind, waarom mensen niet naar de wc gingen in boeken, in de bijbel, op tv, of in films. Toch zeker 1 % van mijn dagelijkse tijd per dag besteedde ik aan ’t toiletbezoek, was in zekere zin daardoor belangrijk voor me, maar ik zag dat moment van zelfbeschouwing, zelfaanschouwing zou men ’t ook kunnen noemen, nooit terug in enige vorm van literatuur. Al ’t triviale wordt al sinds jaar & dag ontweken in ’t beschrijven van de wereld op fictieve & non-fictieve wijze. ’t Moeten grote sensaties zijn, wil ’t uitnodigen tot bespiegeling, wil ’t aangeven dat de grote gevoelens, de grote thema’s er op van toepassing zijn. Sex, jaloezie, vriendschap, geweld, bekoring, verval, liefde, dronkenschap & roes. Al dat soort dingen. Zelden heb ik iemand zien beschrijven hoe de grote teen de deurpost aanraakte. Wat verder niets te betekenen had. Gewoon, omdat ’t moest, raakte de grote teen de deurpost. Verder niet. Niemand was erbij. De grote teen raakte de deurpost. ’t Kan niet vaak genoeg gezegd worden. Bij gebrek aan ‘t feit dat ‘t ooit eerder vermeld is. ’t Was onvoorstelbaar van grootse nietszeggendheid. Er klonk dan ook geen applaus. De grote teen raakte de deurpost. Nadat ’t lichaam zich op een ongelooflijke manier had uitgestrekt. Enkele minuten ervoor had ’t hoofd van ’t lichaam zich niet voor kunnen stellen dat deze zo ver uitgerekt kon worden.

Ik trek m’n t-shirt aan na 11-en. M’n t-shirt met lange mouwen. Over ’t andere t-shirt met korte mouwen. Zodat ik ’t weer warm krijg. M’n huis blijft koud. Of wordt ’t anders voorbeeldig snel. Waar andere mensen uit hun huis weg moeten vluchten vanwege de hitte, tot ’s avonds laat op hun balkon moeten blijven zitten. Ik heb een extra t-shirt nodig terwijl m’n bovenburen op ’t balkon zitten uit te hijgen.
& Als ik ’t tijd vind worden dat ik naar bed ga, trek ik m’n sokken uit. Langzamerhand onderneem ik meer stappen, zodat ik op ’t daadwerkelijke moment zo min mogelijk nog te doen heb. Ik schakel programma’s uit op m’n comp, zet een andere juist weer aan, draai de knop van een lampje in de hoek van de kamer om, verzin een onderwerp waar ik de volgende dag mogelijk over zou kunnen schrijven, laat een scheet, poets m’n tanden, doe een plasje (maar dat liefst zo laat mogelijk, anders wordt ik ’s nachts maar onnodig wakker), schakel de tv uit, spuit m’n neus vol nasonex, & besluit uiteindelijk de daad te volbrengen, m’n tanden te poetsen, muziek aan te zetten voor ’t slapen gaan & me te ontdoen van de overige kleding. Ik ga in bed liggen met een boek, val na 1 blz in slaap & ben daarmee klaar met de onbenulligheden van mijn bestaan van een dag.
Niets meer, niets minder. Soms probeer ik ’t dekbed volledig om m’n lichaam te wikkelen, bijna geen ademruimte meer over, maar verstopt voor alle muggenbeesten, of tel de lichtjes die zich als puntjes hebben weerspiegeld van buiten op m’n plafond, tast de geluiden af, als tekenen van leven dat doorgaat terwijl ik straks slaap, of probeer met m’n grote teen de deurpost te raken. Ik ben niet tevreden als ’t me lukt, noch misnoegd bij mislukking. Ik heb ’t gedaan, net als dat ik zeker weet dat ik de volgende dag wel weer naar de wc zal moeten.

Niks spannends in Zijperspace.

spoelen

’t Begon met per ongeluk. De tong floepte plots die kant op. De verkeerde kant op. Onbedoeld. Ik heb wel ‘ns gehoord dat de tong bijna niet stilligt, blijft bewegen, hoe miniem ook tijdens de slaap. Door die constante beweging kwam ’t dus per ongeluk boven op de warme gloed terecht. Daar mocht ’t niet zijn, dacht ik onmiddellijk. Dat had ‘t stenciltje dat de tandarts had meegegeven mij verteld. & Schielijk legde ik m’n mond aan ’t andere uiteinde van m’n gebit, op de overblijfselen van een lang geleden getrokken verstandskies.
Ik kon me onmiddellijk de hechtingen weer herinneren van 20 jaar her, toen m’n 1e verstandskiezen waren verwijderd. Er moest toen gegraven worden. Huid werd opzij gezet door de kaakchirurg. Dankzij een afgedekt hoofd had ik daar niets van kunnen zien. Maar later wel kunnen voelen. Met touwtjes werd de huid weer vastgebonden, bij elkaar getrokken. Touwtjes die uitstaken. Die lastig door m’n mond fladderden. Waar m’n tong geen genoeg van leek te krijgen.
& Elke keer dacht ik dat ik & m’n tong ’t wel afgeleerd hadden, als we gezamenlijk aan de touwtjes trokken. Ik stuurde, m’n tong tastte. We probeerden uit of de touwtjes al gaar waren om uit zichzelf, zoals de dokter had verteld, m’n wonde zou verlaten. Een pijnscheut liet weten dat dat nog niet ’t geval was. & Toch probeerde ik ’t later op de dag weer.

Na een dag vond ik ’t welletjes. M’n tong wilde perse, waarom zou ik ‘m tegenhouden als ik er voor de rest geen last van had? Dus legde ’t zich neer bovenop ’t gapend gat. Niet meer dan dat. ’t Mocht nog niet verkennen wat ’t resultaat was van de verwijdering. Slechts berustend, verwarmend, geruststellend liggen.
Maar ook daarvan profiteert een tong. ’t Zit in de aard van ’t beestje. Altijd onrustig, altijd een stapje verder dan dat de rest van ’t lichaam wil. Dus stak ’t z’n punt in de warme gloeiende hoop. Om te voelen wat er over was. Hoe groot ’t gapend gat.
Daarbij kwam dat ik na een ½e dag verontrust afwachten, & daarna ’t uiteindelijk onderkennen dat ’t verwijderen niet zoveel schade had berokkent, niet ten koste was gegaan van m’n algemeen welbevinden, ik wel genoeg had van licht verhapbare maaltijden uit zorg dat m’n kaken ’t niet eens zouden zijn met malende bewegingen. Dus nam ik een kroket uit de muur van de Febo. Voor slechts € 1,-.
Al ’t paneermeel echter, dat nodig is om de kroket haar krokante eigenschap mee te geven, brokkelde af, verspreidde zich in m’n mond, & zo ook in ’t gat dat overgebleven was. M’n tong kon z’n lol op. Poerend & peuterend bracht ze de paneermeelkorreltjes terug in m’n mond. Totdat ze niet dieper kon. Of eigenlijk tot ’t moment dat ik terug moest denken aan de hechtingen van 20 jaar geleden. Waarbij de mededeling op ’t stenciltje van de tandarts niet te mogen zuigen of poeren aan de wonde mij ook danig parten speelde. Angstvallig hield ik m’n tong weer opzij van de onheilsplek. ’s Avonds poetste ik m’n tanden alvorens in bed vrijwel na betreding in slaap te vallen.

Nou lijkt dit geen groot avontuur. Er is hoegenaamd niets beleefd, behalve dat m’n tong moeite heeft moeten doen restanten maaltijd uit de ruïne van de verstandskies te halen. & Ik ben er enkele dagen in gedachten mee bezig geweest te overwegen of ’t wel verstandig was m’n tong z’n gang te laten gaan. Of ik ’t wel die verkenningstocht mocht laten ondernemen. Daarbij steeds weer terugdenkend aan de 2 operaties van weleer. Lang geleden, maar in m’n geheugen gegrift.
Maar ook al lijkt dit niet opwekkende, verheffende, nieuwe inzichten tonende literatuur, ik kan hier niet verzwijgen hoe opgelucht ik was te ontdekken dat korrels gefrituurde paneermeel, alsook kruimels brood, flubbertjes gebakken ei, & klonters gebraden gehakt gemakkelijk te verwijderen zijn uit dit soort gapende gaten, door simpelweg de mond met water te spoelen na ’t consumeren van dergelijk voedsel. Daarbij eens flink ‘t hoofd heen & weer bewegend, ’t vocht al klotsend alle uithoeken van de mondholte doorspoelend, & vervolgens een draaikolk te veroorzaken door turbulenties te creëren met ’t in- & uitspannen van de wangwanden.

’t Was een hele opluchting dit te mogen constateren in Zijperspace.

mogen

Ik zat op ’t balkon van Vertigo. Alleen mensen die er qua uiterlijk wel mochten zijn, mochten daar zijn. Zo bepaalde de sfeer dat. Of anders de mensen die er mochten zijn. Ik voelde me er nog maar net op m’n gemak. Ik vond nl zelf dat ik er niet onaardig uitzag. Dat moest wel, dat gevoel van eigenwaarde, anders zou ik me niet durven voortbewegen temidden van al die mensen die er mochten zijn.
Maar eigenlijk bewoog je je niet op ’t balkon van Vertigo. Of ’t moest zijn dat je vanaf de traptreden zag dat er een stoel was vrijgekomen. Dan moest je je haasten. Om vooral die stoel te bemachtigen. & Liefst nog 1 die er naast stond. Vrijhouden, tot ’t moment dat je ‘m weg kon geven. Voor de rest bleef je stil zitten. Wachten tot er bekenden langskwamen. Wachten tot er getoond kon worden dat je herkend werd. Wachten tot je de stoel naast je aan kon bieden. Wachten tot je een rondje bier kon betalen. Onbetaalbaar, maar noodzakelijk. Gelukkig dronk iedereen in die tijd nog bier. Soms fris. Betaalbaar.
Gezeten op ’t balkon van Vertigo kon ik niets anders doen dan lezen. Een papiertje over de films die er gingen draaien. ’t Blad Skrien. M’n eigen blaadje van Film & Tv-wetenschap. ’t Volledige programma. Een boek.
Maar dat laatste kwam in die tijd weinig voor. Of ’t moest een boek voor de studie zijn.
Er waren bekenden voorbij gekomen. Eigenlijk zaten ze er al eerder dan ik, maar de 2 bekende dames liepen voorbij als ze naar ’t toilet gingen. Ik zat in ’t hoekje naast de trap. Ze konden ook de andere kant op lopen, maar de keuze voor de trap leverde minder drukte op. Alle stoelen op ’t balkon waren altijd bezet. Tenzij je er 1tje reserveerde: ‘M’n vriendin komt er zo aan.’ Dat zorgde ervoor dat er geen doorkomen aan was. Slechts voor de obers & oberinnen. Die dwongen een doorgang af. Met dienbladen hoog boven hun hoofd uitgeheven.
Dus liepen ze noodgedwongen langs mij heen. & Ik keek op. Kijken naar hoe ze ouder waren geworden. In 2 jaar. Kijken of ze zagen dat ik hun zag. Om dan tegelijkertijd, geen deel van een seconde later dan zij, gedag te zeggen: ‘Hé, hoe gaat ‘t?’ & Meer onzinnigs als: ‘Wat doe je nu?’ ‘Werk je nog steeds voor ?’ ‘& Studeer je nog?’
Maar ze zagen niet. Ze keken niet op of om als ze me passeerden. Hoewel m’n voeten in ontspannen houding toch een meter ver uitstaken over ’t pad, tenzij de obers & oberinnen wilden passeren.
Ik wist evengoed dat ze me zagen. Ook al lieten ze dat niet merken tijdens ’t passeren. Ik zag ’t aan de steelse blikken achterom. Gezeten in hun stoel schuin achterom. Net nadat ze enkele woorden met elkaar hadden gewisseld. Hun lichaam kort niet naar de rest van de groep gericht, maar naar elkaar. Om een enkele fluisterzin over te brengen. & De steelse blik er op te laten volgen. Die getroffen werd door mijn ogen. die net over ’t tijdschrift uitstaken. Speciaal de juiste kant op gericht. Omdat ik wilde dat ze me weer herkenden. Ik wilde dat ze me weer aanspraken.
Maar je geld raakt op. Zeer snel gebeurde dat als je in die tijd op ’t balkon van Vertigo zat. Zeker met ’t budget dat toentertijd beperkt was. Dus met geld voor nog slechts 2 bier, maar misschien nog wel een volledig maaltijd, besloot ik ’t gezelschap van mensen die er mochten zijn te verlaten. Die me geen van allen kenden. Behalve die 2 dames.
Ik knipperde met m’n ogen richting hun. Onopvallend, zogenaamd onbedoeld. Ik hoopte dat ze me weer zouden herkennen als ik in vol ornaat, m’n gehele houding, m’n zelfverzekerdheid, m’n air van ‘ja, ik mag er zijn’, hun kant op zou keren, om ze uiteindelijk maar ‘ns gedag te zeggen. Als zij mij niet willen herkennen, dan moest ik die herkenning van hun er maar dik bovenop leggen. Genoegdoening. Wraak. Gemakzucht, lafheid ook.
Ik liep langs. & Wist er niets meer aan toe te voegen. Zogenaamd op weg naar de wc, door de drukke menigte, waar normaliter niemand liep. Behalve de obers & oberinnen. Met hoge dienbladen.
& Werd teruggeroepen. Met glimlachjes. Verlegen. Gewaagd.
Ze moesten ’t weten, zeiden ze. Ze hadden nou de hele tijd naar me zitten kijken, zeiden ze. Maar ze kwamen er niet achter, bekenden ze.
Ja, wilde ik zeggen. Ik weet ’t wel, wilde ik toevoegen.
Maar zij met z’n 2tjes praatten sneller.
Ze wisten ’t zeker, ze hadden me gezien, ze hadden elke keer naar me gekeken, elke aflevering, maar nu wisten ze niet bij welke televisieserie ik speelde. Ze kwamen er gewoon niet op.
Toch geen rare vraag?
‘Doe normaal,’ zei ik, waarna ze alweer wat meer gekalmeerd gingen kijken, maar met die ondeugende blikjes, betrapt op ’t eten van een koek uit de trommel bovenop de kast. ‘Jullie werkten voor mij,’ voegde ik er aan toe, ‘2 jaar geleden, bij ’t onderzoeksbureau; ik moest zorgen dat jullie genoeg belden.’
& Terwijl ik ’t zei, werden ze normaal. Zo normaal als maar kan zijn. Ze lachten nog wat. Van ‘oja, dat weten we wel, we herkenden je wel, maar konden je niet plaatsen, met je gezicht dat overal op lijkt’, maar ze zeiden niks. Ze lachten.
Ik zei gedag. Deed m’n rugzak op, in die veel te hete zon, veegde zweet van m’n voorhoofd, zei proost, & liet ze vervolgens naar de vriendjes kijken, die in grote getale om hun heen waren vergaard. Ze mochten er zijn, die vriendjes. & Zij ook. Anders mochten ze niet zitten op ’t balkon van Vertigo. Dat wist iedereen.

Maar in Zijperspace zijn de regels minder streng.

macht

De duitser bleek opeens ook engels te kunnen spreken. Hij stond voor m’n deur & mompelde iets van ‘repair window’. Hij toonde daarbij de schuurmachine die hij in z’n hand had.
Dat versta ik: ‘repair window’. Dus liet ik ‘m meelopen naar achteren.
Ik verwachtte al dat er iemand zou komen vandaag, want rond 8 uur, ik stond net op ’t punt m’n bed te verlaten, was er reeds aangebeld. Daar reageerde ik niet op. Ik ga een beetje in m’n blote niks me zitten haasten omdat andere mensen perse op onchristelijke tijden aan ’t werk willen. Ik ben blijven liggen, ervoer enige gevoelens van revanche, hoorde de persoon luidruchtig de trap richting bovenburen beklimmen, & besloot vandaag niet thuis te geven.
Nadat de geluiden in ‘t trappenhuis enigszins weggestorven waren, & aan de achterkant van ’t huis de schuurmachines hun werk begonnen, ben ik uit bed gestapt. Kalmpjes, geen lawaai makend, ben ik naar de wc gegaan, heb een kiertje van ’t gordijn geopend, & heb stiekem thee gezet. Wel zodanig dat men niet te snel door zou hebben dat ik wel degelijk thuis aanwezig was.
Toen er echter om ½ 9 opnieuw werd aangebeld, moest ik m’n aanwezigheid wel kenbaar maken. Ik zou straks immers ook ’t huis verlaten. Dat zouden ze kunnen zien. Dat zou een vreemde indruk kunnen wekken. ’t Moest wel de schijn blijven houden dat ik er niks aan had kunnen doen. Dus ik deed de deur open.
Voor me stond de duitser, die de window wilde repairen.
‘That’s allright,’ zei ik & nam ‘m mee de gang door.
Ik keek even achterom om te kijken of hij me volgde & zag daardoor dat-ie de deur opengelaten had.
‘The door has to stay open?’ vroeg ik ‘m streng.
Heerlijk, je autoriteit van bewoner laten gelden. Hij stond er al een beetje bij van ‘ik ben buitenlander & spreek je taal niet, laat staan dat ik in de engelse taal vloeiend kan oreren’, nu kreeg-ie nog een keer ’t gevoel erbovenop dat-ie zich wel op terrein ging begeven waar hij duidelijk niet de dienst uitmaakte.
‘Hmm, no,’ zei hij.
& Met kromme schouders haastte hij zich terug.
Dat moet je ‘m dan ook zelf laten doen. Z’n fouten zelf laten verbeteren. Dat geeft meer voldoening, dat kost minder energie, & bovendien kan je op je gemak de handelingen gade slaan. Dan kan je goed- dan wel afkeuring in je gezicht leggen, voor op ’t moment dat de heer terugkomt & je per ongeluk aankijkt.
De 1e overwinning had ik binnen. Als ik de bel van 8 uur niet meerekende.
Hij liep naar buiten, schuurmachine in de hand, & ik ging ’t keukenraampje vrijmaken.
‘The window must open,’ zei hij.
‘That’s just what I’m taking care of,’ zei ik, ondertussen de parefernalia van de vensterbank verwijderend.
Hij stapte de tuin in. Letterlijk. Om de steiger te kunnen beklimmen.
Dit keer pik ik ’t niet, dacht ik. & Liep door m’n keukendeur naar buiten.
Nu kon ik ’t tenminste in ’t engels zeggen. Dat scheelde. De vorige keer had ik ’t idee dat de jongen slechts duits machtig was. Een heerlijke taal om streng, bestraffend & autoritair te klinken, maar ik zou nu even bewijzen dat dit ook in ’t engels mogelijk was.
‘Hey,’ zei ik.
Een mooie opening. ‘t Schudt iemand meteen wakker. ‘’t Kan niet anders of hij moet ’t tegen mij hebben,’ denkt de persoon in kwestie dan, maar ’t geeft ‘m gelijk de ruimte om er nog even over te twijfelen. Want hij wordt niet met z’n naam aangesproken. Juist daardoor is ’t meteen ook denigrerend: degene die aanspreekt geeft de aangesprokene geen identiteit, geen naam, geen waarde. Hij is voor een kort moment anoniem. Tot ’t moment dat-ie zich realiseert dat híj ’t is waarnaar ‘hey’ is gericht.
Dat was mijn bedoeling.
De jongen keek schichtig op. Z’n schouders nu ook gekromd door de licht hangende houding in de steiger.
‘Don’t step into my garden anymore,’ zei ik. ‘Last time you ruined quite a lot of it.’
Ik wees naar de plantjes die de 2 duitsers verwoest hadden. Bruine aarde kwam door ’t platte groen tevoorschijn. & ’t Volgende moment keek ik ‘m weer aan. Verontwaardigde blik, diep verongelijkt in z’n ogen dringend. Om te laten merken dat ’t echte emoties waren.
‘Yes,’ zei hij.
Ik keerde me om de keuken weer in. De jongen ging met z’n schuurmachine voor m’n raam zitten.Ik haalde de afwas van de aanrecht weg, om ’t in de kastjes weg te ruimen. Deed ’t raam open. Ondertussen bedacht ik dat ik de bouwvakkers binnenkort ook op de hoogte moest brengen van de schade die ze aangebracht hadden. Door planken van 3-hoog naar beneden te laten vallen. Maar dat wilde ik nog even laten sudderen. Dat wilde ik voor een heel mooi moment reserveren.
1st Moet ik ze nog op de hoogte brengen van ’t feit dat ze niet verder zullen kunnen werken met mijn raam, omdat ik zo dadelijk vertrek. Ik wil m’n raam niet open achterlaten terwijl ik de hele dag elders werk.

We proberen de hoogtepunten te spreiden in Zijperspace.

verstandskies

De deur ging open. & Onmiddellijk zag ik dat de tandarts zich verwend had geweten met een mooie blonde dame. Ze keek ‘m nog 1 keer aan, bedankte hem met een betoverende glimlach & liep mij tegemoet. Gezeten op de wachtende stoel.
In die enkele meters die ze daarbij moest afleggen bestudeerde ik haar verschijning van top tot teen.
Niets aan haar lichaam zat op de verkeerde plek.
Als ik niet op de plek had gezeten waar zodirect een aanslag op m’n mond zou worden gedaan & ik daardoor, terdege van dit feit bewust, angstvallig deze zolang mogelijk gesloten hield, dan had m’n tong waarschijnlijk op dat moment op de grond gelegen. Maar terwijl ik haar nastaarde, zag hoe ze buiten haar mobieltje ter hand nam & daarmee met iedereen ter wereld contact opnam, behalve met mij, was m’n tandarts, of eigenlijk niet die van mij, maar de man die sterk genoeg was om deze operatie te kunnen voleindigen, zich aan ’t opmaken om mij te gaan mishandelen.
Ik werd teruggebracht op deze aarde door de roep om: ‘Dhr Zijp!’

‘Zo, we gaan een verstandkies doen,’ zei hij, terwijl-ie de deur achter me sloot.
‘Ja, zullen we ’t er maar niet meer over hebben?’ was mijn reactie.
Ik mocht gaan zitten. De stoel begon al achterover te hellen.
‘Hoe ga je ’t eigenlijk doen?’ vroeg ik.
Hij legde me de situatie uit, & zoverre ik in staat was dit soort uiteenzettingen te bevatten, was ik geheel bereid om deze gegevens onmiddellijk bij verlating van ’t pand van m’n harde schijf te verwijderen.
‘Een controle,’ riep de assistente, die blijkbaar van weggeweest terug de kamer inkwam.
Ik genoot van dit vooruitzicht, maar de tandarts zelf wist dit te ontnuchteren.
‘Nee, hoor. Die heb ik net gehad.’
Vluchtig dacht ik nog even aan de feeërieke verschijning die daarnet voorbij gezweefd was, maar daar had ik echter niet al te lang de tijd voor.
‘Dit is een verstandskies,’ legde hij z’n assistente uit.
Ik was blij met de rol die me werd toebedeeld, kon me enigszins voorstellen dat de tandarts z’n dagelijks leven meenam z’n bed in, & ook weer andersom, maar voelde me toch ook een ietwat verontrust toen ik me poogde voor te stellen dat-ie zou proberen mij te verwijderen. Als-ie maar wakker genoeg was, deze ochtend.
Hij zette een spuit in m’n mond. Die hij ’t volgende moment er alweer uithaalde.
‘Ha,’ zei ik opgelucht, ‘dit is de 1e spuit die ik niet gevoeld heb.’
‘Ja, deze valt inderdaad altijd erg mee,’ zei hij, ‘maar de volgende is wat pijnlijker.’
Daar gaf ik ‘m gelijk in. Maar op ’t moment dat ik ‘m dat wilde vertellen, liet-ie mij met rust & ging-ie met z’n assistente de administratie doornemen.
‘’t Moet 1st even op je in gaan werken,’ zei hij nog even voordat-ie zich verwijderde.

Een minuut later waren ze terug. Er werden al snel allerlei gereedschappen in m’n mond geduwd. Ik deinsde terug.
‘Voel je ‘t?’ schrok de tandarts.
Alles was opeens weer uit m’n mond verdwenen.
‘Nou, ja. Ik voel dat je tegen me aan zit te duwen,’ zei ik.
Dus begon-ie gewoon weer van voren af aan.
Ik bedacht opeens dat ik niet wist dat 1st de vullingen verwijderd werden, voordat men aan de kies zelf begon, toen de tandarts iets op ’t schoteltje gooide dat z’n assistente voorhield. Maar vervolgens stopte hij een gaasje in m’n mond & verzocht mij te bijten. Dat soort vragen stel je niet als de kies er nog ½ aanhangt, dacht ik, dus ’t is blijkbaar al voorbij. Ik beet overijverig op z’n vinger, wist nog net te verzuchten dat ’t waarschijnlijk de verdoving was dat ik dat niet voelde, & na verwijdering van zijn lichaamsdelen vertelde de heer dat ik zo 10 minuten m’n kaken op elkaar moest blijven houden.
’t Was voorbij.

Buitengekomen sprong ik op m’n fiets in een wanhopige poging de liefde van m’n leven in te halen.

’t Fietste een stuk lichter in Zijperspace.

conclusie

Ik zal streng moeten zijn. Anders heeft men er niets aan. Een slappeling haaft geen orde met de hand. Of hoe dat op enige volgorde ook mag heten.
U krijgt derhalve de komende tijd slechts 1 keer per dag iets van mij te horen. Bij gebrek aan enthousiasme mijn richting op. Ik kan wel door blijven schrijven, maar er moet ook iets tegenover staan. Ik dacht dat ik van mijn kant goed genoeg m’n best had gedaan. Nu u nog.
& Daar bedoel ik de lezer bij. Maakt mij niet uit waar-ie vandaan komt. Groen, geel of paars, de huidskleur baart mij geen zorgen. Slechts enige belangstelling tonen voor ‘tgeen hier verricht wordt, daar wacht ik op. Opbouwende kritiek kan ik somtijds ook nog wel hebben.
Dus dient men danig te smeken, door de knieën te gaan, zich nederig op te stellen, belangstelling te tonen, onbenulligheid voor te wenden, vragen te stellen, in de war te zijn, wederzijds genoegen te faken, & af & toe een compliment te maken richting mijn persoon.
Want anders red ik ’t niet.
Daar heb ik niet genoeg ruggengraat voor. & Anders wil ik dat niet weten.

Dus.
Vooralsnog.
Bij gebrek aan stimulans.
Bij gebrek aan beter.
Vergelijkingsmateriaal.
Of hoe dat mag heten.
Men moet tevreden zijn met wat ik bied.
Of wat ik in de toekomst zal tonen.
Minder of meer.
Ik wil meer proberen, maar men zal meer moeten willen.
& Dat zal men moeten tonen.
Anders blijft ’t slechts bij 1maal daags.

Daar zal men mee moeten leren leven in Zijperspace.

potter

Ik had ‘m ’s ochtends net gekocht, de 1e mogelijkheid dat ’t kon, ik passeerde een boekenwinkel op m’n weg, & op m’n werk heb ik er enkele blzs van gelezen. Tussen de werkzaamheden door, bij een broodje. Enkele uren later, op m’n andere baan, in m’n vrije tijd een biertje drinkend, zag ik een ander stel ermee zitten. Allebei een exemplaar. Voorovergebogen, verdiept. Ondertussen genietend van ’t mooie weer dat in hun rug scheen.
Ik zei: ‘Ik ben al op blz 3. Hoever zijn jullie?’
Hij reageerde niet. Zij wel. Ik kwetterde m’n vraag zowat in haar nek.
Ze keek even op: ‘Op blz 110.’

Thuisgekomen kwam ik er achter dat blz 3 eigenlijk niet bestond.
Dat had ik moeten weten, dacht ik, met m’n bibliotheekachtergrond. Een boek begint meestal pas bij blz 9.
Ik was op blz 11.

Ik begon uit te rekenen hoe lang ik er over zou doen.
Bijna 770 blzs, & na 2 dagen was ik voorbij blz 70. Als ik de 1e dag niet meerekende, dan zou ik er ong 10 dagen over doen. Want straks had ik vrij. 2 Dagen achter elkaar. Misschien dat ik door de pijn van de tandarts wel niets anders meer zou kunnen doen dan lezen. Dan 9 dagen. Als ik geen pijn had, toch 10, misschien wel 11.

De zus van m’n buurvrouw had ‘m ook. Die was er ook voor de barbecue op ’t balkon.
Ik zei: ‘Hoever ben jij?’
Maar dat was tegen Suze, de buurvrouw zelf.
‘Oh, die is van m’n zus,’ antwoordde ze. ‘Maar ze is op blz 100. Geloof ik.’
Ik wist ’t precies. Want ik had op m’n werk geprobeerd ’t einde van ’t hoofdstuk te halen, gezeten in de wind van de ventilator. & Elke keer kwamen er klanten om me te storen. Ik wilde nog schreeuwen. Dat vond ik net op tijd niet fatsoenlijk. Toen heb ik ’t een ½ uur voor sluitingstijd toch nog gehaald. Daarna geen blz meer gelezen. Want ik was waar ik wezen wou.
‘Ha!’ zei ik. ‘Ik ben op blz 112.’

‘Ik ga naar huis,’ zei ik op een gegeven moment, ‘want ik wil naar de wc.’
‘Durf je dan niet hier te plassen?’ vroeg Suze.
‘Ja, tuurlijk wel.’
‘Oh, je wil iets anders.’
‘Ja.’
Maar ik moest ook eerlijk zijn. Naar de wc was een bekentenis van niks.
‘Ik wil ook verder lezen.’
‘Oja.’
Haar zus ging ook.
‘Ik ga ook weer verder lezen,’ zei ik, toen ze haar boek onder de oksel stak.
‘Hoever ben jij?’ vroeg ze gretig.
‘Verder dan jij. Op blz 112.’
‘Ja, da’s waar.’
Maar vervolgens nam ze een kijkje in haar boek. Om te concluderen dat ze verder was.
‘Ik ben al op 120!’ riep ze.
& Ietwat gekalmeerd: ‘Ze zijn al op ’t ministerie.’

‘1 Van de sleutelfiguren gaat dood, hè, in de loop van dit boek,’ zei ik vertrouwelijk.
‘Ja,’ reageerde Suze, ‘we hebben al weddenschappen afgesloten over wie ’t zou zijn. Sirius of Ron. Maar we denken Ron.’
‘Dat heb ik inderdaad een ½ jaar geleden ook iemand horen zeggen.’
‘’t Kan Hermione niet zijn,’ zei de zus van Suze.
‘Nee, ’t is Hermie-o-nie,’ zeiden Suze & ik.
‘Oh, ik dacht Hermai-o-nie.’
‘Nee, Hermie-o-nie.’
‘In de film zeiden ze anders de hele tijd Hermai-o-nie.’

‘Maar die film wil ik niet zien,’ zei Suze.
‘Nee, je kan ’t boek niet meer lezen zonder de gezichten van de mensen in de film voor je te zien,’ zei haar zus.
‘Zo erg vind ik dat niet als ik die tweelingbroers moet voorstellen,’ zei ik. ‘Dat klopt gewoon.’
‘& Ron,’ zei de zus, ‘die klopt ook.’
‘Maar die gaat dood,’ zei Suze.

”t Nadeel is alleen,’ zei de zus van Suze, ‘dat ‘t boek zo dik is dat als je ermee in bed ligt er lamme armen van krijgt.’
‘Oh, dat vind ik helemaal niet erg,’ zei ik. ‘Ik pak m’n dekbed, vouw ‘m dubbel, sla ‘m nog ‘ns om, & daarna vouw ik ‘t voorover, zo op m’n borst & dan hou ik ‘t boek erboven op vast. Ik kan dan uren blijven liggen. Tenzij ‘t winter is, want dan krijg ik koude voeten.’

Niets is zeker meer in Zijperspace, of anders juist wel.

radioactief

‘Een radioactief goedje?’ dacht ik. ‘Ga ik volgestopt worden met radioactieve vloeistof?’
Maar ik werd meteen alweer gerustgesteld door de mededeling van de zuster dat ’t slechts een heel klein beetje zou zijn. Ik zou er niks van voelen. Geen bijwerkingen ook.
Toch was ik er niet geheel gerust op. Bij ’t inspuiten keek ik ditmaal geheel niet. Dit in tegenstelling tot wanneer er bloed afgetapt moet worden: dan kijk ik nooit op ’t moment van prikken, maar vol verwondering als ’t er uit stroomt. Ook om te controleren of er niet te veel bloed m’n lichaam zou verlaten.
Nu hoefde ik echter niet te zien hoe er 1 ml radioactieve vloeistof m’n lichaam in werd gespoten. Ik bedacht dat ’t waarschijnlijk voor ‘t 1st was dat iets m’n lichaam in werd gebracht, behalve de gangbare prikken tegen div ziektes tijdens m’n jeugd.

Of ik nog iets te vragen had.
‘Nee,’ zei ik, ‘vragen schieten me altijd pas te binnen als ’t te laat is.’
Maar de verpleegster had me ook al aardig wat informatie toegeleverd. Over wat er allemaal met me ging gebeuren, waar ik de nodige zenuwen van kreeg. Om me daarna pas te vertellen dat ’t allemaal geen kwaad kon.
Ik hield echter in m’n achterhoofd dat ik zenuwachtiger moest zijn voor de verwijdering van m’n verstandskies morgen dan voor de scan van m’n schildklier vandaag.
Vervolgens werd me verteld dat ik tijdens de foto’s me niet mocht bewegen (‘Als er iets is dat ik vreselijk vind, is ’t stil moeten blijven zitten,’ zei ik), & dat ik hooguit 1 keer mocht slikken. Dan moest die foto wel over, maar daar gingen ze dan nog mee akkoord. Als ik ’t voor de rest dus vooral maar niet deed.
Je moet een mens nooit vertellen dat-ie niet mag slikken, want dan doet-ie ’t juist. Dat gaven de 2 verpleegsters meteen toe. Ik controleerde meteen even hoe slikken ook alweer ging. ’t Werkte wat vervreemdend, alsof je een woord 10 keer achter elkaar zegt, om dan te ervaren dat ’t maar een gek ding is, dat woord. Zo voelde ’t ook in m’n keel.

Voor de rest was ’t niets bijzonders. Ik moest vooral veel wachten. Wachten tot ik aan de beurt was bij de receptie. Wachten tot ik opgeroepen werd om die prik met radioactieve vloeistof te kunnen krijgen. Wachten op de dokter die handmatig zou controleren hoe groot m’n schildklier was. Wachten tot de vloeistof in m’n schildklier was terechtgekomen. Wachten tot de foto gemaakt was. Wachten tot ik goed neergelegd was om een volgende foto te kunnen maken. Wachten op de mededeling of ik nog moest blijven om ook nog een echo te laten maken.
& In die tijd van wachten kon ik verder gaan met Harry Potter. & Ik kon daardoor gelijk wachten op opmerkingen van passerende verpleegsters.
‘Zooooooo, dus al aan Harry Potteeeeeeeeeeerrrrr?’ zei er 1, grinnikend de hoek omgaand.
Een ander begon te lachen toen ze mij zag. Tenminste, dat dacht ik. Kende ik haar ergens van? Kwam ze wel ‘ns bier bij me drinken.
Maar op ’t moment dat ik dacht dat ik haar favoriete barman was, vroeg ze: ‘&? Is ’t al spannend?’
Ik lachte minzaam. Alle keren. Dacht eigenlijk meer aan de radioactieve vloeistof. Ik kon uit m’n wondje lekken, had de verpleegster gezegd, een klein druppeltje misschien. Dus kreeg ik een watje met een pleister.
‘Oh, anders straal ik radioactiviteit uit naar andere mensen?’ zei ik verwachtingsvol.
‘Nee,’ zei ze glimlachend, ‘ik dacht meer aan je kleren. Dan worden die niet vies.’

’t Is blijkbaar nog steeds veilig dichtbij Zijperspace te komen.