Instaspaced (LXXX)

Een boekje over haren, ik meen dat dit een beginnetje moest worden van wat z’n levenswerk straks zou zijn, zoals vanochtend de man die alle riedels van koolmezen registreerde, bijna z’n leven lang – die laatste is niet voortijdig heen gegaan, zo tevreden klonk hij met z’n geluidsapparatuur, maar de waarschijnlijk inmiddels kalende man, op ‘t moment van publicatie van wat tot z’n magnum opus moest leiden: hij staat verborgen in verhulde catalogi die ‘t trage verleden als iets tastbaars moesten handhaven opdat zij, die straks wat was geweest alsnog zouden kunnen raken, strijken of achterover kammen als herinnering aan de jaren die toen nog moesten komen.

We zijn ‘t strijken nabij in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Hoek

We staan daar op de hoek van een fietspad.
Komt zij: ‘Hé, woon je hier in de buurt?’
‘Nee joh, ik ben onderweg naar huis. Maar we staan ff te praten.’
Vraag ik me gelijk af of ik ‘joh’ wel had kunnen gebruiken. Ze is een vrouw.
Of ben ik nou te ouderwets.

Dus praten we verder. & Zij fietst.
Hoewel we dat gesprek toch eindelijk toch moesten stoppen. We hadden al veel besproken. Een groot gedeelte zou niet meer onthouden worden.
Patrick wel, een klein gedeelte. Ik ook, maar veel kleiner deel.
Misschien moesten we ‘t later bij volgend bier bij elkaar puzzelstukken.

Ik wist trouwens niet dat dit de kortste weg was voor hem. Dat dit de hoek was van voorbij van de middag. Wreed verstoord door een vrouw die ik kende.
Een burpsje kwam als vanzelf. ‘t Koolzuur van 5 bier plus een maag die z’n eigen leven leidde & z’n eigen route volgde. & Dat op omgekeerde volgorde maar wederzijds beïnvloed.

Weet je, we raken elkaar nog steeds niet aan. We vinden dat normaal. Niks geen nieuw normaal, of nieuw moraal. We denken dat ‘t momenteel gewoon moet zijn.
Ik vertel dat m’n broer afgelopen vrijdag z’n 1e prik heeft gehad, dus op m’n verjaardag kreeg ik een hug. Wat tegelijkertijd klinkt alsof je een verkoudheid hebt. Hug, hug, hug.
Je moet maar net de ‘h’ verkeerd uitspreken & je bent besmettelijk.

Ik fiets door. ‘t Gesprek is afgelopen omdat zij wilde weten of ik hier woonde. We verloren onze à propos.
‘t Plan is haar bij te benen & dan er overheen. Een Mathieu van der Poels.
Ik ben een held als ‘t me lukt, de dag voor de Amstel Gold Race. 2 Jaar na dato (ach, men moet maar ‘t filmpje tevoorschijn toveren). Dat ik een vrouw inhaal, die niet wist waar wij ‘t over hadden. & Die ik afgewimpeld heb door te zeggen dat we aan ‘t praten waren.

Maar wat is praten nog, zegt m’n fiets. Die geen fluisteringen meer geeft, niet weet van mensentaal, behalve de spieren die ik hem als voeding geef.
Ik fiets om haar in te halen, maar weet dat ‘t beter is dat niet te doen. Maar ‘t lichaam wil, de drank, de ontnuchtering die zij veroorzaakt heeft.
Weg was bier, weg was een uur of 4 om me te kunnen herinneren.

Maar ‘t moest geschreven zijn, voor ‘t voortbestaan van Zijperspace.

Cursus Lijfloggen, deel 18

Raak!

Mijn schoonzus, de eerste echte schoonzus die bij ons de familie inkwam, las voor het slapen gaan verhaaltjes voor. Op verzoek van m’n twee jaar jongere broer. Hij wilde wel naar bed, maar dan moest Leny een verhaaltje komen voorlezen.
‘Ga jij dan ook maar mee,’ zei mijn moeder die eerste keer.
Ik ging mee vanwege de spanning. Er was een vreemde vrouw opgenomen in de familie. En die zou zomaar eens gaan voorlezen terwijl mijn broertje in bed lag. Nog nooit vertoond, nog niet eerder meegemaakt. Hooguit een tante die op ons kinderen had gepast en ons daarbij ‘s avonds had toegestopt. Dat was ons nog niet gebeurd met een jong knap meisje.
Leny ging naast het bed van mijn broertje zitten op een kruk. Zij las voor, mijn broertje maakte grappen. Hij kietelde aan haar oor, terwijl zij dapper verder probeerde te lezen. Hij wreef in haar nek; zij hikte lachend het verhaal verder. Hij wroette met zijn vinger onder haar oksels en toen hield het verhaal plots op. Mijn broertje kreeg als beloning de kieteldood.
Ik keek vanuit de hoek van de kamer toe. Giechelde hooguit een beetje mee.

De zondagen erna moest Leny steeds weer komen voorlezen. Ik mocht er elke keer bij zijn, maar durfde niet altijd. Ik kon zien hoe de grote schoonzus naast mijn kleinere broertje drong, waarna ze samen in bed liggend het boek gingen lezen. Hij tegen haar aangeklemd. Geheel tegen haar aanleunend, over haar schouder meekijkend naar het verhaal.
Terwijl ik niet dichter bij durfde komen dan dat hoekje naast de deur, een meter of 2 van zijn bed verwijderd. De deur nog half op een kier, zodat ik snel weg kon.

De titel hier bovenaan zou de toevoeging ‘aan’ best kunnen gebruiken. Omdat ’t deze aflevering nu eenmaal over aanraken gaat. Tegelijkertijd zou het dit artikel geen goed doen. Want een aanraking hoeft nog niet te beroeren. Iemand aanraken hoeft niet direct te betekenen dat iemand daardoor bewogen raakt, verschuift, op een andere plek komt te staan.
Het duidelijke ‘Raak!’ van de titel impliceert veel meer. Het klinkt meer als een speldenprik, recht je arm in. Je wordt even wakker geschud, men haalt je uit je concentratie, omdat iets zich recht naar binnendringt.

Zelf ben ik me er altijd zeer bewust van als mensen me aanraken. Een aanraking is voor mij vaak al een speldenprik. Het kost me moeite iemand toe te staan me bij de arm te houden terwijl deze persoon iets tegen me zegt. Ik heb in zulke situaties al snel de neiging mijn arm terug te trekken. Mijn fysieke radius, de afstand die mensen zich tot mij mogen bevinden om mezelf op m’n gemak te voelen, is in vergelijking met anderen erg groot. Als je iets tegen me wilt zeggen, kan je dat het beste op een afstand van een meter doen, dan je hoofd helemaal tot naast mijn oor te bewegen.
Dat dit bij mij anders was dan bij anderen werd me duidelijk toen mijn schoonzus en broertje geheel op hun gemak in het bed van m’n broertje lagen om verhaaltjes te lezen. M’n broertje dicht tegen zijn pas verworven schoonzus aan en ik op een veilige afstand van 2 meter.
Ik heb te gevoelige sensoren, heb ik me op een gegeven moment mezelf maar voorgehouden, waardoor ik me er te bewust van word. Er kan een schok door m’n lichaam gaan als iemand mij plotseling aanraakt.

Dat betekent niet dat mensen mij dus maar niet aan moeten raken. Zeker vrouwen niet. Het mag mij iets meer doen dan anderen, het wil niet zeggen dat ik er niet van kan genieten. Een aanraking doet me huiveren, in eerste instantie, ik ben me er van bewust, hyperbewust, maar ik heb de ervaring dat zogauw ik het toucheren heb aanvaard, ik er ook extra in meegaan. Een zoen is voor mij niet zomaar een zoen.

Op zo’n manier zou je ook moeten schrijven. Niet een algehele massa aan informatie over wat er met je aan de hand is, wat je gedaan hebt en hoe je het de volgende keer gaat doen. Daarmee raak je de willekeurige lezer niet. Familie en vrienden lezen je wederwaardigheden heus wel; de toevallige passant van jouw bestaan op de hoogte stellen kost veel meer moeite. Je krijgt ‘m niet vanzelfsprekend mee in jouw belevingswereld, niet voor de lange duur.
Je zou moeten doseren, om de hete brij heen draaien en dan plots in het voorbijgaan je hand uit moeten steken, de voorbijganger op de schouder of bij het oor moeten raken, een speldenprikje, waarvan hij niet meteen weet waar die vandaan komt, maar waar zijn lichaam een kort moment van opleeft, schrikt, schokt, zodat hij zich realiseert wat er in jouw leven omgaat, en nieuwsgierig wordt naar wat daar nog meer in te beleven valt. Door een korte, snelle aanraking, niet door keihard in zijn oor te fluisteren, onder het mom van besloten intimiteit.

Huiswerk: beschrijf wanneer je voor het laatst iemand effectief hebt aangeraakt, welke lichaamsdelen erbij betrokken waren & waarin het uiteindelijk resulteerde.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Dl 1, Dl 3  [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Dl 2], Dl 4, Dl 5, Dl 6, Dl 7, Dl 8, Dl 9, Dl 10, Dl 11, Dl 12, Dl 13, Dl 14, Dl 15, Dl 16 & Dl 17 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)

Instaspaced (LXXIX)



‘t Is wel eens lastig om bepaalde symboliek op een gepast subtiele wijze te verwerken in een uiting, een plaatje van medeleven of een teken dat je er stil bij staat, maar ‘t vreemde blijft dat sommige gebeurtenissen moeilijk anders in woorden zijn te vinden dan met iets als dat op klaarlichte dag, waar anderen de hergeboorte van ‘t jaar denken te vieren, enkelen datzelfde moment ervaren als ‘t bevriezen van de doorgaans ook voor hun voortschrijdende klok: deze is voor jou, Connie; ik hoop je straks nog even te kunnen groeten.

& Dat jouw echo (‘t gelijknamige bos was om de hoek van ‘t kerkhof waar ik ‘t nieuws hoorde) zal blijven weerklinken in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)