ehoiai (dl q)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals ik de volgende ochtend geen zin meer had in Rosa. Zij bleef haar armen maar om me heen slaan, maar ik had genoeg gehad. Ik kon haar niet meer aanraken.

De nacht ervoor hadden we elkaar in een kroeg ontmoet. Ik was haar eigenlijk al vergeten, maar ze kwam gillend op me af rennen.
In Alkmaar had ik niemand die ik kende. Een niemandsland tussen de stad waar ik vandaan kwam & de stad waar ik studeerde op m’n toekomst.
Alleen m’n broer.
Die had me gevraagd of ik op ’t huis wilde passen terwijl hij met vrouw op vakantie was.
Ik had niets te doen, ik had niets te verliezen. Rien had ik al een tijdje verloren. Des probeerde me steeds weer kwijt te raken.

Ik schoof bij Rosa aan. Voor de barman. Daardoor van een continue stroom van drank verzekerd.
Zij bestelde een rondje, ik bestelde een rondje. Vervolgens keek ze weer ‘ns vrolijk richting de man achter de bar, reikte hem een sigaret aan, & kregen we een rondje van ’t huis.
Zo ging ’t verder tot diep in de nacht. We vertelden elkaar ondertussen de verhalen van vroeger. De 2 versies: die van haar & die van mij. Aan ’t eind van die verhalen raakte ik in ’t verkeerde bed terecht.

’t Ging nooit goed met Rien. Er was altijd wel een crisis te verzinnen. Dan had ze steun van 3den nodig.
Rosa was er 1. Rien kwam Rosa tegen waar Rosa altijd te vinden was als ze niet werkte of thuis zat.
Ik was op dat moment in afwachting van wanneer Rien thuis zou komen. ’t Eten stond klaar om warm op tafel gezet te worden.
De helft ervan heb ik uiteindelijk eenzaam op de bank voor de tv gegeten. Ik ben op gegeven moment naar bed gegaan, om daar de hele nacht niet te slapen.
Rien kwam de volgende ochtend vertellen dat ze voor ‘t 1st met een vrouw in bed gelegen had.
Ze had een kater, maar was nu nuchter. Ze wilde toch nog een keer voor mij kiezen, vertelde ze.
Weer een crisis bedwongen, dachten we toen. Rosa zouden we opnieuw vergeten.

We waren Rosa ook tegengekomen toen ze nog in Den Helder woonde. Rien & ik kenden elkaar nog maar net. We hadden nog slechts een enkele maal ’t bed gedeeld.
Rosa kwam op me af, toen Rien enkele meters verder op de dansvloer stond.
‘Weet je,’ zei Rosa, ‘de laatste keer…..’
‘Ja, ik weet de laatste keer,’ reageerde ik ietwat onderkoeld.
‘Dat spijt me zo.’
‘’t Geeft niets,’ zei ik berustend.
‘Ik was zo teut.’
‘Ik ook,’ op bijna dezelfde toon.
‘Maar eigenlijk hield ik van jou,’ smeekte Rosa.
‘Dat was niet te merken.’
‘Je weet toch dat ik je leuk vind?’
‘Hm.’
‘Wil je vanavond niet bij me slapen?’
‘Nee, ik slaap bij haar.’
& Ik wees naar Rien, die terug kwam lopen omdat haar favoriete plaatje afgelopen was.

’t Was altijd drank. Dat was ’t al lang voordat ik Rien was tegengekomen.
Eenzame drank was ’t toen. Want een vrouw scheen ik niet te kunnen krijgen. De drank was de zoektocht ernaar, de drank was tegelijkertijd de bevestiging van de onmogelijkheid.
Zo waren er meer mannen als ik. John & Fred waren er voorbeelden van.
We zaten tezamen toen Rosa ons gezelschap kwam houden. De muziek klonk luid, ’t deed er niet toe wat we elkaar zeiden. Als we maar een enkele keer onze rondjes betaalden.
& Als ik iets niet verstond, dan kwam Rosa ’t me in m’n oor fluisteren.
Bij sluitingstijd hielden we al elkaars hand vast. Op zoek naar een excuus om dat nog langer vol te houden.
‘Ik heb nog een fles staan,’ zei Fred.
We klommen de trappen van zijn huis op. Gingen op de bank zitten, John & ik, terwijl Fred & Rosa de fles & de glazen zochten.

John & ik.
Wij konden wachten. Zoeken konden we ook, maar we wisten dat ’t zoeken om ’t zoeken was. Een vindplaats hadden we nog nooit gevonden.

Na een ½ uur dorst, geen onderwerp dat ons beiden nog interesseerde, zei ik tegen John: ‘Ik denk dat ik maar ga.’
‘Ja,’ zei John.
‘Ok,’ zei ik.
We liepen richting keuken. Voorbij de deur van de slaapkamer van Fred.
‘We moeten wel gedag zeggen,’ zei ik tegen John. ‘Zeggen dat we geen trek meer hebben.’
Ik opende de slaapkamerdeur & besefte dat ik dat beter had kunnen laten. In ’t spaarzame licht zag ik de blote billen van de vrouw die een ½ uur eerder nog verliefd op mij was geweest.
‘We gaan,’ zei ik om toch nog iets te zeggen te hebben.
‘Ja, doei,’ hoorde ik Fred van ergens ver weg.

’t Was tijd om in de realiteit van Zijperspace terug te keren.

ehoiai (dl p)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals ik m’n neus tegen die van Floor stootte. Meermaals zelfs. Ik kon er geen genoeg van krijgen.
Zij schrok steeds licht. Een zuchtje kermde tussen haar lippen door. ’t Donzig haar erboven trilde mee met de schrik.
Een druppeltje zweet dat ik onderweg had meegenomen gleed langzaam richting m’n wang. Bleef in de kier onderaan de neusvleugel afwachten op wat er verder nog te gebeuren stond.

Ik keek.
Hoewel ik me nog zo voorgenomen had eens te zoenen zonder kijken. Zoals de anderen altijd deden. Ik kon toch niet de enige ter wereld blijven die met volle teugen alles in volle glorie in zich opnam?
Gelukkig scheen er slechts een enkele lantaarnpaal door de kier van de gordijnen. Hoe erg m’n ogen ook gewend raakten aan ’t donker, ik kon slechts de kleur van haar wangen voelen.
Alles zwart. Ook haar neus.
Daar voelde ik ‘m weer. Met moeite ging die van mij langszij naar de andere kant. ’t Puntje scheen net zo rood als dat haar wangen gloeiden.

Halverwege de toch al korte nacht lieten we elkaar los. Floor ging water halen. Ik zag door de kieren van m’n vermoeide ogen een schim ’t licht van de gang betreden. Een schim waarvan ik alle onderdelen op souplesse gecontroleerd had.
Floot legde zich opnieuw naast me neer. Net zo donker als ervoor. De deur was weer dicht.
‘Wil jij een slokje?’ vroeg ze me.
Ik kreunde een uitgeputte ja. Knikte met m’n hoofd, zodat ze ’t zeker zou verstaan.
‘Hoofd stil,’ zei ze.
Onze puntjes aan de voorkant van ons voorhoofd zochten elkaar weer op. Als magneten vonden ze elkaar. Een korte wending van Floor opzij & haar lippen waren bij die van mij.
Onze neuzen als bakens, zodat we de weg naar elkaar steeds weer terug zouden vinden.
Ze manoeuvreerde met haar lippen mijn mond open. Een korte knik als teken dat ’t zou beginnen. & Druppel voor druppel gaf ze me te drinken uit haar eigen mond.
Ik kon haar zweet ertussendoor proeven. Ik was na die paar uurtjes al een smaakexpert op dat gebied.

We dronken om beurten. Ze had 2 bekers uitgeschonken, aan weerszijden van ’t bed geplaatst, maar we gaven er de voorkeur aan elkaars dorst te lessen.
Ze druppelde wat water op haar buik. Ik zoog haar navel leeg. Bleef er meteen liggen met m’n hoofd. M’n oor op de heuvel waar alle geluiden van binnen te horen waren. Ik hoorde de resten alcohol stromen. De reden waarom we nu bij elkaar waren gekomen.
Ik luisterde, zij wreef. Zachtjes, versuft, voldaan, door m’n haren.

Zo zijn we in slaap gevallen. Zo heeft zij me een uur later wakker gemaakt.
Floor opende 1 helft van ’t gordijn, waardoor ’t daglicht naar binnen viel. Ze had al een kort hemdje aan.
Ik keek hoe ze bewoog. Hoe haar slanke lichaam nu omhuld werd door een miniem stukje stof. Alleen haar borsten waren verstopt.
Maar ook die hield ze niet lang geheim. Ze bukte voorover om de kussens op te rapen & toonde me zodoende waar ik die nacht van onder de indruk was geweest. Ze waren net zo mooi als in ’t donker.

Ze overhandigde me een handdoek. Liet me de douche zien.
Ik waste me. Vroeg om een tandenborstel. Trok m’n kleren van gister weer aan.
Slaapdronken slingerde ik mezelf richting werk. Ik omarmde een lantaarnpaal. Gaf mezelf met m’n arm een zwieper om de vaart er in te houden. Ook om ’t gevoel van de nacht nog even vast te houden. ’t Leven, de liefde, ’t mooie lichaam. Haar neus.
Ik krabde me snel even op die van mij. Om te voelen of alles wel echt had bestaan.

In de bieb zei een brutaal klein meisje mij dat ik naar haar vader rook.
Ik schoof haar boeken iets opzij, boog me over de balie heen & vroeg haar: ‘Hoe ruikt je vader dan?’
‘Hij ruikt ook altijd op zaterdag naar bier.’

Terwijl ik had gedacht dat alles in Zijperspace naar vrouw rook die dag.

ehoiai (dl o)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals ik Des zei, waar haar vriendinnen Dees gebruikten, met een zo lang mogelijk uitgesmeerde ‘é’. Dat was om de vertrouwelijkheid tussen hen te bevestigen. Haar docenten & andere officiële instanties konden niet anders dan haar volledige naam hanteren.
Maar ik dus Des. Dat klonk harder. Dat klonk als een afspraak. Dat klonk als de risico’s die ik liep.

Zondagmiddag maakten we bij haar thuis een tafel vol ontbijtspullen voor onszelf klaar terwijl haar ouders naar de sport op tv keken. Alles werd uit de koelkast gehaald wat mogelijk gebruikt zou kunnen worden. De tafel werd gevuld met koffie, thee, melk, mokken, kopjes, messen & lepels. Een enkele keer een vork. Voor een eventueel gebakken ei.
Uiteindelijk aten we beiden 2 boterhammen & konden we alles weer gaan opruimen.
Als de mosterd de koelkast weer in ging moest ik oppassen. Des bleef de truc met ’t theelepeltje fantastisch vinden. Achter de koelkastdeur hoorde ik haar al grinniken. Dan schoot ze plots te voorschijn & katapultte ze een theelepel mosterd op me af.
Ze gierde ’t uit, terwijl ik de mosterd zo snel mogelijk uit m’n ogen probeerde te wrijven.

Toen haar grootmoeder op bezoek kwam, zijn we richting duinen gevlucht. Ergens tussen de duinpannen zijn we gaan liggen, 10 minuten lopen vanaf haar huis.
Bij ’t opstaan hadden we ’t idee dat 2 kinderen ons een tijd lang in de gaten hadden gehouden. Plots waren we weer preuts & wisten we niet hoe snel we onze kleren aan moesten krijgen.

Bij ’t afscheid nemen ‘s nachts, voor de deur van mijn ouders (ik had er opnieuw een bed op zolder, sinds ’t uit was met Rien), stak ze haar hand in m’n broek.
Ik zei: ‘Doe nou niet.’
Dan dook ze nog even wat dieper met haar hand. & Kwam niet meer bij van ’t lachen.

In de stad liet ze de portieken zien waar ze nog geen 2 weken voor ze mij was tegen gekomen met andere jongens had gefrommeld.
Frommelen, zo noemde ze dat. & Omdat ze er zo leuk bij lachte, kon ik niet anders dan dat woord ook te gaan gebruiken.
Nog geen 20 meter voorbij die portieken kwamen we wel 1 van die jongens tegen in de kroeg.
‘Hai, hoe is ’t nou?’ vroeg ze dan belangstellend, mijn hand voor geen seconde loslatend.

Des dronk normaliter in een andere kroeg. Ze moest met haar vriendinnen samen kunnen zijn.
Na 12-en kon ik langskomen. Dan was de band klaar met spelen, zat mijn avond er op. Zij hield niet van die muziek.
Ik kwam binnen, keek om me heen.
‘Hé, lekker ding!’ klonk ’t boven de muziek uit.
We sprongen tegelijkertijd, stootten onze hoofden & flikkerden op de grond.
Men liet ons gaan. Ze waren ’t gewend.

De fietsen stonden bij haar tante.
‘Saai wijf.’
Maar wel handig. 100 Meter van de stad. In een schuur.
Voordat we een eind konden maken aan de nacht moesten we nog een tijdje tegen de muur van dat schuurtje staan. Om alles nog even te bespreken. De afgelopen avond, de kroegen, de vrienden, de muziek.
Staan werd liggen. Van liggen kwamen blauwe plekken.
Altijd. Overal. Niet alleen op die stenen ondergrond.
Maar deze bleven zeker 3 weken prominent aanwezig op m’n beide knieën.

Haar ouders vonden alles best. Als ik maar niet zat te mauwen.
‘Mauwen?’ vroeg ik haar.
‘Zeuren dat je pijn hebt,’ legde ze uit.
Deuren gingen niet op slot. Als er maar wel geklopt werd, had Des bedongen bij haar ouders.
‘’t Stinkt hier naar seks,’ kwam haar vader ons een keer mededelen.
Zonder kloppen was dat.
Des sprong op om haar vader achterna te gaan. Die heus wel door had dat-ie dat niet had mogen zien. Poedelnaakt ging Des haar vader vertellen dat dit toch niet de bedoeling was.
Hij gaf die middag nagenoeg geen commentaar bij de sport.

Toen was ’t uit. Ik had haar niet van de trein mogen halen toen ze na 4 weken terugkwam van vakantie.
Evengoed ging ze mee. Of ik met haar. ’t Was maar hoe je ’t wilde zien.
We hebben gepraat. We hebben gevreeën. Zij gooide zout in m’n thee. Ik smeerde sambal op haar boterham. We lachten. We waren blij elkaar te zien. We wisten wie we waren, tov elkaar.
Maar ’t einde van haar vakantie betekende evengoed ’t einde van ons.

Voordeel was dat Zijperspace minder blauw, groen & dan geel zag.

ehoiai (dl n)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Rien me van een afstand van 2 meter Donald Duckies recht in ’t gezicht wierp.
Ik weet niet waar ze de blaadjes vandaan had. Ze zwermden al een tijdje rond. In grote stapels, waar geen volgorde in te vinden was.
Ze lagen allemaal naast ’t bed. Of in ’t bed. Soms onder m’n kussen.
Wegwegweg, dacht ik.
Maar ik deed niets.
Ik stond gewoon op, eerder die zelfde zondagochtend. De tijd dat ik normaal op stond. Omdat ik de slaap niet meer kon vatten.
Alles houdt op zogauw je wakker wordt. Alles begint opnieuw.

Ik sloop zoals ik wel vaker sloop. Niets zo fijn als niet tot last te zijn.
In de woonkamer zette ik de kachel aan. Ik ging op de bank zitten met een boek.
Zachtjes, heel zachtjes, & dat pas na een uur, zette ik muziek aan. De meest relaxte. Zweverig ook een beetje. Ik moest toch een beetje begrijpen waarom Rien Enya leuk vond.
Aangezien ik toch was opgestaan, kon ik net zo goed thee gaan zetten, misschien een boterham eten.
Zou Rien ook willen?

Ik opende de deur van de slaapkamer. Hij plakte zoals altijd. Hij liet los als een klapzoen.
Maar als ik traag verder bewoog kon ik ’t kreunen van de scharnieren gedeeltelijk voorkomen.
‘Zeg, Rien,’ begon ik fluisterend, ‘wil jij ook thee?’
Een steun. Een lichaam dat zich omdraaide. Nog een ondefinieerbare grom.
Waarschijnlijk was dat een ‘ja’.

Ik keerde terug met ’t blaadje dat Rien op een 2ehands markt had aangeschaft. ’t Paste zo goed bij onze inrichting. Ik had geknikt om vooral een beetje enthousiasme te tonen. Vervolgens gebruikte ik ’t bij elke gelegenheid dat ik haar aan bed eten of drinken serveerde. Maar daarna stopte ik ‘m weer weg achter ’t grote dienblad.
‘Thee,’ fluisterde ik weer.
Hoewel ze nu ’t licht aan had & in haar blaadjes aan ’t lezen was.
‘Wil je ook wat eten?’
Haar grom klonk nog steeds ‘tzelfde, maar haar hoofd schudde nee.

Ik had m’n boek uit. ’t Had me 3 uur gekost. Dat was wel een voordeel van de rust: ik kon ongestoord verder. Op de bank of aan tafel in de achterkamer. Ruimte zat. Alles was vrij. Ik hoefde slechts wat papieren opzij te schuiven.
2 Uur dus. Op deze zondag. M’n ouders zouden ons om 5 uur verwachten.
Ik opende weer zachtjes de slaapkamerdeur.
De stapel aan deze kant van ’t bed was aanzienlijk groter geworden. ’t Zou een kwestie van enkele weken zijn & alle Donald Duckies zouden zijn weggewerkt. Als ze niet ook af & toe moest werken.
‘Wil je al wat eten?’
‘Hmpf.’
In de woonkamer ging ik dus maar op zoek naar een volgend boek.

‘Zeg Rien,’ zei ik zo rond ½ 4, m’n kop om de hoek van de deur stekend, ‘over 1½ uur verwachten m’n ouders ons.’
Plots vlogen de Donald Duckies naar m’n hoofd. Ik sloot snel m’n ogen. M’n handen voor m’n gezicht. Door de beweging opende de deur zich verder.
Gestommel. Geschreeuw ook vanuit ’t bed.
‘IK HEB GENOEG VAN DAT GEZEIK ELKE KEER!’
Ze stormde op me af.
‘Maar………….’ zei ik, ‘…………. ik wilde je alleen maar wat vragen.’
Of ik misschien af moest bellen, dat had ik willen vragen.
Ze was ondertussen bij me. Nog in beide handen 1 Donald Duck. Ze sloeg ermee op me in.
Ze scheurden.
‘LAAT ME MET RUST!’ gilde ze.
De losse blaadjes vielen om beurten uit haar handen. Maar de beweging bleef doorgaan. Steeds meer richting m’n gezicht.
Ik stond stil. Deed niets. Ik dacht na. Rustig. Terwijl ‘t om m’n hoofd wervelde van activiteit was ’t kalm van binnen. Ik vroeg me af wat ik moest doen, terwijl de klappen op m’n bovenlichaam terecht kwamen.

Tot er 1 plat op m’n wang kletste. Vlakke hand.
’t Gloeide. Brandde. Voelde rood & schaamtevol. Alsof ’t voelen van de wang de emotie teweegbracht & niet andersom.
& Even plots als dat Rien op me afgevlogen was, had ik een knuist van m’n hand gemaakt. Die kwam vol op haar kaak.

Alles werd stil.

Tot zij begon te janken dat ’t haar speet.
Met beide handen hield ze haar hoofd in bedwang op de plek waar m’n vuist was neergekomen.

Ik dacht dat ik me zelf nu ergens aan moest geven in Zijperspace voor wat ik had gedaan.