‘Jij bent Marjan,’ zei ik.
‘Hoe weet jij dat?’ vroeg Marjan verbaasd. ‘Wie ben jij dan?’
‘Wacht. Ik zet m’n pet wel ff af. & M’n bril. Ik ben Ton. Ton Zijp.’
Langzaam kwam er iets van herkenning in haar ogen.
‘Ik zat bij jou in de klas,’ vulde ik aan. ‘In ieder geval in de 1e klas.’
& Opeens kreeg ik 3 zoenen op m’n wang.
Ik dacht ook al eerder een Remco tegen te zijn gekomen.
‘Hé, Quint,’ zei ik tegen m’n broer, ‘da’s toch Remco die bij jou in de klas gezeten heeft?’
Maar op ‘t moment dat-ie naast me kwam staan dacht ik zelfs dat-ie bij mij in de klas gezeten had. Was niet waar, wist de jongen te melden. & Remco heette hij ook al helemaal niet.
‘Hij heeft bij mij op de lts gezeten,’ vertelde Quint 5 minuten later.
‘Ja, precies,’ zei ik, ‘daar zat-ie toch bij jou in de klas? & Hij was toch misdienaar?’
‘Ja, dat kan best kloppen.’
‘Als-ie op de trap voor ‘t altaar zat als misdienaar ging-ie altijd uit z’n neus vreten. Toch? Iedereen keek terwijl hij vrat.’
Hij heette dan wel geen Remco, maar ‘t was wel de Remco die ik eigenlijk bedoelde.
Marjan was ik ook voor ‘t 1st bij de kerk tegengekomen. Daar waren we per ongeluk verzeild geraakt op onze 1e dag op middelbare school. De Nicolaas-kerk. Een mis zou plaats gaan vinden. Ter introductie op ‘t nieuwe jaar. De nieuwe leerlingen zouden de zegen meekrijgen van God. Iets dergelijks, in ieder geval.
Zij was een stoer roodharig meisje met een pleister op haar wang. Ik was een verlegen jongen die een stoer meisje van z’n levensdagen niet aan zou spreken.
Na de mis bleek ik bij haar in de klas gezet te zijn. Klas 1-H. Ze mocht ‘t hele jaar door ‘t onbereikbaar stoere meisje spelen. Ze wist dat ik bij haar in de klas zat, maar dat uitte zich niet sterker dan ‘t pesten van 1 van de kleine jongetjes. Voor de rest bestond ik niet. Nou ja, ze had me als sinterklaassurprise ooit een kaars gegeven. ‘t Leek me toendertijd dat ze daar ‘t beoogde budget mee opgemaakt had.
De verdere 5 jaren op ‘t Johannes College zag ze me nooit meer staan.
Nu had ze me plotseling 3 keer gezoend. Meer zoenen dan gedurende de tijd dat ik met haar op ‘t Johannes College had gezeten, 20 jaar geleden.
Ze vertelde me de volgende 15 minuten oa dat ze slechts 2 keer verliefd was geweest in haar leven. Iets verderop zat haar vriend. Ik kon uit haar verhaal niet opmaken of hij bij die 2 keer hoorde. Hij woonde in Duitsland, was enkele jaren geleden geëmigreerd, had gevraagd of zij meeging, maar zij wilde liever in Den Helder blijven.
‘Daarom snapte ik ook nooit waarom andere mensen perse naar Amsterdam wilden. Ik hou wel van die overzichtelijkheid van een stad als Den Helder. Kijk hier in de kroeg. Ik ken iedereen. Ik heb nooit dat ik vragend om me heen sta te kijken van wie er nu weer allemaal in de kroeg zijn verschenen. Er zijn altijd bekenden.’
‘& Dat is waarom ik zo snel mogelijk uit Den Helder wegwilde. Altijd weer diezelfde nietszeggende koppen.’
De kroeg ging dicht. Haar vriend zat nog steeds van verderop naar ons te kijken. Speciaal voor kerst was-ie over, had ik ondertussen te horen gekregen. Terwijl ze me dat vertelde schuurden haar borsten tegen m’n elleboog. Dat betekende niks, maar ik vond ‘t vreemd zo dichtbij een vroeger stoer meisje te staan. Onbereikbaar was ze ooit. Ze bezat nog steeds die kenmerkende rode haardos, maar ‘t model dat er in zat zou 15 jaar geleden al als antiquarisch zijn bestempeld.
‘t Volle licht ging aan in de kroeg. Ze boog weer voorover. Ik zette m’n pet opnieuw af, zodat haar voorhoofd er niet tegenaan zou stoten. We gaven elkaar weer 3 zoenen op de wang.
Ze wenkte haar vriend. Ik keek waar Quint was gebleven. M’n pet ging weer op; ik hoefde toch niet meer te zoenen vanavond. ‘t Was tijd om naar huis te gaan. M’n logeerbed in Den Helder.
‘t Werd tijd om ‘t verleden te vergeten van Zijperspace.