regels

Ik blijf herhalen tegen mezelf: zo min mogelijk in de zon lopen, zoveel mogelijk in de schaduw.
Ik heb mezelf regeltjes opgelegd. Om vooral zo goed mogelijk de hitte door te komen. Bovenstaande is niet ’t enige regeltje.

Indien mogelijk op ’t midden van ’t pad lopen. Daar is de weg ’t platst; ’t minst schadelijk voor de enkels.
Alle wegen moeten afgesneden. Elke meter te veel afgelegd is zonde.
Pauze nemen op momenten dat de zon op z’n felst is. Op een schaduwrijke plaats, waar veel vocht verkrijgbaar is.
Neem een pint, een full pint, als je er behoefte aan hebt. Niet alleen voor de dorst. Je bent tenslotte in Engeland op vakantie.

Regels die elke wandelaar zichzelf zal opleggen, onder deze omstandigheden.
Ik heb er echter 2 aan toe moeten voegen.
Niet op vochtige plekken lopen.
Niet tegen stenen trappen.

Dat was ’t advies van de schoenmaker. Die heeft m’n vakantie daarnet toch nog kunnen verlengen. In 1e instantie zei hij dat reperatie onmogelijk was. Toen ik zei dat m’n vakantie dan afgelopen zou zijn, wist-ie toch een oplossing. Als ik me maar aan bovenstaande regels hield. & In Nederland zo snel mogelijk nieuwe schoenen zou aanschaffen.

In Zijperspace loopt men tussens de steentjes & druppels door.

geruststelling

Ik wou dat ik wijs was, & goed kon luisteren. Ik wou dat ik op kon volgen wat mensen me opdragen. Zovele goedbedoelde opdrachten, mededelingen, aanwijzingen. Kon ik maar een 10e opnemen van alle goede bedoelingen & daar een 10e van volvoeren, ik zou een beter mens zijn. Maar helaas staan m’n oorschelpen vooral naar binnen gekeerd. Ik zou willen dat ’t anders was, ik heb pogingen ondernomen ze anders te spitsen, als radarschotels te richten naar de juiste intenties. & Die juiste intenties als boodschappen te weerspiegelen de verre ruimte in.
M’n oren funktioneren niet zo. In ieder geval niet de hele tijd. ’t Grootste gedeelte van de tijd eigenlijk niet. Ik ben een beperkt mens. Met wonderlijke eigenschappen, dat wel, maar zeer beperkt. Ik hoop dat de meeste mensen mij dat niet kwalijk nemen.

Ik heb een straat in me wonen. Een straat van vele vensters. Zoals vroeger overal de gordijnen openstonden & je bij elk raam je buren gedag kon zeggen. Bij een enkele deur heb je zin om ff een praatje te maken. Maar ook weer niet elke dag. Hoewel je wel bij de buren elke dag een kopje suiker komt lenen. Ik heb zo’n straat. ’t Zit er soms vol van de buurtbijeenkomsten. Hebben ze opeens allemaal tegelijk trek in een barbecue.

Duizenden verhalen, ik weet ze alleen niet allemaal te vertellen. Ik weet nog verhalen over Suus, Inge, Thirza, Paul, Erik, Suzanne, Annette, Annet, Bas, Bart, Peter, Luuk, Fred, Evert, Stella, Erik, Sanne, Paulien, & voordat ik ze allemaal ga opnoemen, nog veel meer over m’n familie zelf.
Ik heb alleen geen geduld. Alles moet onmiddellijk; nu; meteen.

Ooit leer ik ’t wel. M’n vakantie is een poging ’t geduld, een gedeelte van ’t geduld, in handen te krijgen. Ik zal wederom pogen heimwee uit te stellen. Deze keer heb ik echter voordat ik ook maar de deur uit ben al last van heimwee. Ik wil niet weg. Weg is eng.
& O zo verleidelijk bovendien. Zonder weg heb ik niks om bang voor te zijn. Niks om van te genieten & niks om ’t thuis zitten te relativeren. Bovendien niets om me te herinneren, & niks om de angst voor dood te verdonkeremanen.

Ik zou verhalen willen vertellen, maar tegelijkertijd wil ik de kans ze te beleven wegstoppen. Ik wil dapper zijn, maar me in die dapperheid verstoppen. Ik bén ’t al, voordat de lezer ’t ervaren heeft. Waarom verder dan dat gevoel?
Zonder de ervaring van uitzonderlijke ervaringen, de ervaringen van ’t echte meemaken, kan er geen écht verhaal bestaan. Denk ik dan. Ik ben makkelijk in denken. Niemand die zo makkelijk denkt als ik. Zeg ik om mezelf te xcuseren.

& Over xcuseren gesproken: vele mensen krijgen nogeneens aandacht van me. Zeker niet de aandacht die zij in mij stoppen.
Ik bedacht me vanmiddag, mezelf voortbewegend over straat, anoniem wellicht, met een snee onder m’n oog & een zekere blauwe gloed eromheen; ik dacht: je moet niet die aandacht van een wond, een blauw oog wensen. Ook al wil je nog zo graag aandacht. Ook al schreeuw je er bij tijd & wijle om. ’t Is slechts een verhaal, wat je keer op keer vertelt, niet een verhaal wat 1 keer geldt. Zich doet gelden.

Ik wil verhalen vertellen die 1 keer gelden. Doen gelden.

Nu ga ik weg. Om weg te ervaren zoals weg zou moeten zijn. Ver weg, droom ik vaak.

Zijperspace is waar de volgende comp staat.

kapper

De 1e keer dat ik m’n huidige vaste kapperszaak bezocht, werd ik door een donkere marokkaanse jongen geholpen. Razendsnel was-ie. De hele tijd klonk ’t geluid van de schaar, als een mitrailleur ging ’t tekeer. Elke keer pakte hij een stukje haar beet & verwijderde de uitsteeksels. ’t Ene plukje was nog niet terug op m’n hoofd terecht gekomen of hij was al met de volgende pluk bezig. Alles met de gewone kappersschaar. Geen schaartje om ’t haar uit te dunnen, geen mesje om haar weg te snijden, geen tondeuse. In een poep & een zucht was ik gekortwiekt. ’t Interesseerde me niet hoe ’t zat op dat moment (’t zat perfekt); ik was vooral tevreden over de snelheid waarmee hij ’t karwei had gefikst.

Ik hou er niet van. ’t Liefst heb ik dat ze van m’n hoofd afblijven. Daarnaast moeten ze er voor zorgen dat ik zo min mogelijk jeuk van prikkende haartjes in m’n t-shirt overhoud. Dan blijf ik terugkomen.
Maar ’t meest vervelende vind ik dat ik in een vreemde omgeving zit. Ik liet me jarenlang door vriendinnen knippen. Stella heeft dat ’t langst volgehouden. Niet altijd even goed, 1 keer heeft ze me zelfs in m’n oor geknipt, ’t bloed stroomde er uit. Maar ’t was in een vertrouwde omgeving. Ik voelde me op m’n gemak. Na afloop nog ff een biertje drinken met z’n 2-en. ‘Ga maar ff douchen als je last van de haartjes hebt,’ zei ze altijd nog. Veegde zij in de tussentijd de vloer bij, ook al had ik gezegd dat ik dat wel zou doen.

De man die me tegenwoordig onder handen neemt, gaat steeds beter nederlands praten, maar zelfs dat vind ik niet belangrijk. Als ’t een beetje kapper is, ziet-ie vanzelf wel waar er wat af moet, wil ’t uiteindelijk op ’t vorige resultaat lijken. Van mij hoeft er ook niet gepraat te worden.. Al veel te vaak bij de kapper de politiek, ’t weer, m’n werk & m’n vakantie zitten bespreken. Vermoeiende gesprekken vind ik dat; er moet veel te veel uitgelegd worden, wil de kapper ’t verhaal een beetje begrijpen.
Ik weet dat deze man er elke keer is. Hij is er altijd voor de mannen, de dames lijken elke keer een andere kapster te hebben. Die spreken over ’t algemeen nog slechter nederlands. Zo slecht dat ik van te voren denk: ojee, die krijgt vast niet wat ze probeert aan te duiden. Maar ook vandaag zei ’t meisje dat gelijk met mij werd geknipt na afloop, dat ’t resultaat precies was wat ze bedoelde.

De 1e kapper in m’n leven was meneer Davids. Vreselijke vent, maar dat besefte ik later pas. Hij bleef maar praten & koffie drinken. Hij praatte met m’n moeder, of, als m’n vader er was, met hem. Tegen ons zei hij hooguit hoe we ons hoofd moesten houden. Als hij met de tondeuse aan de gang ging, drukte hij ‘m keihard tegen m’n schedel. De tondeuse was zijn favoriete instrument. Vooral achter m’n oor kon de tondeuse een warme trilling geven, die m’n hele lichaam doorging. Bij dat gevoel kon ik me voorstellen dat mensen de gang naar de kapper met blijdschap tegemoet zagen, maar da’s ook alles.
Nee, kappers zouden eigenlijk van je af moeten blijven. & Dat zoveel mogelijk met de mond dicht. De kapper die ik nu heb, komt daar ’t dichtst bij in de buurt.

Na een kwartier kon ik terug naar Zijperspace.

morgen

Ik kan me niet heugen dat ik ooit zo’n bevreemdend gevoel heb gehad bij de dag vóór vertrek. Vanmiddag voelde ik me nog opgelucht dat m’n laatste dag er bijna op zat. Ik werkte de laatste klusjes af die nog van me verwacht werden, maar deed ’t vooral rustig aan. Dat hoort als je bijna op vakantie gaat. Je hoort afscheid te nemen van de dingen. & Daar neem ik m’n tijd voor.

Ik zeker. Ik ben er al weken, misschien wel maanden mee bezig. Zie bergen rijzen, af & toe ook weer in dalen veranderen, maar ze zullen genomen moeten worden voordat ik vertrek.
Ik maak me niet druk om ’t materiaal dat m’n reis zal begeleiden, daar vertrouw ik wel op. Meer om de omstandigheden waarin ik zelf verkeer op ’t moment dat ik vertrek. & Of ik ’t wel ga redden, daar in verweggistan. Ik ben vooral een lafaard, denk ik dan. Altijd die hang naar ’t huiselijke, wel verlangen naar ’t vreemde buiten, maar ’t niet durven ondernemen. Als wel, dan vooral niet te lang.

Morgen mag ik m’n rugzak inpakken. Morgen mag ik naar de advokaat om ’t vorige ongeluk te beschouwen. Morgen mag ik de schade van ’t ongeluk vandaag opnemen, mag ik kijken of ik toch op de fiets richting advokaat kan vertrekken, & of m’n oog blauw schijnt.
Morgen is al vandaag. Ik haat morgen; morgen vertrek ik.
Ik hou helemaal niet van ‘morgen’s. Ik zou willen dat ’t altijd vandaag bleef.
Niets verandert tot ’t u belieft, heer Zijp. De dood bestaat niet, u zal nimmer niet bestaan. Er zal geen gedachte aan u zijn die niet reeds aanwezig is.

’t Wordt tijd dat ik m’n boek uit lees. Ik wil ’t niet meenemen op vakantie. Ik heb wel een andere voor onderweg. Ik wil de ongelezen bladzijden niet enkele weken alleen laten. Zij hebben ’t niet verdiend. Ik ook niet, maar ík kan ’t zeggen, zij niet. Ik zal daarentegen weer enkele ongelezen bladzijden toevoegen aan m’n verhaal.

Er staat een verhaal geschreven in Zijperspace.

valreep

Tijdens m’n vlucht door de lucht denk ik: ’t moet maar. ’t Is nu gebeurd; ik kan er niks meer aan veranderen.

Ik laat me gaan. Denk nog snel aan afgelopen weken & de problemen die ik heb met ’t vorige voorval. Daardoor treedt de ontspanning op. Ik kan niet anders dan de dingen laten gebeuren zoals ze gaan gebeuren.
& Opeens zit ik op de grond. Een natte grond, weliswaar, maar ik zit. ’t Voelt niet aan alsof ik moet gaan liggen. Dat lijkt me nog minder prettig. ’t Zitten geeft me de mogelijkheid om na te denken. Vooral over wat ik voel & hoe ik moet reageren. Wanneer moet ik bijv m’n volgende beweging gaan maken?

‘Waar voel je pijn?’
Ik ben al snel vergeten wie de vraag heeft gesteld. Ik geef nuchter antwoord, zoals alles nuchter door me wordt behandeld. Alles stapje voor stapje. Niets overhaast, want dat zou gevolgen kunnen hebben. Niet alleen lichamelijk, maar ook in de relatie met de getuigen & degene die ’t ongeluk veroorzaakt heeft. Ik moet alles overdenken. Geen emoties nog.
‘Ik voel m’n hand,’ zeg ik, ‘de zijkant van m’n rechterhand. M’n rechterknie voelt een beetje pijnlijk. & Onder m’n rechteroog voelt ’t aan alsof ’t dik is.’
‘Ja, daar loopt ook een straaltje bloed.’

Ik zie de hele tijd de taxi-chauffeur van ’t vorige ongeluk voor me. Ik zie de rekening van meer dan € 800,-. Ik denk aan getuigen die eigenlijk helemaal geen getuigen zijn. & Ik denk terug aan ’t moment dat ik dacht dat ik vlak voor m’n vakantie vast nog een keer onverzekerd een ongeluk zou krijgen. Advokaten, veel advokaten, & geld dat ik gewoon niet heb: ’t spookt zo snel, dat ik nogeneens besef wat me bezighoudt.

Ook al is ’t niet mijn schuld, ik vermoed dat de verzekering ’t er toch weer op uit zal laten draaien dat de schade op mij verhaald zal worden. Ik denk niet meer aan ’t ongeluk, ik denk slechts aan de verzekering. Ik denk aan getuiges die hebben gezien wat er is gebeurd. Ook al is de dame die de auto bestuurde bezorgd om me. Ik krijg meelij met haar; ik heb geen aandacht voor haar; ik speel de rol van slachtoffer niet goed.

Ik loop naar huis met m’n fiets in de hand. Totaal geen idee hoe ik er uitzie. Heel kort heb ik kunnen kijken in de achteruitkijkspiegel van de auto, maar dat gaf geen totaalbeeld.
Geen vakantie meer voor mij, denk ik. Ik wil niet meer. Zeker 2 weken weggaan, denk ik achterdochtig, terwijl een verzekeringsmaatschappij & een advokaat m’n zaken zitten te bekonkelen. De mallemolen van ’t ongeluk dat zojuist heeft plaatsgevonden moet nog in gang gezet worden. & Ik weet niet hoe ik er uitzie. Misschien wil ik wel helemaal niet met deze kop op vakantie.
Ik kijk in de weerspiegeling van een raam met donkere gordijnen erachter. De linkerhelft van m’n hoofd kan ik zien, maar de rechterkant wordt door de schaduwval afgeschermd. Er vindt een algehele censuur plaats. De dingen werken tegen mij. Ik heb zelf echter ook geen zin om met de dingen samen te werken. Ik heb nergens zin meer in.
Ik wist trouwens niet dat ik een kater had, bedenk ik me. Maar die gedachte wordt snel gecorrigeerd. Ik loop niet voor niets met een fiets in m’n hand.

’t 1e Wat ik doe bij thuiskomst is m’n zakdoekjes, m’n depdoekjes, weggooien. Weg herinnering. Zo snel mogelijk weg.
Vervolgens kijk ik in de spiegel bij de douche. M’n bril staat gedeeltelijk in m’n gezicht afgedrukt. Ik vermoed dat voortaan de afdruk van m’n bril daar altijd te zien zal zijn.

Ik ben thuis, alleen. Ik verlang mensen om me heen. & Wil tegelijkertijd dat iedereen oprot.

Er is niemand in Zijperspace.

waarheid

Ze hebben gewikt & gewogen bij de LPF, maar men kwam tot de conclusie dat ook zij er aan moeten geloven:

Iemand die niet de waarheid spreekt, moet opstappen. Zelfs als die van de LPF is.
(Minister Heinsbroek van Economische Zaken)

Bij gebrek aan zinniger uitspraken vanuit Zijperspace.

hallo

Vandaag kwam de man-die-denkt-dat-ie-aardig-is weer langs. Altijd een lach op z’n lippen. Altijd binnenkomend met de kreet: ‘Hé, hallo. Hoe gaat ’t?’

Ik wil ‘m negeren. Ik wil niet zogenaamd aardig gevonden worden. Ik wil niet zomaar belangstelling krijgen van een man die denkt dat-ie populair is. Die de illussie heeft dat-ie door iedereen gewaardeerd wordt. & Zeker niet door iemand die de schijn ophoudt dat-ie door iedereen aardig wordt bevonden.
& Toch help ik ‘m. Ik help ‘m net als elk ander.

‘Hallo,’ zeg ik, zoals ik ’t ook tegen toeristen of vaste klanten zeg. Soms zeg ik ‘Hoi’, als ik denk dat de klant uit Brabant komen. Niet te veel variatie, dat schept ’t idee van voorkeursbeleid. Weliswaar varieer ik als er div klanten achter elkaar binnenkomen, maar meer dan van ‘Hallo’ naar ‘Hai’ gaan doe ik niet. Variaties in ’t engelse dan wel nederlandse accent zijn daar in opgenomen.
Maar tegen hem zeg ik ‘Hallo’. Altijd.

Ik ben eigenlijk net God. Ze komen bij me binnen & ze krijgen allemaal dezelfde behandeling. Totdat ze bewijzen dat ze ’t niet verdienen.

Hij was vorige week vervelend. Ihkv koud bier in de koelkast. Ik zei dat de voorste blikken ’t koudst waren. U weet wel: FIFO (first in first out). Dat wilde hij blijkbaar niet geloven, want hij haalde alle blikjes aan de voorkant weg & ging naar achteren wroeten.
‘Hé! Ik zei toch dat de voorsten ’t koudst waren?’
Hij luisterde niet naar me. Bij z’n speurtocht naar ’t koudste biertje liet hij zelfs een blikje uit de koelkast vallen.
‘Alles goed?’ zei hij om ’t voorval zo duidelijk mogelijk te negeren.
‘Alles goed, alles goed? Je moet ‘ns een keertje naar me luisteren. Ik zeg tegen je dat de voorsten ’t koudst zijn. & Vervolgens haal je alles ondersteboven.’
‘Ja, joh. Niet druk maken.’
‘Ik maak me wel druk.’
‘Hoeveel krijg je van me?’
‘Luister je wel naar wat ik tegen je zeg? Ik vind dat je irritant bezig bent door niet naar me te luisteren; dat maak ik duidelijk & toch ga je door alsof er niks aan de hand is.’
‘Sorry. Wat krijg je van me?’ zei hij in 1 moeite door.
‘Wacht ff. Als jij een biertje hier wilt kopen, dan gedraag je je zoals ik dat wil. De klant is koning, maar mijn wil is wet. Dus de voorste biertjes zijn ’t koudst. & Dan haal je niet alles overhoop. Anders donder je maar op naar de overkant.’
‘Maar daar hebben ze helemaal geen koud bier.’
”t Bier wat je net uit de koelkast hebt gehaald is ook niet koud. Maar dat komt omdat je niet naar me wilt luisteren.’

De man-die-denkt-dat-ie-aardig-is kwam vandaag dus weer langs.
‘Hallo.’
‘Hé, hallo.’
Hij pakte een blikje bier uit de koelkast.
‘Wat krijg je van me?’

Voor de rest is alles nog steeds ’tzelfde in Zijperspace.

knoert

Ik krijg de bezoekers van ’t pleintje voor de Albert Heijn regelmatig over de vloer. Ik gedraag me afstandelijk, zolang ik ze niet goed ken. Evengoed probeer ik net zo beleefd tegen ze te zijn als dat ik tegenover de gemiddelde klant ben. Zogauw ze over langere tijd hebben bewezen dat ze te vertrouwen zijn, sympathiek & vooral niet te vaak wanhopig, ga ik me anders tegenover ze gedragen. Terwijl ik me ondertussen allang over hun gehele gedrag heb verwonderd.
Ik ben gefascineerd door de gedragingen van de mannen van de straat. Ook wel de vrouwen, maar die zie ik niet al te vaak. Hoewel er laatst er 1 bij me in de winkel was.

‘Hé, kerel. Alles goed?’
Ik had ‘r nog nooit eerder gezien.
‘Ja, ik was hier om de hoek,’ ging ze verder, terwijl ze naar de Albert Heijn wees, ‘nou joh, 1 & al kolerezooi. Maar ja, die gozer, hè…’
Ze ging nog een tijd zo door. Ik kon ’t amper verstaan. ’t Was echter prettig om naar te luisteren. Gewauwel om niks, met een zwaar junkenaccent. Terwijl ze doorpraatte liep ze naar de koelkast. Vroeg nog iets over bier dat er op een bepaalde manier uit moest zien. Wat ik niet verstond. Dus zei ik:
‘Wat bedoel je?’
Waarna haar gebrabbel van voren af aan begon. Ze keek naar de inhoud van de ijskast. Af & toe schudde ze met haar leren jasje over haar veel te dunne torso. Om te laten zien dat ze zich op haar gemak voelde.
‘Ah, je hebt ’t dus niet,’ zei ze schuddend. Ze wipte daarbij nog ff van de ene op de andere voet.
Hoewel ik dacht dat ze op dat moment gewoon niet wist waar ze naar toe moest. Haar stoere gedrag diende slechts om dat te verbloemen. Ze kwam weer voor de toonbank, tegenover me staan.
‘Hé, knoert.’ Die benaming voor flinke mannen heb ik al in geen eeuwen gehoord. ”t Is jammer, ik ga wel ff ergens anders kijken. Maar ik kom terug.’
Ik verheugde me er al op. Vooral toen ze bij de laatste zin haar jasje omlaag over haar schouders gooide. Doordat ze een halter-shirtje droeg werden die ontbloot. Net als mannen die in hun daapse hanengedrag tegenover elkaar komen te staan. Bij haar kwamen er geen spieren tevoorschijn. Slechts uitgeteerde spaakjes van armen. Nog maar net vastzittend aan haar borstkas.
Ze voelde zich echter stoer: ‘Hé, later dan!’ riep ze hard op haar weg naar buiten.

Ik hou van dit soort conversaties. Ik sta vol bewondering te luisteren naar wat dit soort mensen er uit weten te brengen. Terwijl ze verschrikkelijk aan de grond zitten. Ik probeer ’t niet te laten merken. ’t Gesprek moet echter wel zo lang mogelijk duren.

Vandaag ging ik voor ’t 1st in lange tijd die tegenoverliggende Albert Heijn weer in. Vol met toeristen & 1-dagsmensen, waardoor er ellenlange rijen mensen voor de kassa stonden. Ook zij maken deel uit van ’t leven in ’t centrum. Ze overheersen zelfs ’t straatbeeld. Eigenlijk zie ik liever de onbehuisden, de junks, de pillenfreaks, de alkoholisten, de Z-verkopers, de fietsendieven, de methadongebruikers. Hoewel ’t over ’t algemeen verschrikkelijke etters zijn. Maar er gebeurt tenminste wat. Alles is plots & onvoorspelbaar.
Ik zou misschien ‘ns een hele dag daar voor de Albert Heijn moeten gaan bivakkeren.

Waarschijnlijk past dat relaas niet geheel in Zijperspace.

stappen

Toen ik thuis m’n tas met papieren weer neerlegde, noemde ik ’t al in gedachten ’t Paniek-Pakket. Tegelijkertijd vond ik de uitdrukking een ietwat overdreven, maar ’t zat in m’n hoofd voordat ik ’t door had. Ik zou ’t pakket papieren in ieder geval de komende tijd vaker nodig hebben. Waarschijnlijk zou ’t nog wel wat in volume toenemen.

’t Nemen van stappen om ergens verder in te komen, of ergens minder last van te hebben, lijkt vaak onoverkomelijker dan dat ze uiteindelijk blijken te zijn. Ik moest vanochtend de stap ondernemen om juridische bijstand te verkrijgen in de zaak tegen de taxi-chauffeur. ’t Zou me € 810,69 kunnen besparen. Ik moest daarvoor naar ’t Bureau voor Rechtshulp, maar wat daar verder zou gebeuren wist ik niet.
Alleen al ’t ondernemen van de gang naar dat bureau kostte me 3 dagen kopzorgen. 3 Dagen van te voren had ik al uitgedokterd hoe laat ik op zou staan, om vooral bijtijds aan de beurt te zijn. Ik moest tenslotte ook nog werken. Ik was zelfs van plan om 2 uur eerder dan normaal te ontwaken, zodat ik geheel & al wakker acte de présence zou kunnen geven bij opening van ’t bureau op de maandagochtend.
Ik werd echter pas om ¼ voor 9 wakker. Ik haastte me m’n tanden te poetsen & kleren aan te trekken, verzamelde de papieren bij elkaar in een plastic tas (hoever moet deze zaak doorgevoerd worden, wil ik een aktentas ervoor gaan aanschaffen, vroeg ik me onderwijl af), om vervolgens als nr 4 in rij aan de beurt te zijn. ½ 10 was ik weer thuis.

Om mezelf voor te bereiden op een serieus telefoongesprek heb ik 1st de assistente van m’n huisarts gebeld, om haar te verzoeken een herhalings-recept naar m’n apotheek te versturen. Daarna voor ’t 1st in m’n leven een advokaat gebeld. Ik wist niet dat ’t leven zo eenvoudig in elkaar zat. Deze gedachte overviel me helemaal na beëindiging van ’t volgende gesprek met de verzekeringsmaatschappij-meneer van de taxi-chauffeur. Ik moest ‘m verzoeken de datum van uiterste betaling te verschuiven. Fluitje van een cent.

14 Jaar geleden had ik nog psycho-therapie nodig om mezelf stappen te laten ondernemen, zodat ik me voor studie zou inschrijven aan de universiteit. 4 Maanden lang kwam ik wekelijks bij dhr Müller om te vertellen wat ik wilde doen met m’n leven, welke keuzes ik daarbij dacht te gaan maken, welke stappen ik daartoe ging ondernemen, & ter controle of ik die stappen in ’t verdere leven inderdaad al had gezet. Hij deed niks, behalve me foldertjes leveren van wat universiteitsstudies. & Praten. Maar dat laatste deed ik vooral. 1 Van m’n sterkste punten, had-ie al geconcludeerd na eerdere sessies. Mijn belangrijkste conclusie was dat ’t leven helemaal niet zo ingewikkeld in elkaar zat als ik dacht. ’t Was een kwestie van onnoembare angsten overwinnen.

Dhr Müller waart nog steeds ergens rond in Zijperspace.

brievenbus

Ik heb wel ‘ns door een brievenbus staan schreeuwen dat ik m’n vriendin wilde zien. Ik lees ’t net in een roman. Ik schreeuwde echter niet dat ik ’t raam in zou gooien. Dat zou ook niet gaan, want de bewuste woning bevond zich op de 3e etage van een flat. Waarschijnlijk zou ik er ook niet dapper genoeg voor zijn.

Ik riep: ‘Tineke! Ik weet heus wel dat je hier bent.’
Zo, die zat. Lag ze ondertussen te vrijen met een andere vent, die minstens 10 maal minder aantrekkelijk was dan ik, die geen ordentelijke beweging uit z’n lichaam wist te persen, & bovendien een inslikkende ‘hm’ produceerde zogauw hij dacht dat er iets grappigs aan de hand was. Een soortemet spraakgebrek, of anders een veel groter gebrek aan zelfvertrouwen. Ik dacht vooral ’t laatste. Maar vrouwen vallen nou 1maal in tijden van crisis op mannen die ook hun zwakheden tonen. Ik weet daar alles van.

‘Hé, Jeroen. Toon je een man & kom naar de deur.’
Ja, ik had de smaak van ’t briefbussenschreeuwen te pakken gekregen. ’t Was midden in de nacht, maar m’n lichaam zat vol energie. Jaloezie geeft een mens ongebreidelde energie. Ik heb daar zowiezo altijd al veel van, maar deze nacht zou ik dat wel ff omzetten in een oorverdovend tafereeltje van brievenbus-geschetter. De buren zouden ’t zich heugen. De postbode zou de volgende ochtend de sporen ervan op de randen van de gleuf kunnen navoelen.

Jeroen kwam naar de deur. Hij vond ’t een beetje kinderachtig van me dat ik alle buren bij elkaar zat te schreeuwen. Ik leunde nonchalant tegen de balustrade (van buiten de koelheid zelve, van binnen 1 grote stroom van jagende adrenaline), achter mij lag de afgrond van 3 verdiepingen. Ik hoopte eigenlijk dat Jeroen net te opgewonden zou zijn geraakt van m’n kannonade, & mij een zet zou geven, dan kon ik de martelaar spelen. Ik zou dan spelen dat ik Tineke niet meer terug wilde, als ik daar nog toe in staat was. Hoewel ik me achteraf weinig kans daartoe gaf.

Maar die slappeling wilde slechts met z’n vuisten in de deuropening staan. Met snel een broek aangetrokken & een blouse op ½-open. Vuisten die zeiden dat hij machteloos stond. Ik stond achterovergeleund tegen de balustrade (nog steeds dezelfde verhouding binnen/buiten), die m’n heldendom moesten gaan bewijzen, m’n rust, m’n integriteit, ondertussen m’n verhaal vertellend.
Ik wilde m’n vriendin terug. Ik vond ’t belachelijk dat hij gebruik maakte van een zwak moment in onze relatie. Ik vond ‘m een mietje, maar hij moest zich daar niks van aan trekken. Ik was nl ook geëmotioneerd. Maar ik wilde wel dat m’n vriendin zo snel mogelijk thuis zou komen.

Ver weg achter enkele scheef staande deuren hoorde ik m’n vriendin mee luisteren. Ademloos. Ik was m’n laatste smeekbede, ten overstaan van Jeroen, aan ’t afsteken. Na dit zou alles afgelopen zijn.

Ik ging alleen naar huis. Een zeker genoegzaam gevoel rees in mij gedurende de rit. Ik had niet over me heen laten lopen.

Een kwartier later arriveerde m’n vriendin.

Op haar had allang al de banvloek van Zijperspace moeten rusten.