Als je ogen langzaam aan ‘t donker gewend raken, begin je je te realiseren dat je ze weer ‘ns niet gesloten hebt. Als een spiegel reflecteren die van de ander dat ‘t jou steeds maar weer niet lukt & haar wel. Diep weggedoken in zichzelf, zichzelf & jou tegelijk, geestelijk verstrengeld door de poorten naar buiten dicht te houden, ligt zij daar onschuldig te wezen, in de veronderstelling dat jij daar medeplichtig aan bent.
Maar plots weet jij wel beter, want dat minimale licht dat de nacht nog kan produceren reflecteert een zacht schijnsel van ongeopende oogleden. Jij vangt hun beschuldigende blik op.
Na afloop van ‘t weesgegroet bestond er de mogelijkheid om de broer die je de laatste tijd ‘t meest dwars had gezeten een hak te zetten.
‘…bid voor ons zondaars, nu in ‘t uur van onze dood… Amen.’
Vingervlug schoof de rechterhand dan een laatste maal van voorhoofd, via middenrif, naar beide schouders, waarna ‘t toegestaan was weer deel uit te gaan maken van de werkelijke wereld.
‘Pap, Carel had z’n ogen niet gesloten.’
Alsof ‘t noemen van z’n naam niet voldoende was, voegde ik er een wijzende hand aan toe. Met een scherp uitstekende wijsvinger. Na ‘t gebed moest Pa blijkbaar nog even extra geholpen worden zich te realiseren wie wie was in zijn gezin.
‘O ja, Carel,’ zo dacht ik dan dat m’n vader met me mee zou gaan, ‘dat is die jongen die schuin tegenover me zit, zo begrijp ik uit ‘t wijzende gebaar van Ton.’
‘t Was verboden van tafel op te staan tijdens de maaltijd. Hooguit m’n moeder mocht tussendoor wat extra gerechten uit de keuken halen. Een enkele keer een zoon om haar daarin te assisteren. Bij hoofdpijn. Of als ‘t haar allemaal een beetje te veel was geweest, die dag.
Pa zat tegenover Carel. Carel zat naast Ma. Ik zat naast Carel, aan ‘t hoofdeind. Aan mijn andere zijde zat Quint. Daar weer naast zat Pa dus weer. Tegenover mij zat Marc. Ma had Theo naast zich. Jan ertegenover, naast Pa.
& Omdat Pa rechtshandig was & hij net als de rest van ‘t gezin gebonden was aan tafel zolang de maaltijd duurde, vroeg hij vriendelijk assistentie aan Ma.
‘An, geef jij Ton ‘ns een tik.’
‘Ja, maar ik had m’n ogen juist wél gesloten!’ zei ik in verontwaardigde paniek.
‘Dan had je niet kunnen zien dat Carel z’n ogen open had,’ zei de wijsheid die ons gezin leidde.
Vele jaren later zou ‘t heel gewoon zijn om de ogen open te houden tijdens ‘t gebed. ‘t Werd zelfs normaal dat grote delen van ‘t eens bij elkaar wonende gezin in ‘t geheel niet mee bad. Maar vol ontzag keken we hoe onze moeder, wars van de moderne tijd die in ons gezonken was, haar handen in elkaar vouwde & haar ogen voor een minuut gesloten hield.
Ik wacht tot ik betrapt word door de vrouw die zo ontzettend dicht bij me is. Ik kijk angstvallig hoe er plots iets is, iets zal zijn, dat m’n ogen registreert. Dat er gezien wordt dat ze driftig onrustig, schuldbewust de wereld aftasten, zorgvuldig pogend niet op verkeerde plekken te blijven hangen.
Een enkele keer dwing ik ze te sluiten, maar net als dat je onder water terecht komt & je als vanzelf weer boven probeert te komen, zo willen die ogen van mij opnieuw ‘t leven zien, daarvan getuige zijn.
Ik ben niet echt, denk ik bij mezelf. De hele wereldbevolking houdt op zo’n moment z’n oogleden toe & eigenwijs worden die van mij, als gespalkt met lucifershoutjes, zoals ik gelezen heb over martelpraktijken in landen met gemene dictaturen, open gehouden.
Ik zit hier noodgedwongen te observeren wat liefde is, waar ik zelf de hoofdrol had moeten spelen.
Zo zie ik alles van wat gaande is in Zijperspace.