Zo af & toe klinkt de vraag of ik haar mis.
Dat is alsof mensen aan me vragen hoe ‘t met me gaat & ik een ongedefinieerd gevoel krijg van niet weten waar de waarheid ergens ligt.
Willen ze ‘t werkelijk weten of is ‘t gewoon een vraag die bij ‘t omkeren van ‘t hoofd naar een onderwerp afkomstig van elders alweer vergeten is? & Mag ik dat wel denken als mensen belangstelling tonen? Als ze laten merken te willen weten hoe de situatie voor mij & haar is?
Ik probeer me in een bliksemflits (dit soort gedachtegangen moeten snel plaatsvinden, want anders ziet men dat er nagedacht wordt over een antwoord dat vanzelfsprekend op ‘t voorste puntje van je tong hoort te liggen) voor te stellen hoe ik me voel als de vraag gesteld wordt hoe ‘t met me is.
‘Hé, hoe gaat-ie?’ klinkt ‘t dan altijd als een donderslag, hoe vaak ik ‘t ook eerder heb gehoord.
Dan mogen er vervolgens geen puntjes in de tekst voorkomen. Iedereen moet zien dat er geen interpunctie gebruikt wordt tijdens ‘t antwoorden. De vanzelfsprekendheid van welbevinden vindt onmiddellijk plaats door de mededeling dat men zich geen zorgen over mijn gemoedstoestand hoeft te maken.
‘Goed. & Met jou?’ luidt dus de gewenste return op een dergelijke gemakkelijk te ontvangen service.
Maar meestal ben ik al zo druk bezig met ‘t 1e gedeelte op een juiste manier af te handelen dat ik vergeet de wedervraag te stellen. Ik ontvang, maar sla niet, vriendschappelijk, terug.
‘t Is niet uit gebrek aan belangstelling mijnerzijds dat ze dat mislopen. ‘t Is juist dat ik me druk maak om de mogelijkheid dat ze zich een ‘on’-welbevinden bij me zouden kunnen voorstellen.
Ik wil ze niet in verlegenheid brengen door ze een verkeerd antwoord voor te schotelen.
‘t Is als dat eeuwige ‘How do you do?’ van die suffe engels sprekenden. Ze verwachten geen antwoord, hooguit dezelfde vraag terug, maar mijn NL-taalgevoeligheid dwingt me na te denken over wat ze van me verlangen & omdat dit misschien wel langer dan een split second zou kunnen duren geef ik ze toch elke keer weer: ‘Fine, thank you.’ Daarbij wederom totaal voorbij gaand aan ‘t feit dat ze juist ook diezelfde niets verlangende belangstelling terug geserveerd willen krijgen.
Ja, ik mis haar. Nee, ik mis haar niet.
Ik spreek haar bijna elke dag. Via mail, via whatsapp. Ik reageer zo snel mogelijk als ik iets van haar te horen krijg.
Maar ik ben zo verschrikkelijk druk met de dingen hier bezig. Ik ben in ‘t hier & nu. Zij is daar & in een ander nu.
Ik heb haar gevraagd of ze me namen wilde sturen van plekken waar ze verblijft.
‘Zoek je ‘t dan op via Maps?’
‘Ja, daarom is ‘t verstandig om ‘t me via mail te versturen,’ luidt mijn antwoord.
Maar stiekem schrijf ik bovenstaande conversatie hier zonder spelfouten. & Ik hoop tegelijkertijd dat zij via mail die ook weet te vermijden.
‘Ik weet alleen nog niet hoe ‘t hier heet,’ appt zij. ‘Ik kan die thaise namen niet lezen.’
Ik had ‘t zelf kunnen bedenken, schiet ‘t door m’n hoofd.
Maar ipv dat aan haar te sturen schrijf ik: ‘Ik moet de bonen van ‘t vuur halen. Humus wacht. & Dan ontbijt.’
& Dan mis ik haar vooral als ik humus maak. & Als ik, zonder haar, tijdens m’n ontbijt met humus de sinterklaasjournaal-afleveringen bekijk.
– 300 gr krombekbonen (vóór ‘t weken & koken)
– snufje garam massala van ong 1 tl
– snufje kurkuma van ong dezelfde grootte
– 1 winterwortel (lichtelijk gekookt)
– 2 stengels bleekselderij (meegekookt)
– 2 tl komijnpoeder
– 1 vinger mierikswortel
– 2 tenen knoflook
– sap van 3 citroenen
– 5 el tahin
– 4 el olijfolie
– peper
– zeezout