Ik denk ondertussen dat ik vooral kleine dingen meemaak. Al in de tijd dat ik nog barman was. M’n hoofd maakt ’t groots, veelomvattend & velerlei aspecten waar anderen gemakshalve aan voorbijgaan. ’t Zou te veel ruimte kunnen innemen of tot onnodige stress kunnen leiden.
Daar ben ik zelf niet zo van. Niet met opzet, niet op zoek naar meeslepend of dergelijks. Meer dat er zoveel aspecten bij gehaald dienen te worden. Dat als je gezamenlijk op een terras zit, of laten we in dit geval ’t momenteel wél toegestane park nemen, zelf blikjes meegenomen, een omgeving met velerlei bankjes, in de schaduw of randje zon, prullenbak in de buurt, etc… Dat als ik dus in een park half in de zon half in de schaduw zit, vooral niet met tegenlicht, ik bij een toevallige voorbijganger denk: ‘Wat doet zo’n man nou als hij ’s avonds bij ’t tandenpoetsen merkt dat hij een zwelling op z’n linkerwang heeft?’
Of: ‘Ligt z’n hond nou naast hem op de bank als hij een film kijkt? & Mag-ie dan ook mee op bed? Hoe vaak wast híj z’n beddengoed?’
’t Zijn merendeels efficiëntie-vragen die ik mezelf stel. Niemand die er een antwoord op hoeft te bedenken. ’t Heeft slechts tot doel overzicht te krijgen, van mogelijkheden, van wat naast mij kan bestaan, me een voorstelling kan maken van onbegrensde mogelijkheden & dat gevoeglijk zo te laten.
Hoewel dat ‘gevoeglijk’ wel betekent dat ’t me evengoed minutenlang kan bezighouden. Als de vraag die ik mezelf stel geen antwoord met zich meedraagt & m’n fantasie te kort schiet.
Gister zag ik op een kerkhof 2 vrouwen. Ze leken zich comfortabel te voelen in hun niet alledaagse houding. Camera’s bij zich, spullen herschikkend, waardoor ik bij dat laatste in 1e instantie dacht dat ze ’t graf van hun gemeenschappelijke ouder aan ’t kuisen waren (camera’s nog niet opgevallen).
Maar toen ik om de hoek van de kerk hun weer in ’t vizier kreeg, zag ik een witte paraplu, standaards klein & groot & verstond ik een conversatie over de lichtval & of er in een hoek van ’t kerkhof nog iets te vinden was.
& Hoewel deze gebeurtenis me had kunnen uitnodigen tot urenlang met mezelf zitten delibereren over wat & hoe mbt hen, bleef ik onverstoord doorgaan met me bedenken wat ik de dag ervoor allemaal in de pan had gedaan wat sinds vanochtend m’n lichaam alweer grootdeels had verlaten.
Dát hield me op dat moment bezig, was ik aan ’t verwerken, dieper aan ’t opslaan, veilig, voor herhaling vatbaar. Dat zelfverzonnen recept dan, bedoel ik bij dat laatste.
& Nu dringt de vraag pas tot me door, die zich wel voordeed, maar nog niet ergens een landingsplaats had gevonden: waar waren zij mee bezig?
Niet dat ’t iets oplevert voor Zijperspace, behalve de vraag.