t Voelt aan als een soortement dolen. Niet weten waar je gevoelens liggen.
Ik zie tranen uit de ogen van mn broer opwellen & vraag me af waar die opeens vandaan komen.
Ik zie mn vader op t bed opgebaard liggen & ben bang voor zn bleke couperoseloze gelaat.
Ik hoor mn moeder stommelen & wil weten waar ze is.
Dan zegt ze dat ze nog even bij mn vader wilde zijn. Dat ze ernaar verlangt nog een keer een praatje met m te maken. Een goed gesprek.
& Ik dool in de jaren dat hij niet meer bereikbaar was. Niet volledig meer in t hier & nu stond. Dat wij wisten waar we waren & hij steun zocht. Hij was niet meer volledig. Dan neem ik t mezelf kwalijk dat ik dat wat er aan vooraf ging niet meer juist weet te herinneren.
Ik ben verdwaald in fragmenten. Om mezelf vooral geen houvast te geven. t Ene beeld geeft aanleiding om t andere beeld op te roepen & vervangt ‘t aldus.
& Dan t huis.
Mn moeder & ik.
Overdag komen mn broers. Schoonzussen, kinders.
s Avonds wij. Met mn vader in t bed. Op t bed. Een koelplaat tussen t matras & zijn lichaam. Nog enkele lakens om ijsvorming te voorkomen. Airconditioning, zodat de temperatuur in de kamer zo laag mogelijk blijft. Als je buiten staat hoor je de lucht naar buiten geblazen worden door de slang die uit t raam hangt.
Ik heb de computerkamer. Zelfverkozen isolatie. Ik verzin elke keer excuses waarom ik daar moet blijven. Toetsenbord bij de hand. Enigszins contact met de wereld die niets met mn vader van doen heeft.
Die andere wereld sluit ik af zogauw ik t matras neerleg, daar waar 1st de stoel voor t beeldscherm stond, op een smalle reep tussen bureau’s & stoelen. ‘t Past er nog net. Raam open om verkoeling, lucht te krijgen. Maar dan moet vooraleerst t licht uit, de comp uit. t Voorgaande dient afgesloten te zijn, mag geen aantrekkingskracht meer uitoefenen.
Ik dacht dat ik t niet vol zou houden. Zomaar enkele dagen in t ouderlijk huis. Weg van veiligheid, geborgenheid van mn eigen vertrouwde alleenzijn.
Maar ik hou t vol. Ik voel de irrealiteit van een lichaam dat ooit die van mn vader was. Hij zegt niets, hij hoort niets, hij beweegt niet als ik langs m loop. Daarom waar ik hier rond alsof t mn 2e huis is.
t Is mn 2e huis. Alleen mn vader leeft er niet.
Dat ik m in mn gedachten doodzwijg doet me volhouden. Ik weet niet wat de begrafenis straks geeft. Omdat ik mezelf niet de gelegenheid geef dit ten volle te realiseren, zo voelt ‘t.
Ik vraag me slechts verwonderd af wat mn broer ertoe heeft aangezet op een onverwacht moment de tranen te laten lopen. & Laat verder alles op z’n beloop.
Ik dool door Zijperspace & hoop mn huis terug te vinden.