Elke-dag

Elke dag sta ik op ‘t punt te beginnen.
Ik hoef slechts m’n toetsenbord te beroeren. Flink roeren. Een hussel maken, zodat ‘t goede vanzelf boven komt. Niet geduldig zijn, maar alles laten gaan.
Zoals m’n buuv die me nu daarin stoort door ‘tzelfde te doen, recht in de pispot pissend. Laat ‘t gaan, ongestoord. ‘t Was me al opgevallen toen we als kind een nette buurvrouw hadden die blijkbaar ook af & toe haar panty plus al ‘t andere naar beneden trok waar de familie, die van ons, ‘t voor de rest niet kon zien. Of man & zoon. Dat je je niet voor kon stellen dat de panty, die ze altijd droeg onder haar wollen deken van de geringe variatie aan kniehoogrokjes, ooit plakkend naar niet plakkend aan haar benen konden voortbestaan. Zij knieën had, hielen ook, waar vlak boven alles bleef hangen wat anders daar hoog boven verheven was.
& Ik voelde me misselijk als ik daar aan dacht. Want dat doet een kind niet. Van sommige denksels moest je afblijven. Denksels die de muren van de buren overtraden. Ik wist inmiddels hoe dik die waren. Slechts 2 verticale lagen dik, een stukje lucht ertussen.
Vleermuisvriendelijk, zou ik nu denken.
Terwijl ik me nu druk zou moeten maken dat ik dat niet van buurvrouwen mag denken. Ook niet m’n huidige, of juist niet. Moeder inmiddels zoals mijn moeder toen was. Waar alles inmiddels naturel ging. & Er later achter komen dat alle vrouwen dat naturel deden. Zelfs de beste vriendinnen. De vriendinnen vooral die de deur open lieten staan om ‘t gesprek door te laten gaan, geen moment verliezend voort te zetten. ‘t Leven was bijzonder genoeg om er niet genoeg over te praten. Een dikke straal was ‘t bewijs er van. Uit mond, zelfs uit kont. Een binnenrijm dat op een gegeven moment vanzelfsprekend wordt.

Maar kijk, wij hadden slechts mannen, als in: kinderen waren we nog. Later werd dat bevestigd door ‘de groten’ in dikke boeken. Zij schreven ook over onbenulligheden die klein begonnen maar groot leken of bleken.
Nu pruttelt er middernachts een brommer, scooter, motor. Hij reutelt de nacht door. Gaat een conversatie met de buurt aan. Laat maar horen, ik ben hier. ‘t Is van een man die waarschijnlijk ook een moeder heeft die alles laat gaan.
Maar niet willen horen. Dat alles normaal is. Hij wil speciaal zijn. Hij keutelt zijn reutel zo hard mogelijk de lucht in zodat hij zich niet-vrouw kan tonen.

& Ik kakel door. Rampestamp mijn toetsen, de schrijfopdracht van meester Nederlands van Garderen gedenkwaardig: schrijf wat je te binnen schiet.
& Ik werd als enige genoemd na afloop van die les. Ik had zowaar niet m’n vinger op hoeven steken om te vragen voor wc-verlof, tóen al zwakke darmen, incl zenuwleiders, elke keer wachtend tot ze een reutelpauze konden nemen, ongehoord.
Een man, een jochie nog, die zijn schaamte kende & die niet anders kon dan die van hem bovenop anderen plakken. ‘t Stond ze goed, want dan leken ze tenminste een beetje.

Voor de rest evengoed een nachtdonkere sfeer, zo klinkt ‘t momenteel achter de gordijnen van Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *