Ik word gewaarschuwd door een droge kuch.
Dan kijk ik om & zie de man in kamerjas op zijn balkon staan.
’t Maakt niet uit op wat voor dag. De beelden zijn inwisselbaar. Precies dezelfde plaats, de hand met de peuk richting mond. Kamerjas blauw.
Hoewel zijn tenue richting ’t avondlijke uur meer casual is. Gewoon. Overdagkledij.
Ik weet niet wat ik er van moet denken. Loopt hij hele dagen in kamerjas rond? Hoort dat dan bij zijn cultuur & weet ik echt zo weinig van m’n medemens?
Maar die kuch schudt me elke keer wakker. ’t Overbrugt met groot gemak de 20 meter tuingrond die tussen ons ligt.
Ik heb minder last van de regelmatig voorbijrazende trein. Zijn rokershoest verstoort de algeheel heersende rust waarin ik mij achter gesloten deuren denk te bevinden.
Rokershoest. ’t Is lang geleden dat ik dat een niet weg te denken verschijnsel van mijn aanwezigheid op dit aardse beschouwde. Wakker worden & een paar keer moeten rochelen. Totdat ik wist dat een groene materie omhoog was geborreld, die ik vervolgens diep weg kon slikken. De keel schoon genoeg om de 1e peuk weer te kunnen ontvangen.
’s Avonds laat, soms wel na 12-en, klinkt de hoest als een vrouw.
Ik kan ’t niet controleren, want de gordijnen dicht.
Zou zij dan ook roken? Waarom niet overdag?
Vanochtend legde hij zijn peuk neer, op een kastje in de hoek van ’t balkon. Ik dacht eigenlijk dat-ie ‘m uitdrukte & opnieuw naar binnen ging.
Ik kon ’t zien, want lag op de bank & had ’t grootste gedeelte van m’n gezicht verstopt achter m’n armen. Onherkenbaar spiedend.
Hij liep terug naar binnen. Liet echter de deur op een kier.
Toen zag ik van onder bij de deur een handje richting deur reiken. Die trok ‘m naar zich toe. Dicht. Vermanend dicht. De pyama die ’t armpje omhulde had ’t koud.
Maar de man gooide de deur weer wijd open. Hij stapte ’t balkon opnieuw op. Pakte zijn sigaret & stopte ‘m in de mond. Ik zag de kegel oplichten.
’t Kinderhandje probeerde de deur weer naar zich toe te trekken. Maar de man nam na 2 stevige halen de regie opnieuw in handen. Hij schoot de peuk de tuin van m’n directe achterburen in & liep over ’t armpje heen stappend naar binnen. Alles werd naar binnen getrokken, ’t restje kind & vervolgens de flap van z’n kamerjas.
Die ik er nog steeds vond uitzien alsof-ie net uit bed kwam.
De rust was weergekeerd in Zijperspace, geen uitzicht meer.